Verledene weke had ik het genoegen U eene "Proeve van bewerking" toe te zenden, van het Friesche Woordenboek en de Friesche Naamlijst. 'T is allereerst naar aanleidinge daarvan, maar weinig minder om reden dat ik U geerne enkele vriendelijke woorden doe toekomen - dat ik U dezen brief schrijve.
Zoo is het dan nu eindelijk zoo verre, dat er een werkelijk begin gemaakt is met de uitgave van dat lang verbeide Woordenboek en Naamlijst. Dat heeft, vooral wat het eigentlijke Woordenboek aangaat, jaren arbeids en verzamelens gekost, en werd door allerlei tegenspoed opgehouden, gelijk Gij in het voorloopige Voorbericht[1] hebt kunnen lezen.p2Maar ook de samenstellinge van de Naamlijst heeft gedurende ruim anderhalf jaar schier al mijn kennen en mijn kunnen, bijna al mijnen vrijen tijd in beslag genomen, zoodat ik op taal- en letterkundig gebied niets anders heb kunnen uitvoeren. Nu is dat, Goddank, achter baks,[2] en zal ik weer, naar mijne begeerte, nu en dan iets voor verschillende tijdschriften, kunnen leveren, onder anderen voor Biekorf en Belfort.
Zoo veel ik kan en gevoegelijk mag, zal ik ook Vlaamsche namen, vooral plaatsnamen, in mijne lijst opnemen waneer dezen met de Friesche eenen zelfden oorsprong hebben, van eenen zelfden mansname zijn afgeleid. Jammer, dat de Vlamingen, in deze richting, mij nog zoo weinig hebben voór gearbeid. Als ik den Duitscher Förstemann niet en hadde, 'k en zou van Vlaamsche plaatsnamen, in hunne middeleeuwsche vormen,p3vast gaar niets weten. Indien ik, in deze zake (als wij aan 't afdrukken der Naamlijst zullen zijn), eens uwe hulp en voorlichting noodig hebbe, dan mag ik wel eens bij U aankloppen, niet waar? -
En nu, hoe gaat het U, in de warmte en de droogte? Ik blijve er gezond bij, maar had het toch geerne anders. Het is nu dezer dagen twee jaren geleden, dat ik laatstmaal te Kortrijk bij U was,[3] als ik uit Artesiën en Picardiën terug kwam. Herinnert Ge U - wij hebben toen nog zulken schoonen dag doorgebracht bij onzen goeden Vriend te St-Denijs? Ik denke nog dikwijls met groot genoegen daaraan.
Verledene weke heb ik een klein reiske gedaan naar het eiland Over-Flakkee. Op dat afgelegen eiland, waar men nog van geen spoor en weet, is nog zoo veel uit vorige eeuwen, in taal en zeden en kleedinge overgebleven.p4En ik heb dat zelve eens willen zien en hooren. Recht voldaan ben ik weer t'huis gekomen. En verder zullen zich mijne reizen dit jaar wel niet uitstrekken. Ik en heb daarin niet meer zoo veel genoegen als vroeger. Maar mijn zoon Andries heeft het voornemen in den aanstaanden herfst Italie te bezoeken, namelijk het Noordelijk gedeelte, de Meren, Venetiën, Genua, Milaan. Of hij tot Florentiën en Rome doorreizen zal, is nog onzeker. -
Verder is hier alles in den besten welstand. Andries laat U vriendelijk groeten: