<Resultaat 767 van 2394

>

p1+
Eerw. Heer Gezelle

Bij het ontvangen van uwe laatste diepgepeinsde Loquela[1] kwam mij de begeerte U eens te vragen wat gij dacht van twee drij woorden welke ik onlangs in eene van onze oude registers gelezen heb, en welke ik na Sleecks en De bo geraadpleegd te hebben, nog niet wel versta.

Bladz. 34 lees ik: “alsoo de proprietarige maer en verstaet den grondt aen dese kercke af te stappen tot noten en ploten heeft men hetselve gedaen panden, ’t eynden welcke den rendant om te eviteren de eeuwige sujectie van rekeninge alhier, proponeert den middel van decrete waer toe versoeckende by desen te worden geauthoriseert.”

Uitlegging over noten en ploten heb ik in de Deboo gevonden, maar panden of doen panden vind ik zoo goed niet uiteengedaan.p2Bladz. 50 – lees ik: “Men gelt de volgage van twee lynnen cannonincks landt.”

dat volgage aldus in een woord geschreven is dit goed, en wat beteekent het?

Bladz. 51. “voorts gelt dese kercke in haere majesteyts spycker, als volger etc.

wat is hier spycker van haere majesteit? Ik heb 22 jaar te Poperinghe gewoond en dikwijls van spyckers gehoord en De bo spreekt ook van deze, maar den zin van haere Majesteits spycker heb ik niet vast.[2]

Is het u de moeite weerd mij daarover in te lichten, doe het, en ik zal U dankbaar zijn; zijn die woorden, of hunne beteekenis genoegzaam bekend en geboekt, geef mij maar van ad poenam libri[3] en ik zal met zelf te zoeken U de moeite sparen van te schrijven of te doen drukken.

Aanveerd, Heer Gezelle, de vriendelijkste groetenissen van
B.J. Colier pastoor

Noten

[1] Mogelijk: Loquela: 3 (Oestmaand 1883) 4.
[2] Guido Gezelle stelde de drie vragen in: Tegenkomsten brieven etc. In: Loquela: 3 (Bamesse 1883) 6, p.44: ” Een goede vriend en lezer van Loquela doet mij de eere en

vraagt naar den zin van twee drie woorden, die hij tegenkomt in oude rekeningen:

1° Een stuk land dat een eigenaar maar afgestapt, of afgestaan en heeft, ter kerken behoef, tot noten en ploten, blijft dien eigenaar toebehooren als bloote grond; en, heeft hij schulden, zijne schuldeischers kunnen dien grondeigendom panden of doen panden, saisir in 't fr., in pandt nemen, en verkoopen zelfs, tot uitbetalinge van schuld.

2° De volgage beteekent de volle gage, gelijk de volmacht de volle macht beteekent. Gage is de fr. gedaante van het oud vl. w. wade, wedde. — prijs. Z. Loquela 1881,-hlfz. 39, i. v. wellebo.

3° Hare majesteits spijker is eigentlijk de plaatse waar 's konings koornaren (spica- spicarius) geborgen worden, te weten het koorn, of later de andere waren, die den koning bij rechte toekomen van wege zijne onderdanen. Oneigentlijk, is spijker, fr. épier, de name van 's konings recht, zonder meer, tot onderhoud. La liste civile en is geen lijste, maar klinkende penningen! Vrglk spijkerland, spijkerhaver, sparen en spijkeren, enz.”

[3] Vertaling (Latijn) Paul Thoen: (de veroordeling) tot de straf ad poenam (van het lezen) van het boek libri = een uitdrukking uit het studentenjargon. Wanneer een leerling een ‘allégation inexacte’ debiteerde, zou men het kwestieuze boek erbij gaan halen zijn en de leerling ‘l’obligation de le lire’ gegeven hebben. C’était le condamner ad poenam libri. Vervolgens zou de wending ruimer en overdrachtelijk in gebruik genomen zijn om aan te kondigen dat je een ‘preuve palpable et matérielle’ van een bewering zou bieden.
weik = welk(l=i) Onderstreping van Guido Gezelle met blauw potlood. Onderstreping van Guido Gezelle met blauw potlood.hooge en diere

