Mijne hertelijkste deelneming in het smertelijk verlies dat gij komt te onderstaan, benevens den wensch van een goed en zalig nieuwjaar en nog veel navolgende!
“Vader overleden”[1] is wonderschoone en uiterst droevig – daar schuilt evenwel veel troost onder die kernachtige levensbeschrijvinge. Ik heb uwe schoonzuster en hare kinderen[2] gaan bezoeken, en zij zijn allen zeer bedroefd en zeer gelaten.
De eerste communicant waarvooren gij mij overjaar beloofd hebt een stukje verzen[3] te maken heet Jules-(Karel-Maria) Vandeputte, zoon van mijnen broeder Emile en Louisa Florin, geboren den 14sten Mei 1887; ik ben zijn peter en heb hem gedoopt. Hij gaat zijne eerste communie doen, als ‘t God belieft, den 21sten Maarte (den dysendag vóór de goe weke) 1899. Hij is dus geboren in de Mariamaand, en gaat zijne eerste communie doen in St Josephsmaand, op Sint Benedictus-dag. Hij woont, gelijk gij weet, te Kortrijk, op St Eloi, en ‘t is daar dat hij Ons Heere voor den eersten keer gaat ontvangen. Hij is oprecht godvruchtig, gehoorzaam, gedienstig, werkzaam, rap en snel, wijs en verstandig, en komt regelmatig met het eerekruis af. Den dag zijner eerste communie gaat hij voorzeker bijzonderp2schoone gekleed zijn – maar ik heb hem gezeid dat hij moet vooral zorgen om schoone en zuiver te zijn en te blinken van binnen, daar al de schoonigheid en de glans van de dochter des konings van binnen is – en hij maakt daar zijn werk van - ‘t Zal lijk nen engel zijn –
Ik heb hier reeds de gedachtenissen[4] te wege, komende van Steend. van de Vyvere Petit – Zij verbeelden den H. Apostel Joannes die de H. Communie geeft aan O.L.V, en daar boven drie engelen. Daaronder staat er:
De Blauwvoet begint alzoo:
Nu een lied van vlaamsche zonen! Nu een dreunend kerelslied! dat in wilde noordertonen uit het diepste ons herten schiet. | |
refrein | Ei het lied der vlaamsche zonen met zijn wilde noordertonen met het oude vlaamsch hoezee! Vliegt de blauwvoet, storm op zee![6] |
(‘t ware stijf wel dat er ook een refrein bij ware.)
Ik ben van gedacht van uw gedicht te Brugge te doen drukken.
Ik sta al effen, in Biekorf, met de woordenlijste[7] uit de Goddelijke Beschouwingen: ‘t is een rijke voorraad!
Overjaar hebben wij gesproken[8] van ‘t vertalen van mijnen uitleg van de zondag-Evangelien,[9] verschijnende in de Collationes Brug. – ‘t En moeten er nu maar tiene meer uitkomen, eene in iedere afleveringe van dit jaar - dan zullen er 52 zijn, ‘t gene rond de 312 blad-p3zijden (in de Collationes) zal beslaan. Maar ik vreeze dat de Goddelijke beschouwingen u weinig tijd zullen overlaten om op de vertalinge van mijn werk te peizen. Wat peist gij daarvan? Mij dunkt dat het een nuttig werk zou zijn voor de pastors die geenen uitgedunden waterdamp en willen aanbieden.