Het was mij als een klets op de kake geweest, wanneer ik in den laatsten “nieuwen tijd”[2] gezien had dat iemand, buiten mijn willen en weten, mijne rijmreken had durven drukken[3] naast de uwe... d’uwe die Mr Lootvoet[4] in den hemel steken, en de mijne, die hem...ehja! een beetje leeger houden. En ziet! Gij zijt zoo vriendelijk van mij een kaartje te zenden. Danke uedele. Ik worde min beschaamd, gevoel mij verstouten, misschien al te stout worden. Sedert lang nestelt er een ontwerp in mijn hoofd, ten deele nu op ‘t papier gezet, en dat, afgewrocht, rond de 4000 verzen zou beslaan.p2Eer ik verdere moeite doe, zou het mij geheel aangenaam zijn te weten of het wel zoovele weerd is. ‘k Heb het oordeel gevraagd van eenige liefhebbers, die naar mijn gedacht, veel te slap zijn, en te weinig afkeuren. Daarom ben ik gelukkig deze gelegenheid te vinden om mij tot U te wenden en van U te weten of “Tillo’s lied” ‘t vier verdient of den druk. Zoo zend ik Uedele een uittreksel, volgens mijn oordeel, noch het slechtste, noch het beste. Zou het u te lastig vallen daar kruisen op te zetten, schreven door te trekken, missen aan te wijzen, overal waar gij het goed-of liever slecht vindt?
Eloi heeft den jongen Sas[5] Tillo afgekocht op de slavenmarkt van Parijs, en heeft hem de vrijheid geschonken, de begeerte nogtans uitende dat Tillo, eenigen tijd bij hem zou blijven. Hij wilt hem Christen maken vooraleer hem naar Vlanderen terug te zenden.
p3