<Resultaat 1749 van 2308

>

p1
Eerwaarde Heer,

Eerlang zal in de Kon. Vlaamsche Academie sprake zijn van het benoemen van een werkend lid in vervanging van den betreurden heer Mathot.

Daarom ben ik zoo vrij U te herinneren, dat mijne krachten met de jaren niet meer klimmen zullen, en U te verzoeken aan mij te willen denken, wanneer tot de keuze zal worden overgegaan.

Intusschen, Eerwaarde Heer, bied ik U mijnen hartelijken groet.
D. Claes

Register

Correspondenten

NaamClaes, Désiré; Desideer, Diederik; Jan Klaes; E. Caerdistels
Datums° Neerlinter, 26/12/1836 - ✝ Namur, 07/03/1910
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; taalkundige; schrijver
BioDésiré Claes was de jongste zoon in het landbouwersgezin van Joannes Claes en Anne Marie Vanderlinden. Na zijn opleiding aan de Lagere Normaalschool in Lier werkte hij als leraar Nederlands in het Stadscollege van Tienen (1869) en in het Koninklijk Atheneum in Hasselt (1870-1880). In 1864 huwde hij Anna Brouwers uit Stokkem. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren. Claes publiceerde geregeld handleidingen en schoolboeken om de taalzuiverheid bij zijn leerlingen te promoten en bereidde zijn leerlingen voor om deel te nemen aan taalcompetities. Daarnaast was hij actief in het verenigingsleven. Zo ondernam hij initiatieven ten voordele van de bekroonde toneelgroepen De Ware Vrienden en de Koninklijke Maatschappij Sint-Cecilia, en richtte hij in 1875 de plaatselijke Davidsfondsafdeling op. Toen de liberalen in 1880 terug in de regering kwamen, werd hij omwille van zijn Vlaamsgezindheid overgeplaatst naar het Koninklijk Atheneum van Namen, waar hij zich bleef inzetten om zijn Waalse studenten de Vlaamse taal bij te brengen. Mede door de steun van Guido Gezelle werd Claes toegelaten tot de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, in 1888 als lid en vanaf 1895 als werkend lid. Binnen dit gezelschap publiceerde hij tal van bijdragen en trad hij op als lid van verschillende commissies. Daarnaast schreef hij gedichten, toneelwerken, vertalingen en verslagen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://www.hasel.be/claes-d%C3%A9sir%C3%A9-1836-1910
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamClaes, Désiré; Desideer, Diederik; Jan Klaes; E. Caerdistels
Datums° Neerlinter, 26/12/1836 - ✝ Namur, 07/03/1910
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; taalkundige; schrijver
BioDésiré Claes was de jongste zoon in het landbouwersgezin van Joannes Claes en Anne Marie Vanderlinden. Na zijn opleiding aan de Lagere Normaalschool in Lier werkte hij als leraar Nederlands in het Stadscollege van Tienen (1869) en in het Koninklijk Atheneum in Hasselt (1870-1880). In 1864 huwde hij Anna Brouwers uit Stokkem. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren. Claes publiceerde geregeld handleidingen en schoolboeken om de taalzuiverheid bij zijn leerlingen te promoten en bereidde zijn leerlingen voor om deel te nemen aan taalcompetities. Daarnaast was hij actief in het verenigingsleven. Zo ondernam hij initiatieven ten voordele van de bekroonde toneelgroepen De Ware Vrienden en de Koninklijke Maatschappij Sint-Cecilia, en richtte hij in 1875 de plaatselijke Davidsfondsafdeling op. Toen de liberalen in 1880 terug in de regering kwamen, werd hij omwille van zijn Vlaamsgezindheid overgeplaatst naar het Koninklijk Atheneum van Namen, waar hij zich bleef inzetten om zijn Waalse studenten de Vlaamse taal bij te brengen. Mede door de steun van Guido Gezelle werd Claes toegelaten tot de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, in 1888 als lid en vanaf 1895 als werkend lid. Binnen dit gezelschap publiceerde hij tal van bijdragen en trad hij op als lid van verschillende commissies. Daarnaast schreef hij gedichten, toneelwerken, vertalingen en verslagen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://www.hasel.be/claes-d%C3%A9sir%C3%A9-1836-1910

