<Resultaat 1502 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en beste Vriend!

Met veel genoegen wil ik U een antwoord zenden op uwe vrage aangaande de Grillotalpa[1] Het spijt mij maar dat dit antwoord U zoo weinig "zoden aan den dijk" brengt.

De Grillotalpa en is mij anders niet bekend als uit de boeken. Ik en hebbe dat kerfdier[2] nooit gezien bij levenden lijve. D'oorzake hier van is heure zeldzaamheid in ons land. Zij komt slechts in enkele gouwen voor, en daar dan nog maar weinig. Zoo komt het dat zij bij ons volk vast geheel onbekend is, en dan ook met geenen volkseigenen naam genoemd wordt. Ik en hebbe nooit eenen anderen naam voor haar in 't spreken gehoord of in 't schrijven gezien als: "veenmol."

Dit is alles wat ik van dit dierkenp2wete, en ik had U dit wel terstond in antwoorde kunnen zenden. Maar het scheen mij te weinig, te onvoldoende. Dies heb ik mij met uwe vrage gewend tot eenen der leeraren aan de Rijks Landbouwschole te Wageningen, waar mijn zoon in den tijd eenen leergang heeft volbracht, tot den Heer Ritzema Bos, eenen onzer voornaamste Entomologen. Zie hier bij ingesloten het antwoord dat hij mij heeft toegezonden. Dit antwoord en maakt ons ook al niet veel wijzer.

Nu ik door uwe mededeelinge wete dat de Grillotalpa in West-Vlaanderen Vagemol en Veemol heet, nu zie ik in, dat onze Noord-Nederlandsche boekenaam "veenmol" oorspronkelik Veemol moet geweest zijn, waar men eene n heeft ingeschoven, om eenen (gezochten) zin in het woord te leggen, alsof de Grillotalpa een mol ware die in het veen woonde - wat zij juist nietp3en doet. Dat "vee" (= "vage") van veemol en heeft dus met vee = pecus, nochte ook met veen niets te maken. Maar hoe dit vee of vage hier te passe komt, hoop ik uit uw opstelleken[3] dat Gij van de Grillot schrijft, te lezen. Een "mol" heet het dierke, omdat zijn voorste paar pooten als die van eene mol gevormd zijn, geschikt om te graven, als twee uitwaarts staande handen. - Kan vee, vage hier samen hangen met, of het zelfde zijn als de eerste lettergrepen van het woord vagevuur, Friesch "faeyefiûr" (faajefjoer gesproken), Hoog-Duitsch fegefeuer? -

Ten vriendeliksten dank ik U voor uwe aanhaling uit "Mirakelen ende Weldaden" van 1660, rakende het oorijzer in de Zuidelike Gewesten.[4] Dit is mij zeer belangrijk, en zal mij wel eens te passe komen.[5] Mij dunkt, daar zullen er in Vlaanderen en Brabant nog wel afbeeldingen , schilderijen, aanwezig zijn van Vlaamsche en Brabantschep4vrouwen, uit den ouden tijd, die met het oorijzer gekapt zijn. Vindt Gij ons Koninginneken niet overschoone, met heur oorijzer? Ik en kan mij niets schooners, van vrouwen-hoofdtooi, voorstellen. O! die blijde begeestering van het Friesche volk, toen de kleine Koninginne (God zegene haar!), zich te Leeuwarden den volke vertoonde, met het oorijzer gekapt![6] Het is niet te beschrijven. Een lange juichkreet vervulde de lucht, en velen harden Frieschen mannen liepen de tranen over de wangen.[7]

Nu groet ik U ten vriendelijksten en bidde U Gods besten zegen toe.

Ja - nog iets. Wij hebben hier een zwaar verlies geleden door het plotseling overlijden van den als letterkundige, als strijdveerdig dagbladschrijver, als roerig man op menigerlei gebied, als volijverig pastoor van Bovenkerk aan den Amstel bekenden Pastoor Brouwers. Hij ruste in vrede!

Nog een trouwe handdruk
Van Uwen Vriend
Johan Winkler.
p5
NEDERLANDSCHEPHYTOPATHOLOGISCHEVEREENIGING.
Amice![8]

Het spijt mij dat mijn antwoord een paar dagen op zich heeft laten wachten; ik was uit de stad.

De veenmol komt voor op Walcheren en Zuid Beveland, - in verschillende gedeelten van N. Brabant (o.a. in de Westelijke helft), - in onderscheiden deelen van Zuid-Holland, vooral in de omgeving van Gouda, - in de Zoogen. Venendaalsche Meenth (hoewel dáár niet in grooten getale), - bij Apeldoorn, - bij Doetinchem en Denekamp, waarschijnlijk in een groot deel van den Gelderschen en den Overijselschen Achterhoek, - in het Westerkwartier van Groningen en in het Oosten van Friesland. Deze plaatsen van voorkomen zijn mij bekend; maar misschien komt de Veenmol nog in anderep6streken voor.

