Gisteren vond mochten wij wederom eenen trommel vol van die lekkere Kortrijksche wafelkens ontvangen, waar mede Gij jaar op jaar te Midwinter ons komt verblijden. Voor dat welkome geschenk, voor dat welkome teeken van uwe vriendelike genegenheid zegge 'k U bij dezen, mede uit name mijner huisgenooten mijnen herteliken, mijnen besten dank. Wees verzekerd dat wij dit lekkere gebak, dat hier zoo zeer in den smaak valt, maar bij de koekbakkers niet verkrijgbaar, met blijdschap in de komende feestdagen zullen gebruiken,p2den vriendeliken gever in dankbare genegenheid herdenkende.
Hier is alles in den besten welstand. Gezondheid en welvaart zijn, door Gods goedheid, voortdurend ons deel. Moge dit ook alzoo bij U en met de uwen het geval wezen.
Al is het, dat ik tegenwoordig niet zoo veel met U in briefwisseling sta, als vroeger wel gebeurd is, zoo neem ik toch steeds met groote belangstelling kennis van alles wat uit uw geleerd brein voorkomt, en door uwe begaafde penne ons wordt aangeboden. D'ontfangste van Loquela is mij steeds een groot genoegen, en de lezinge daarvan strekt mij veelal tot leeringe. En zoo heeft uw schoon gedicht van de winterkraaie en heure maninge "Spaart!"[1] mijn gemoed verblijdt en in schoonheid doen vermeien. Ik bedanke U wel - ook daarvoren.p3Ik zelve en hebbe in het afgeloopene jaar anders niet kunnen uitvoeren van taal- en letterkundigen arbeid, als onafgebroken te werken aan de groote lijst van Friesche Mans- en Vrouwen-doopnamen, maagschaps- en plaatsnamen, die ik onder handen hebbe, en verledene weke gelukkig heb ten einde gebracht. Maar nu is er vooreerst aan dat handschrift, ruim 300 groote vellen papier beslaande, nog veel te veranderen en te verbeteren en aan te vullen, aleer het gedrukt kan worden. Nog veel werk dus in de toekomst! -
Nu het mij, uit uw laatste schrijven aan mij, gebleken is, dat het Gotisch-nederlandsch woordenlijstje, dat ik U toezond,[2] U welgekomen was - nu heb ik het genoegen U nog een ander werkje, over een deel van het H. Evangelie van St-Jan in het Gotisch, aan te bieden. Het gaatp4hier nevens, onder kruisband, gelijktijdig met dezen brief verzonden. Moge 't U genoegen doen.
Ook heb ik het genoegen U, hier bij ingesloten, te zenden eene lichtprinte, voorstellende Heure Majesteit onze veelgeliefde Koninginne, in Friesche kleederdracht, gelijk zij gekleed is geweest te Leeuwarden tijdens haar verblijf in Friesland, in de maand Juni van dit jaar.[3] Dat geheele gewaad, bestaande uit een zwaar en breed gouden oorijzer, voorhoofdsnaald geheel met de kostbaarste diamanten bezet, gouden halsketting met diamanten boot, floddermuts en boezemdoek van de fraaiste kant, jak en rok van zware weerschijn-zijde, is haar, door de gezamentlike Friesinnen, uit vrijwillige bijdragen van hoog en laag, van rijk en arm, bij heure blijde inkomste te Leeuwarden ten geschenke aangeboden.p52/Te goeder lest wensche ik U nu, mede uit naam van mijnen zoon, een blijde Kerstmis en een zalig nieuwejaar. Moge 1893 weer in gezondheid door U en ons worden ten einde gebracht, en moge 't ons-allen veel goeds brengen, naar ziel en lichaam.
Gisteren en heden is het hier eindelik, na weken lang regen, mist, nevel, storm - eindelik droog en vriezend weer geworden, met gouden zonneschijn in helder-blaue lucht. Dat het morgen en overmorgen ook alzoo moge wezen! Dat verhoogt de blijdschap van ons heerlik Kerstfeest nog grooteliks.
N.S. Gij schrijft mijne t'huiswijzinge nog steeds "Wilhelminastrate". Merk op, a.u.b. dat ik verhuisd ben, en nu wone:
aan de Leidsche-Vaart, '90.