Nog juist bijtijds kreeg ik heden Uw brief[1] een uurtje later, en dit schrijven kruiste het Uwe. – In de eerste plaats wensch ik U mijn innigen dank te betuigen, omdat Ge voor mij gestemd hebt. Mijn eerw. Vriend Kan. Daems had het mij reeds in vertrouwen medegedeeld. Het is inderdaad zonderling dat Gij beiden slechts op mij gestemd hebt: stellige beloften waren mij gedaan door verschillende anderen leden. Maar enfin, het zal voor den volgende keer zijn. – In de tweede plaats: voor de aandacht aan mijne recepten geschonken. Voor dergelijke aan- en opmerkingen houd ik mij ten zeerste aanbevolen. Al zal U me telkens wel een en ander schrijven, dat ik ook wel heb opgeteekend, toch zal er wel altijd een of ander bruikbaar wezen, zooals thans reeds het geval is. De boekjes[2] welke U me ten gebruike aanbied, zijn mij bekend, en het is meer dan waarschijnlijk dat ik later van Uw vriendelijk aanbod zal gebruik maken. – Eindelijk: voor het prachtige geschenk, dat ik wel dra van U zal ontvangen. Ik zal mij dadelijk aan het werk zetten, om Uw naam in ons Taalmuseum te kunnen doen prijken.
– Mij bij voortduring in Uwe welwillende vriendschap aanbevelend, bied ik U nogmaals de verzekering mijner erkentelijkheid aan, omdat Ge me niet met woorden, maar met daden paait. Als ik U ooit van dienst kan zijn, het zal mij een genot wezen.