Alsemberg, 14 Sept. '98.
Mijn eerweerde heer en vriend,
M. R. Ghesquiere spreekt mij van een oud liedboekje dat te Poperinge gedrukt werd, en dat hij u ter hand stelde. Daar het onder de boekjes niet was die gij mij over eenigen tijd te Gent geliefdet te geven, zoo verzoek ik u dat gij eens zoudt willen nazien of ge ‘t bij u hebt, en, zoo ja, dat ge ‘t mij op de aanstaande zitting[1] als ‘t u belieft, zoudt meebrengen.