'k En kan't niet gelooven!
Ik ontvange daar zooeven eene handmare uit Brugge, die aldus begint:
"Moet ik mijnen kop tegen den wand slaan of moet ik krijschen lijk een kind ; of zult gij het doen? Ge kent onzen leeraar Mr Declerck. Enwel: iemand heeft rijmen gemaakt voor zijne toekomende wijdinge. Die rijmen zijn in 't fransch! En wilt ge weten wie ze gemaakt heeft? Raadt eens? Ge 'n zult er nooit zijn. 't Is Mijnheer Guido Gezelle. Deze laatste heeft het zelve gezeid aan Mr De Laere, die mij, dezen avond, dit nieuws heeft meegedeeld."
'k Zegge 't nog: 'k En kan 't niet gelooven; en nochtans, men bevestigt zoodanig, dat ik het moete p2gelooven, oftwel geheel die handmare is eene kluchte, om mij in 't garen te jagen.
Maar ja, wie zou zulke dingen gaan uitvinden, wegens u? Niemand in geheel Vlanderland en zou zoo iets in zijn gedacht krijgen. 't Is dus waar? Hemelsche deugd!
Fransch spreken, als 't nood doet; eene fransche leerrede houden in de O.L.V. gilde van 't vlaamsche Kortrijk - dat kan er nog door: ge kunt zeggen, en ge zeidet mij inderdaad, '''t is noodig, 'k en mag niet anders."
Maar fransche stukken opstellen voor eenen Vlaming, zonder eenige noodzakelijkheid dat gaat alle menschen te verre!
Eertijds zongt gij: "Gefranscht maar als wij moeten"! Dan waart ge in de waarheid. Maar nu!
Hadde 't in 't duitsch of in 't engelsch geweest, dan zou ik gezeid hebben: één stukske uit luim en kan geen kwaad. Integendeel: dat zal toogen dat Gezelle meer kan als p3vlaamsch alleene; dat hij meer kan als menige andere.
Maar in 't fransch, in de tale tegen dewelke wij gestadig strijden moeten; in de tale die zoovele Vlamingen veel te wel kunnen, die nog meer Vlamingen, och arme! willen wel kunnen, – dat is onvergeeflijk! Dat en is geene eere, maar schande! Schande ware 't voor mij en voor een ander; nog meerder schande is 't voor iemand lijk gij, die zoo hooge staat in de achtinge aller welmeenende Vlamingen.
Als 't u belieft, en neemt het niet kwalijk: ik spreke mijn herte rechtuit, zonder erge, maar met veel droefheid, inderdaad!
't En is hier geen sprake van ruiten breken[1] of van iets dat daarop trekt; maar wel van zeer gematigd, zeer voorzichtig, doch vastberaden en overtuigd Vlaming zijn.
Als iemand die van iedereen aanzien wordt voor goeden, oprechten en gezaghebbenden Vlaming, zulk eene fransche zonde bedrijft, dan is het eene groote verergernisse door geheel het vlaamsche Vaderland.p4Dan zegepralen de onverschilligaards en bovenal de vijanden; dan zeggen ze "'t En is niemand die 't meent, onder al die zoogezeide Vlamingen!"
En wat gedaan met de vijanden van ons geloove? Honderden keeren wierd er bevestigd en bewezen dat de vlaamschgezindheid bij dat volk niet ernstig, niet gemeend en is. Ik weet het nog, als Max Rooses, over een jaar of twee, een fransch boekske[2] gemaakt hadde, hoe de katholijke strijdbladen daarop los gingen en riepen dat de geuzen[3] geene overtuigde Vlamingen en zijn; dat het samenwerken met hen onredelijk was.
Wat moeten onze mannen nu antwoorden, als de Geuzen met een fransch stuk van Guido Gezelle voor den dag komen, een stuk dat hij gemaakt heeft zonder eenigen dwang, dat hij gemakkelijk koste weigeren met te zeggen "'k En hebbe 't nog nooit gedaan, en 'k ben te oud om 't nu nog te wagen"?p5p5Eerweerde Heer, 't en is misschien nog niet te late: Mr De Clerck en is, buiten zijne verwachtinge, den laatsten keer niet gewijd geworden[4] Hij heeft wel het stuk in handen, maar ongedrukt. 't Zijnder weinig die 't weten. Als 't u belieft, vraagt het hem weder, en zegt dat gij hem liever eene vlaamsche gedachtenisse zult maken, tegen dat het zooverre komt.
Zult ge 't doen? God gave 't!
Eerweerde Heer, bidde onschuld over mijne durvendheid: 't is mijne rechtzinnige genegentheid voor u en voor de vlaamsche, katholijke zake die mij heeft doen spreken.