<Resultaat 2081 van 2616

>

p1+
Eerweerde Heer & Meester,

Het was mij als een klets op de kake geweest, wanneer ik in den laatsten “nieuwen tijd[2] gezien had dat iemand, buiten mijn willen en weten, mijne rijmreken had durven drukken[3] naast de uwe... d’uwe die Mr Lootvoet[4] in den hemel steken, en de mijne, die hem...ehja! een beetje leeger houden. En ziet! Gij zijt zoo vriendelijk van mij een kaartje te zenden. Danke uedele. Ik worde min beschaamd, gevoel mij verstouten, misschien al te stout worden. Sedert lang nestelt er een ontwerp in mijn hoofd, ten deele nu op ‘t papier gezet, en dat, afgewrocht, rond de 4000 verzen zou beslaan.p2Eer ik verdere moeite doe, zou het mij geheel aangenaam zijn te weten of het wel zoovele weerd is. ‘k Heb het oordeel gevraagd van eenige liefhebbers, die naar mijn gedacht, veel te slap zijn, en te weinig afkeuren. Daarom ben ik gelukkig deze gelegenheid te vinden om mij tot U te wenden en van U te weten of “Tillo’s lied” ‘t vier verdient of den druk. Zoo zend ik Uedele een uittreksel, volgens mijn oordeel, noch het slechtste, noch het beste. Zou het u te lastig vallen daar kruisen op te zetten, schreven door te trekken, missen aan te wijzen, overal waar gij het goed-of liever slecht vindt?

Eloi heeft den jongen Sas[5] Tillo afgekocht op de slavenmarkt van Parijs, en heeft hem de vrijheid geschonken, de begeerte nogtans uitende dat Tillo, eenigen tijd bij hem zou blijven. Hij wilt hem Christen maken vooraleer hem naar Vlanderen terug te zenden.

p3
Op voorhand, bied ik u, Eerweerde Heer, mijnen hertelijken dank, en groet U met diepen eerbied.
Uw toegenegen inChristo
AmDierick

Noten

[1] De brief is geschreven tussen 4 en 11 maart, de tijd tussen uitgave van de Nieuwe Tijd waarin Dierick's gedicht staat en de volgende uitgave.
[2] De uitgave van 04/03/1897.
[3] In: De Nieuwe Tijd: 1 (1897) 18, p.143-144.
[4] De gedichten werden gepubliceerd ter nagedachtenis aan Audomaar Lootvoet die gestorven was op 19 januari 1897. Dit staat in: De Nieuwe Tijd: 1 (1897) 18, p.143-144.
[5] Alternatieve spelling van Saks.