Register

Correspondenten

NaamColier, Bernard Joseph
Datums° Brugge, 27/05/1819 - ✝ Westkapelle, 05/11/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor pastoor
BioBernard Colier werd geboren in Brugge op 27 mei 1819 als zoon van Josephus, schoenmaker, en Helena Vergison. Op 3 oktober 1842 begon hij zijn loopbaan als leraar te Diksmuide. Hij werd op 6 juni 1846 priester gewijd in Brugge en trad op 2 oktober 1846 aan als leraar te Poperinge. Op 29 augustus 1857 werd hij onderpastoor in Proven, waarna hij op 3 december 1859 dezelfde functie bekleedde in de Sint-Bertinusparochie te Poperinge. Op 24 mei 1871 werd hij benoemd tot pastoor te Kooigem, en vanaf 18 oktober 1876 was hij pastoor te Westkapelle, waar hij in de pastorie overleed op 5 november 1884. Hij correspondeerde met Guido Gezelle in kader van het taalkundig tijdschrift Loquela.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT)
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamColier, Bernard Joseph
Datums° Brugge, 27/05/1819 - ✝ Westkapelle, 05/11/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor pastoor
BioBernard Colier werd geboren in Brugge op 27 mei 1819 als zoon van Josephus, schoenmaker, en Helena Vergison. Op 3 oktober 1842 begon hij zijn loopbaan als leraar te Diksmuide. Hij werd op 6 juni 1846 priester gewijd in Brugge en trad op 2 oktober 1846 aan als leraar te Poperinge. Op 29 augustus 1857 werd hij onderpastoor in Proven, waarna hij op 3 december 1859 dezelfde functie bekleedde in de Sint-Bertinusparochie te Poperinge. Op 24 mei 1871 werd hij benoemd tot pastoor te Kooigem, en vanaf 18 oktober 1876 was hij pastoor te Westkapelle, waar hij in de pastorie overleed op 5 november 1884. Hij correspondeerde met Guido Gezelle in kader van het taalkundig tijdschrift Loquela.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT)

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamWestkapelle
GemeenteKnokke-Heist

Naam - persoon

NaamColier, Bernard Joseph
Datums° Brugge, 27/05/1819 - ✝ Westkapelle, 05/11/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor pastoor
BioBernard Colier werd geboren in Brugge op 27 mei 1819 als zoon van Josephus, schoenmaker, en Helena Vergison. Op 3 oktober 1842 begon hij zijn loopbaan als leraar te Diksmuide. Hij werd op 6 juni 1846 priester gewijd in Brugge en trad op 2 oktober 1846 aan als leraar te Poperinge. Op 29 augustus 1857 werd hij onderpastoor in Proven, waarna hij op 3 december 1859 dezelfde functie bekleedde in de Sint-Bertinusparochie te Poperinge. Op 24 mei 1871 werd hij benoemd tot pastoor te Kooigem, en vanaf 18 oktober 1876 was hij pastoor te Westkapelle, waar hij in de pastorie overleed op 5 november 1884. Hij correspondeerde met Guido Gezelle in kader van het taalkundig tijdschrift Loquela.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT)
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamSleeckx, Jan Lambert Domien
Datums° Antwerpen, 02/02/1818 - ✝ Luik, 13/10/1901
GeslachtMannelijk
Beroepletterkundige
BioDomien Sleeckx, zoon van een kopergieter in de Antwerpse Sint-Andrieswijk, volgde onderwijs in het atheneum van zijn geboortestad en werd er in 1836 notarisklerk en in 1838 leraar aan de Rijksmiddelbare School. Van 1844 tot 1861 was hij journalist en van 1861 tot 1879, als opvolger van Jan van Beers, leraar aan de Rijksnormaalschool te Lier, waar hij een grote invloed had op de vorming van Vlaamse onderwijzers. Daarna, tot 1885, was hij hoofdinspecteur van het lager onderwijs voor Leuven en Nijvel. Sleeckx debuteerde, zoals Conscience, in het Frans, maar ging over op het Nederlands en schreef vooral realistische verhalen en toneelliteratuur. Hij werd ook redacteur van enkele Vlaamse tijdschriften zoals "Vlaemsch België" en "De Vlaemsche Stem". Als liberaal kwam hij meermaals in conflict met enkele conservatieve katholieken. In de context van dit conflict werd hij in 1886, na heel wat getouwtrek over de dosering tussen katholieke en liberale kandidaten, gekozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, maar nam samen met Van Beers en Max Rooses onmiddellijk ontslag. In 1893 werd hij nog tot briefwisselend en in 1898 tot werkend lid van de Koninklijke Academie van België gekozen.Tot zijn bekendste werken behoren "Kronyken der straten van Antwerpen" (1843), "In ’t Schipperskwartier" (1861) en "De Plannen van Peerjan" (1868). Belangrijk in literair-historisch opzicht is ook zijn essay "Over het Realismus in de Letterkunde" (1862).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellelid van der Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Sleeckx,_Domien_(eigenlijk_Jan_L.D.)

Naam - plaats

NaamPoperinge
GemeentePoperinge
NaamWestkappel (West-Cappel)

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel16/08/1883, Westkapelle, Bernard Joseph Colier aan [Guido Gezelle]
EditeurKarel Platteau
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderColier, Bernard Joseph
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum16/08/1883
VerzendingsplaatsWestkapelle (Knokke-Heist)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Gepubliceerd inVragen uit de brief in: Tegenkomsten brieven etc. / door Guido Gezelle. - In: Loquela. - Jrg. 3 (Bamesse 1883) nr.6, p.44
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 enkele vellen, enkel vel 1: 100x135 ; enkel vel 2: 103x133
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig: brief verknipt tot twee taalkundige fiches en gereconstrueerd
Toevoegingen op zijde 2 links in de zijrand: taalkundige notities: hooge en diere (inkt, verticaal, hand G.G.); op zijde 4 in de linkermarge: taalkundige notities: weik = welk // (l=i) ; (inkt en blauw potlood, verticaal, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3322, H fiche 38 + 7857
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13567
Inhoud
IncipitBij het ontvangen van uwe laatste diepge-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.