Met veel genoegen wil ik U een antwoord zenden op uwe vrage aangaande de Grillotalpa[1] Het spijt mij maar dat dit antwoord U zoo weinig "zoden aan den dijk" brengt.
De Grillotalpa en is mij anders niet bekend als uit de boeken. Ik en hebbe dat kerfdier[2] nooit gezien bij levenden lijve. D'oorzake hier van is heure zeldzaamheid in ons land. Zij komt slechts in enkele gouwen voor, en daar dan nog maar weinig. Zoo komt het dat zij bij ons volk vast geheel onbekend is, en dan ook met geenen volkseigenen naam genoemd wordt. Ik en hebbe nooit eenen anderen naam voor haar in 't spreken gehoord of in 't schrijven gezien als: "veenmol."
Dit is alles wat ik van dit dierkenp2wete, en ik had U dit wel terstond in antwoorde kunnen zenden. Maar het scheen mij te weinig, te onvoldoende. Dies heb ik mij met uwe vrage gewend tot eenen der leeraren aan de Rijks Landbouwschole te Wageningen, waar mijn zoon in den tijd eenen leergang heeft volbracht, tot den Heer Ritzema Bos, eenen onzer voornaamste Entomologen. Zie hier bij ingesloten het antwoord dat hij mij heeft toegezonden. Dit antwoord en maakt ons ook al niet veel wijzer.
Nu ik door uwe mededeelinge wete dat de Grillotalpa in West-Vlaanderen Vagemol en Veemol heet, nu zie ik in, dat onze Noord-Nederlandsche boekenaam "veenmol" oorspronkelik Veemol moet geweest zijn, waar men eene n heeft ingeschoven, om eenen (gezochten) zin in het woord te leggen, alsof de Grillotalpa een mol ware die in het veen woonde - wat zij juist nietp3en doet. Dat "vee" (= "vage") van veemol en heeft dus met vee = pecus, nochte ook met veen niets te maken. Maar hoe dit vee of vage hier te passe komt, hoop ik uit uw opstelleken[3] dat Gij van de Grillot schrijft, te lezen. Een "mol" heet het dierke, omdat zijn voorste paar pooten als die van eene mol gevormd zijn, geschikt om te graven, als twee uitwaarts staande handen. - Kan vee, vage hier samen hangen met, of het zelfde zijn als de eerste lettergrepen van het woord vagevuur, Friesch "faeyefiûr" (faajefjoer gesproken), Hoog-Duitsch fegefeuer? -
Ten vriendeliksten dank ik U voor uwe aanhaling uit "Mirakelen ende Weldaden" van 1660, rakende het oorijzer in de Zuidelike Gewesten.[4] Dit is mij zeer belangrijk, en zal mij wel eens te passe komen.[5] Mij dunkt, daar zullen er in Vlaanderen en Brabant nog wel afbeeldingen , schilderijen, aanwezig zijn van Vlaamsche en Brabantschep4vrouwen, uit den ouden tijd, die met het oorijzer gekapt zijn. Vindt Gij ons Koninginneken niet overschoone, met heur oorijzer? Ik en kan mij niets schooners, van vrouwen-hoofdtooi, voorstellen. O! die blijde begeestering van het Friesche volk, toen de kleine Koninginne (God zegene haar!), zich te Leeuwarden den volke vertoonde, met het oorijzer gekapt![6] Het is niet te beschrijven. Een lange juichkreet vervulde de lucht, en velen harden Frieschen mannen liepen de tranen over de wangen.[7]
Ja - nog iets. Wij hebben hier een zwaar verlies geleden door het plotseling overlijden van den als letterkundige, als strijdveerdig dagbladschrijver, als roerig man op menigerlei gebied, als volijverig pastoor van Bovenkerk aan den Amstel bekenden Pastoor Brouwers. Hij ruste in vrede!
Het spijt mij dat mijn antwoord een paar dagen op zich heeft laten wachten; ik was uit de stad.
De veenmol komt voor op Walcheren en Zuid Beveland, - in verschillende gedeelten van N. Brabant (o.a. in de Westelijke helft), - in onderscheiden deelen van Zuid-Holland, vooral in de omgeving van Gouda, - in de Zoogen. Venendaalsche Meenth (hoewel dáár niet in grooten getale), - bij Apeldoorn, - bij Doetinchem en Denekamp, waarschijnlijk in een groot deel van den Gelderschen en den Overijselschen Achterhoek, - in het Westerkwartier van Groningen en in het Oosten van Friesland. Deze plaatsen van voorkomen zijn mij bekend; maar misschien komt de Veenmol nog in anderep6streken voor.
Andere benamingen dan die van Veenmol zijn mij niet bekend.