Register

Correspondenten - personen

NaamDierick, Adolf Amaat; Dierick, Amatus
Datums° Izegem, 10/03/1865 - ✝ Harelbeke, 09/12/1933
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; dichter; pastoor
BioAdolf Amaat Dierick werd geboren te Izegem op 10 maart 1865. Hij volgde zijn secundair onderwijs aan het kleinseminarie in Roeselare. Op 21 december 1889 werd hij tot priester gewijd in Brugge door bisschop Jean Joseph Faict. Voor deze gelegenheid schreef Guido Gezelle, waarmee hij ook correspondeerde, een gedicht aan Dierick. In september 1891 werd hij naar de KU Leuven gestuurd en behaalde er een licentie in de wijsbegeerte en letteren. Hij werd op 15 september 1891 benoemd tot leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. Op 19 april 1909 volgde zijn benoeming tot directeur van de Zusters van Liefde in Heule. Enkele jaren later, op 17 november 1913, werd hij aangesteld als pastoor in Moorslede. Na de Eerste Wereldoorlog, op 22 december 1918, werd hij overgeplaatst naar Harelbeke, waar hij eveneens als pastoor dienstdeed. Hij bleef daar actief tot zijn overlijden op 9 december 1933. Dierick was ook dichter en publiceerde zelf ook werken, waaronder Tillo’s Lied en gedichten in Biekorf en De Nieuwe Tijd. Hij schreef ook het ‘Eeuwlied’ van het kleinseminarie Roeselare (1906).
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDierick, Adolf Amaat; Dierick, Amatus
Datums° Izegem, 10/03/1865 - ✝ Harelbeke, 09/12/1933
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; dichter; pastoor
BioAdolf Amaat Dierick werd geboren te Izegem op 10 maart 1865. Hij volgde zijn secundair onderwijs aan het kleinseminarie in Roeselare. Op 21 december 1889 werd hij tot priester gewijd in Brugge door bisschop Jean Joseph Faict. Voor deze gelegenheid schreef Guido Gezelle, waarmee hij ook correspondeerde, een gedicht aan Dierick. In september 1891 werd hij naar de KU Leuven gestuurd en behaalde er een licentie in de wijsbegeerte en letteren. Hij werd op 15 september 1891 benoemd tot leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. Op 19 april 1909 volgde zijn benoeming tot directeur van de Zusters van Liefde in Heule. Enkele jaren later, op 17 november 1913, werd hij aangesteld als pastoor in Moorslede. Na de Eerste Wereldoorlog, op 22 december 1918, werd hij overgeplaatst naar Harelbeke, waar hij eveneens als pastoor dienstdeed. Hij bleef daar actief tot zijn overlijden op 9 december 1933. Dierick was ook dichter en publiceerde zelf ook werken, waaronder Tillo’s Lied en gedichten in Biekorf en De Nieuwe Tijd. Hij schreef ook het ‘Eeuwlied’ van het kleinseminarie Roeselare (1906).
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamDierick, Adolf Amaat; Dierick, Amatus
Datums° Izegem, 10/03/1865 - ✝ Harelbeke, 09/12/1933
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; dichter; pastoor
BioAdolf Amaat Dierick werd geboren te Izegem op 10 maart 1865. Hij volgde zijn secundair onderwijs aan het kleinseminarie in Roeselare. Op 21 december 1889 werd hij tot priester gewijd in Brugge door bisschop Jean Joseph Faict. Voor deze gelegenheid schreef Guido Gezelle, waarmee hij ook correspondeerde, een gedicht aan Dierick. In september 1891 werd hij naar de KU Leuven gestuurd en behaalde er een licentie in de wijsbegeerte en letteren. Hij werd op 15 september 1891 benoemd tot leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. Op 19 april 1909 volgde zijn benoeming tot directeur van de Zusters van Liefde in Heule. Enkele jaren later, op 17 november 1913, werd hij aangesteld als pastoor in Moorslede. Na de Eerste Wereldoorlog, op 22 december 1918, werd hij overgeplaatst naar Harelbeke, waar hij eveneens als pastoor dienstdeed. Hij bleef daar actief tot zijn overlijden op 9 december 1933. Dierick was ook dichter en publiceerde zelf ook werken, waaronder Tillo’s Lied en gedichten in Biekorf en De Nieuwe Tijd. Hij schreef ook het ‘Eeuwlied’ van het kleinseminarie Roeselare (1906).
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
NaamLootvoet, Audomar
Datums° Houtem, 12/08/1867 - ✝ Houtem, 19/01/1897
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; surveillant; opvoeder
BioAudomaar Lootvoet werd geboren op 12 augustus 1867 in het dorp Houtem. Hij werd tot priester gewijd op 11 juni 1892, waarna hij aan het kleinseminarie van Roeselare als surveillant en opvoeder in dienst trad. Audomaar overleed op jong leeftijd aan een pijnlijke langdurige ziekte op 19 januari 1897. Guido Gezelle schreef het gelegenheidsgedicht 'Hij hief zijn' handen hemelwaard' voor zijn bidprentje.
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht
Bronnenbidprentje Guido Gezellearchief nr.1442
Naamvan Noyon, Eligius; Eloy
Datums° Chaptelat, 588 - ✝ Noyon, 01/12/660
GeslachtMannelijk
Beroepheilige; bisschop; goudsmid; muntmeester; hoveling
VerblijfplaatsFrankrijk
BioSint-Eligius van Noyon, oftewel Sint-Elooi, werd geboren in het jaar 588 in Chaptelat. Dankzij zijn vader genoot hij een opleiding tot goudsmid bij Abbo van Limoges. Zijn vakmanschap leverde hem een belangrijke opdracht op van koning Chlotarius II. Dit betekende het begin van zijn carrière aan het hof, waar hij benoemd werd tot muntmeester. Toen koning Dagobert I, de zoon van Chlotarius, de troon besteeg, werd Eligius zijn belangrijkste adviseur. Naast zijn hoffelijke taken, gebruikte hij zijn rijkdom om armen te helpen en kocht hij regelmatig slaven vrij, onder wie Tillo van Solignac. Ook stichtte hij het klooster van Solignac en liet hij meerdere kerken bouwen.
Links[wikipedia]
Bronnen https://www.heiligen.net/heiligen/12/01/12-01-0660-eligius.php
Naamvan Solignac, Tillo; Hillonius
Datums° Westfalen, 608 - ✝ Solignac, 702
GeslachtMannelijk
Beroepheilige; priester; missionaris
VerblijfplaatsDuitsland; Frankrijk; België
BioTillo van Solignac, ook wel bekend als Hillonius of Tillman, is een heilige die werd geboren in het jaar 608 in Westfalen. Op jonge leeftijd werd hij ontvoerd en vervolgens verkocht als slaaf in Parijs. Het was de heilige Eligius die hem vrijkocht. Deze stuurde hem naar de abdij van Solignac. Eens hij daar zijn vorming voltooid had, verzocht Eligius hem om in Vlaanderen te gaan prediken. Dit bleek erg succesvol, velen bekeerden er zich tot het Christendom. Hij reisde hierna nogmaals zuidwaarts, naar Solignac en vervolgens Brageac, waar hij kluizenaar werd. In zijn isolatie wist hij verschillende mirakels te verrichten voor mensen die hem opzochten, waaronder de genezing van een wonde. Hij overleed in het jaar 702. Zijn feestdag valt op 7 januari. Na zijn dood werd hij vereerd als patroonheilige van Izegem, waar de Sint-Tillokerk zich bevindt.
Links[wikipedia]
Bronnen https://www.heiligen.net/heiligen/01/07/01-07-0702-tillo.php