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamNamen

Naam - persoon

NaamClaes, Désiré; Desideer, Diederik; Jan Klaes; E. Caerdistels
Datums° Neerlinter, 26/12/1836 - ✝ Namur, 07/03/1910
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; taalkundige; schrijver
BioDésiré Claes was de jongste zoon in het landbouwersgezin van Joannes Claes en Anne Marie Vanderlinden. Na zijn opleiding aan de Lagere Normaalschool in Lier werkte hij als leraar Nederlands in het Stadscollege van Tienen (1869) en in het Koninklijk Atheneum in Hasselt (1870-1880). In 1864 huwde hij Anna Brouwers uit Stokkem. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren. Claes publiceerde geregeld handleidingen en schoolboeken om de taalzuiverheid bij zijn leerlingen te promoten en bereidde zijn leerlingen voor om deel te nemen aan taalcompetities. Daarnaast was hij actief in het verenigingsleven. Zo ondernam hij initiatieven ten voordele van de bekroonde toneelgroepen De Ware Vrienden en de Koninklijke Maatschappij Sint-Cecilia, en richtte hij in 1875 de plaatselijke Davidsfondsafdeling op. Toen de liberalen in 1880 terug in de regering kwamen, werd hij omwille van zijn Vlaamsgezindheid overgeplaatst naar het Koninklijk Atheneum van Namen, waar hij zich bleef inzetten om zijn Waalse studenten de Vlaamse taal bij te brengen. Mede door de steun van Guido Gezelle werd Claes toegelaten tot de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, in 1888 als lid en vanaf 1895 als werkend lid. Binnen dit gezelschap publiceerde hij tal van bijdragen en trad hij op als lid van verschillende commissies. Daarnaast schreef hij gedichten, toneelwerken, vertalingen en verslagen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://www.hasel.be/claes-d%C3%A9sir%C3%A9-1836-1910
NaamMathot, Lodewijk Jan; L. Van Ruckelingen, Lodewijk Van Loenhout en Steven Lambrechts
Datums° Antwerpen, 26/08/1830 - ✝ Antwerpen, 5/07/1895
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; industrieel; politicus
BioLodewijk Jan Mathot nam na zijn middelbare schoolstudies het strohoedenbedrijf van zijn vader over. De jonge Mathot hield zich bezig met de studie en vertaling van antieke auteurs, maar na zijn toetreding tot de letterkundige kring De Goudbloem begon hij ook eigen literair werk te creëren. Hij schreef novelles en drama en legde zich daarnaast vooral toe op historisch onderzoek. Voor zijn "Geschiedenis der Oostenrijksche Nederlanden" ontving hij in 1864 de vijfjaarlijkse prijs voor geschiedenis. Mathot was een overtuigd katholiek en zette zich volop in voor de Vlaamse kwestie. Hij was actief lid van Vlaamse culturele en literaire verenigingen, waaronder het Davidsfonds, de Vlaamse Beweging en de Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij richtte het tijdschrift "Nederduitsch overzigt" op, werkte mee aan het tijdschrift "De Vlaemsche School" en zetelde in de redactie van "Het Belfort". Van 1863 tot 1872 zetelde hij in de Antwerpse gemeenteraad als vertegenwoordiger van de Vlaamse beweging. Mathot was geen voorstander van een vereniging van Vlaanderen en Nederland maar streed wel voor de opbouw van een algemene Nederlandse literatuur en voor de vernederlandsing van het Vlaamse openbaar leven. In die zin steunde hij op het eind van zijn leven de christen-democratie, aangezien het hervormde stemrecht het volk naar voren schoof en de invloed van de verfranste burgerij terugdrong.
Links[dbnl]
Relatie tot GezelleKoninklijke Vlaamse Academie
Bronnen https://www.kantl.be/over-kantl/alle-leden/mathot-lodewijk-jan

Naam - plaats

NaamNamen

Naam - instituut/vereniging

NaamDe Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde
BeschrijvingDit wetenschappelijk genootschap bestudeert en stimuleert de Nederlandse taal- en literatuur. Na een lange voorgeschiedenis werd het opgericht bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De activiteiten omvatten onder meer maandelijkse bijeenkomsten met wetenschappelijke en letterkundige besprekingen, prijsvragen en publicaties. Guido Gezelle was één van de stichtende leden. Dit was een belangrijke erkenning van zijn werk. Hij was betrokken bij verschillende prijsvragen en schonk ook een deel van zijn boeken aan de academie.
Datering1886-heden
Links[wikipedia]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Claes, Désiré

Correspondenten

Claes, Désiré
Gezelle, Guido

Naam - instituut/vereniging

De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde

Naam - persoon

Claes, Désiré
Mathot, Lodewijk Jan

Naam - plaats

Namen

Plaats van verzending

Namen

Titel16/07/1895, Namen, Désiré Claes aan [Guido Gezelle]
EditeurSofie Leyts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderClaes, Désiré
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum16/07/1895
VerzendingsplaatsNamen
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 175x110
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: ongeïdentificeerd
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6728
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13092
Inhoud
IncipitEerlang zal in de Kon. Vlaamsche
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.