Andere benamingen dan die van Veenmol zijn mij niet bekend.

Met vriendschappelijke groeten
totus tuus[9]
JRitzemaBos

Noten

[1] Aardkrekel of molkrekel, insect uit de familie veenmollen. Zie: Zantekoorn. In: Loquela: 4 (Bamesse 1884) 6, p.45: ”VAGELAND, het. = het kramersche veenmol, bij ons veemol, (wetenschappelijk Gryllus gryllotalpa), beteekent een en 't zelfste als het veurnambachtsche vagemol . Dus vage = veen, vageland = veenland, vagemol, veenmol, veemol. ” en Zantekoorn. In: Loquela: 5 (Alderheiligen 1885) 7, p.56: ”VEEMOL, den. = Veenmol, vagemol, gryllo-talpa.”
[2] Insect.
[3] Gezelle schreef over de vagemol in Loquela. Zie: Zantekoorn. In: Loquela: 5 (Lentemaand 1896) 11, p.87: “VAGEMOL, den. = Cossus ligniperda Fab. vel Latr. Z. Le Bon Jardinier, 1889, I. blz. 354, daar Cossus vagemol van hoofde te voete beschreven staat. — “De vage-mol oekert geerne in 't bul van de olms, maar bezonderlijk van den schaljaard.” Geh. West-Vleteren. De veemol (De Bo) is een ander dier, ofschoon vagemol en veemol, in den grond, twee gedaanten schijnen van een en 't zelfste woord.”
[4] Op p.32 staat een beschrijving van een vrouw die haar toevlucht neemt tot Franciscus Xaverius: ” een yser ghelyck de vrouvven op haar hooft draghen “. Zie Dries Gevaert, De Briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler, deel 3, p.525 (Licentiaatsverhandeling RU Gent, 1984).
[5] Johan Winkler schreef eerder al over de Friese klederdracht in 1883: ’Eenige bijzonderheden aangaande de kleederdracht der Friesinnen’ en in 1887: ’Eenige byzonderheden over de hoofdbeugels of ooryzers der Oud-vlaamsche vrouen’.
[6] Bij zijn brief van 21/12/1892 stuurde Winkler hiervan een foto op naar Gezelle. De foto is nu nog bewaard in het Guido Gezellearchief. (nr. 9267 F).
[7] Koningin Welhelmina in Friese klederdracht met oorijzer. Na het overlijden van Koning Willem III nam koningin regentes Emma haar dochter Koningin Wilhelmina mee op rondreis door alle provincies van Nederland zodat het volk kon kennis maken met de jonge koningin. Op 20 juni 1892 arriveerden ze per trein in het station van Sneek in Friesland. Ze maakten een rondrit in de versierde stad en een tocht met de stoomboot over het Sneekermeer. Tijdens het bezoek kreeg Wilhelmina een Fries kostuum aangeboden door achtduizend Friese meisjes en vrouwen. Tot vreugde van de Friese bevolking verscheen ze in de kledij op een paardenrace.
[8] De brief van Jan Ritzema Bos aan Johan Winkler van 08/03/1893 is een bijlage bij de brief van Johan Winkler aan Guido Gezelle van 09/03/1893.
[9] Vertaling (Latijn): Geheel de uwe.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamBrouwers, Joannes Wilhelmus
Datums° Margraten, 01/01/1831 - ✝ Maastricht, 03/03/1893
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; schrijver; letterkundige; redenaar; redacteur
VerblijfplaatsNederland
BioJoannes Wilhelmus (Jan Willem) Brouwers, geboren te Margraten, nabij Maastricht in Zuid-Limburg op 1 januari 1831, was een Nederlands rooms-katholiek priester en schrijver. Hij studeerde voor priester aan de seminaries van Rolduc en Roermond. Daarna was hij van 1854 tot 1863 leraar aan het seminarie van Rolduc, rector van het Sint-Bernardusgesticht te Amsterdam, en hoofdredacteur van het dagblad "De Tijd" (1863-1872). In dit dagblad verscheen in 1859 een gunstige bespreking van Gezelles "Vlaemsche Dichtoefeningen" van zijn hand op vraag van J.A. Alberdingk Thijm. In 1862 droeg Gezelle het gedicht "Pro Christo Legatione Fungimur" op aan Brouwers n.a.v. zijn redevoering op het kunstcongres te Antwerpen op 19 augustus 1861. Gezelle en Brouwers ontmoeten elkaar via Weale in Brugge na het Antwerps Congres. Brouwers was pastoor in Bovenkerk (gemeente Nieuwer-Amstel) bij Amstelveen vanaf 1 januari 1872 tot zijn dood in 1893. Onder meer als opdrachtgever van de bouw van de Sint-Urbanuskerk (1875-1888) door de architect Pierre Cuypers speelde Brouwers een rol bij het doorbreken van de neogotische bouwstijl in het westen en noorden van Nederland. In 1876 stichtte hij het weekblad "De Amstelbode", en in 1881 het halfmaandelijkse tijdschrift "De wetenschappelijke Nederlander". Hij is bekend als letterkundige, geschiedschrijver, journalist en vooral als redenaar. Hij gaf o.m. een aantal redevoeringen over Vondel en Milton. Hij overleed te Maastricht op 3 maart 1893 en werd begraven op het kerkhof bij "zijn" Urbanuskerk. Zijn grafmonument is sinds 2002 beschermd als rijksmonument. De schrijver Jeroen Brouwers is een verre nazaat van Jan Willem Brouwers.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamKoningin Wilhelmina der Nederlanden
Datums° Den Haag, 31/08/1880 - ✝ Apeldoorn, 28/11/1962
GeslachtVrouwelijk
Beroepkoningin
VerblijfplaatsNederland
BioWilhelmina Helena Pauline Maria werd geboren op 31 augustus 1880 op Paleis Noordeinde in Den Haag als enig kind van koning Wilhelm III en diens tweede vrouw Emma van Waldeck-Pyrmont. Toen haar vader in 1890 op haar tiende overleed, werd haar moeder officieel koningin en trad ze tot aan de achttiende verjaardag van Wilhelmina op als regentes. Deze laatste huwde in 1893 met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. Na vier miskramen werd in 1909 hun dochter Juliana geboren. In 1934 overleed haar echtgenoot van wie ze reeds vele jaren gescheiden leefde. In 1948 gaf Wilhelmina, na vijftig jaar regeren, de troon over aan haar dochter Juliana.
Links[wikipedia]
NaamRitzema Bos, Jan
Datums° Groningen, 27/07/1850 - ✝ Wageningen, 07/04/1928
GeslachtMannelijk
Beroepbotanicus; zoöloog; hoogleraar
VerblijfplaatsNederland
BioJan Ritzema Bos studeerde zoölogie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde er in 1874. Hij richtte in 1891, samen met Hugo de Vries, de Nederlandsche Phytopathologische Vereeniging op. In 1895 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de fytopathologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werd de grondlegger van de plantenziektekunde. In april 1906 beëindigde Ritzema zijn dienstverband in Amsterdam en werd hij geïnaugureerd als hoogleraar in Wageningen, waar hij directeur werd van het Instituut voor Phytopathologie.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamHaarlem
NaamLeeuwarden
NaamWalcheren
NaamGroningen
NaamBovenkerk
NaamOverijssel
NaamWageningen
NaamApeldoorn
NaamZuid-Beveland
NaamGouda
NaamVeenendaal
NaamDoetinchem
NaamDenekamp