Naam - plaats

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamParijs

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelHij hief zijn' handen hemelwaard
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VI, p. 393

Titel - ander werk

TitelDe Nieuwe Tijd (periodiek)
AuteurVerriest, Hugo; Lauwers, Achiel
Datum1896-1901
PlaatsRoeselare
UitgeverJules De Meester
TitelDit is Tillo's lied, gedicht in 12 zangen, daarbij een voorzang en een slotklank
AuteurDierick, Amaat
Datum1900
PlaatsRoeselare
UitgeverJules De Meester

Titel[04-11]/03/1897, Roeselare, Adolf Amaat Dierick aan [Guido Gezelle]
EditeurJoppe Werbrouck; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenJoppe Werbrouck; Marc Carlier (research), Dierick Adolf Amaat aan Gezelle Guido, Roeselare (Roeselare), [04-11]/03/1897 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDierick, Adolf Amaat
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[04-11]/03/1897
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieDag gereconstrueerd op basis van de brieftekst: brief is geschreven tussen 4 en 11 maart, de tijd tussen uitgave van de Nieuwe Tijd waarin Dierick's gedicht staat en de volgende uitgave; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x134
wit, vierkant geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); idem rechtsboven bijgeschreven onder het jaartal: Maart (potlood, hand C. G.[?])
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6853
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13216
Inhoud
IncipitHet was mij als een klets op de
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.