Hertelijken dank breng ik U voor uwen aangenamen brief, en voor de bereidwilligheid, waarmede Gij aan mijn verzoek wilt voldoen, en mijn kleen opstelleken[1] den bestierderen van Biekorf doen toekomen.
Zoo men mij eene printkladde van dat opstelleken toezendt ter verbeteringe wil ik geerne "Vlaanderen" en "Vlaamsch" in "Vlanderen" en "Vlamsch" veranderen. Ik en vinde daarin geen bezwaar.
Gisteren hebbe ik ook een opstel, maar van aanmerkelik grooteren omvang, ter plaatsinge toegezonden aan den Heere Siffer te Gent, voor Belfort. Het handelt over Germaansche (Vlamsche) plaatsnamen in Frankrijk (Artesie).[2]p2Biekorf, No 21, heden ochtend bij mij ontvangen, kondigt mij de verschijninge aan van een nieuw werk Lodewijk de Backers, over de Vlamsche tale in Frankrijk, oud ende nieuw.[3] Met gemengde gevoelens begroet ik dezen arbeid. Wel! ik verheuge mij daarin, natuurlijk! alles wat ons de aloude belangrijkheid en de verre verspreiding onzer taal doet kennen, wekt in hooge mate mijne belangstellinge, en heeft mijne volle instemminge. Maar - Gij moet weten dat ik bezig ben met het schrijven van een groot opstel, tamelijk wel over het zelfde onderwerp, waarvoor ik de bouwstoffen sedert jaren bij elkanderen heb gezameld, naar aanleiding van mijne reize in Artesien, ter opspeuringe van het oude en nog heden bestaande Vlaamsch in die gouw[4] Dat schrijven en vlot mij niet te best; ik en heb niet onafgebroken daaraan kunnen voortwerken, van wege de bemoeiingen die mijn Friesch Onomasticon mij veroorzaakt. Nu vrees ik dat de Heer de Backer in nietp3geringe mate onder mijne duiven geschoten heeft. Of ik mijn aangevangen werk nu nog zal afmaken en ten einde brengen - daarover ben ik nog in twijfel. Eerst zal ik het werk van de Backer moeten zien. Ik had dat opstel anders bestemd voor "De Tijdspiegel" en het zoude mijne vorige opstellen in dat tijdschrift over West- en over Fransch-Vlaanderen aanvullen.[5]
Ik dank U wel voor de printe, die Gij mij hebt doen toekomen, en waarop een Parijzenaar getracht heeft eene "Hollandaise" (moet zijn "Frisonne") af te beelden. Die man en is daarin niet wel gelukt. Hij en heeft zekerlijk nooit eene vrouw, met het oorijzer gekapt, gezien. Wat hij afbeeldt, gelijkt zoo veel aan eene Friesin, als eene Parijsche hoer gelijkt aan eene eerbare vrouwe. Maar merkweerdig is het, dat zelfs Fransche kappers hedendaags bericht worden dat er oorijzers bestaan, en door Friesinnen gedregen worden.p4Ten slotte kom ik tot het beantwoorden uwer vrage naar namen en woorden met "zonder" samengesteld. En ik zoude U deze vraag reeds terstond hebben beantwoord, na de ontvangst van uwen brief, ware 't niet dat ik door drukke bezigheden en ook door allerleie afleidinge belet ben geweest.
Het verwondert mij in uw schrijven te lezen dat Gij in mijnen Geslachtsnamenboek maar éénen "zonder"naam gevonden hebt. Daar staan er toch drij in; te weten de geslachtsnamen Zondervan (Sondervan), Zonderkop en Zonderland. Ik kan U nog daar bij voegen: Zondergeld en Sonderhave, beiden als maagschapsnamen hier in Noord-Nederland voorkomende.
Verder de plaatsnamen: Zonderwijk, een gehucht bij den dorpe Veldhoven in Noord-Brabant, en Zonderland (ook Sonderland en Sunderland geschreven), eene sate bij den dorpe Lutke-Wierum in Friesland. Deze twee plaatsnamen zouden oorspronkelijk ook "Zuiderland en Zuiderwijk" kunnen beteekenen, en ik acht dit wel waarschijnlijk.p52/Verder is hier nog eene soort van peer bekend, die men "zonderzieltjes" noemt, omdat er geene of bijna geene klokhuizen, en althans geene pitjes in de klokhuizen, in voorkomen. Anders en heb ik het klokhuis in appel of peer nooit het zieltje hooren noemen.[6]