Naam - instituut/vereniging

NaamRijkslandbouwschool Wageningen
BeschrijvingDe Rijkslandbouwschool Wageningen is ontstaan in 1876 door bijeenvoeging van de gemeentelijke HBS en de gemeentelijke landbouwschool. Ze werd in 1904 omgevormd tot Rijks Hoogere Land- en Boschbouwschool, in 1918 verheven tot academische instelling (Landbouwhogeschool) en in 1986 tot universiteit. Sinds 2016 stelt ze zich voor als Engelstalige onderzoeksinstelling: ‘Wageningen University & Research’.
Datering1876-heden
NaamNederlandsche Phytopathologische Vereeniging
BeschrijvingDe Nederlandsche Phytopathologische Vereeniging, opgericht in 1891 door Hugo de Vries en Jan Ritzema Bos, houdt zich bezig met plantenziektekunde (huidige benaming: Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging (KNPV)). De vereniging richt zich op iedereen die zich bezighoudt met gewasbescherming, onder meer op het gebied van voorlichting, onderwijs, industrie, handel en onderzoek. Ze organiseert gewasbeschermingsdagen en heeft een verenigingsblad Gewasbescherming. De KNPV telt een aantal werkgroepen en commissies. Sinds 1999 wordt om de twee tot drie jaar een KNPV-prijs uitgereikt aan een persoon of instantie die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor de plantenziektekunde.
Datering1891-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelMirakelen ende wel-daeden verkreghen door het aenroepen van den H. Franciscus Xaverius aen sijne HH. ghe-approbeerde reliquien rustende inde kercke vande societeyt Iesu tot Mechelen
Datum1660
PlaatsGhendt
UitgeverGraet

Titel09/03/1893, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum09/03/1893
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieBriefversie van datering: den 9den dag in de Lentemaand van 1893 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.375-376
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel en enkel vel, 213x137
wit; bijlage: rechthoekig geruit
papiersoort: 6 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden enkel vel in dubbel vel gekleefd
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6588
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12867
Inhoud
IncipitMet veel genoegen wil ik U
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.