<Resultaat 2346 van 2349

>

p1 Laudetur Jesus Christus[1]
Eerweerde Heer,

Met uwe welbekende welwillendheid hebt gy my donderdag laatst[2] toegezeid een lofdichtje[3] en een gezang[4] te maken ter gelegendheid van het jubelvieren[5] van twee leden der zilveren portie van St Salvators.

Ik bedank u op voorhand en heb d’eere u drie zulke dichten op te zenden die over eenige jaren voor zulkdanige feesten gemaakt zyn geweest. –[6]

De Heeren waarvoor er nu zou kwestie zyn dit te Louis Beernaert en H. De Jonghe Schatberwaarder. Zy vieren hun halve jubelfeest als vyf en twintig jaar confrater.

Over deze confraters weet ik geene byzonderheden. Louis Beernaert is stoeldraeyer van stiel en H. De Jonghe handelsman.

Dit dubbel gedicht zou moeten in 8 of tien dagen afgemaakt zyn.[7]

Nu, voor zooveel of dat ’tis ten minsten, liefde voor wederliefde. Uw laatste loquela bevat eenige woorden over ’t woordetje gar.[8] In de eetplaats van den heer Hoogleeraar Alberdingk-Thym te Leuven staat er boven de schouw in guldene gothieke letters te lezen:

Eet wat gaar is;
Drink wat klaar is;
Spreek wat waar is.

p2Aanveerd Mynheer mynen besten dank voor het werk waarmede gy u zoo gulhertig hebt willen belasten.

Uw dienaar in Christo
V.J. Coornaert, onderpastor op Sint Salvator
Goezenputstraat 37

P.S. Over goed drie maanden heb ik iets geschreven aan Mynheer Lepere prof. te Oostende over ’t woord truffen,[9] en over ’t woord sezein.[10] Ik weet niet of u dit is toegekomen. –

Noten

[1] Vertaling (Latijn): Geloofd zij Jezus Christus.
[2] 28 juni 1883.
[3] Gepubliceerd als: Guido Gezelle, opgedragen aan de achtbare Heeren Lodewijk Beernaert en Hendrik De Jonghe vierende het vijf-en-twintigste jaar van hunnen dienst als leden van ‘t broederschap der algemeene Berechtinge ter Zilveren portie van Sint-Salvators hoofd- en bisschoppelijke kerke tot Brugge, op den 9 juli 1883. In: Rond den Heerd: 8 (8 juli 1883) 32, p.252-253.
[4] Gepubliceerd als: Guido Gezelle, Tafelliedeken. In: Rond den Heerd: 8 (8 juli 1883) 32, p.253-254.
[5] Het gaat over het 25-jarig jubileum van het lidmaatschap van twee leden, Louis Beernaert en Hendrik De Jonghe van het Broederschap der Algemeene Berechtinge, op 9 juli 1883. De gedichten werd kort hiervoor aangevraagd.
[6] De bijlage met de drie voorbeeldgedichten is niet bewaard gebleven in het Guido Gezellearchief.
[8] Zie: Guido Gezelle, Zantekoorn. In: Loquela: 2 (Lente 1883) 11, p.81: ”GAR = Genoeg gekookt, gebraan, etc. — « De errappels ziin gar. » Geh. Maldeghem. Kiliaen (n.v.d.r. Etymologicum teutonicae linguae, 1599) heeft gaer en gar = idem.).”
mans/gemeene = mondsg- Zie: Guido Gezelle, Wisselbank 'n Schuimwoordenreeks van Guido Gezelle. In: Biekorf: 36 (1930) 8, p.250: ”Public adj. Mansgemeene, mondsgemeene”. Zie: Guido Gezelle, Wisselbank 'n Schuimwoordenreeks van Guido Gezelle. In: Biekorf: 36 (1930) 8, p.250: ”Public adj. Mansgemeene, mondsgemeene”.
[9] Zie: Guido Gezelle, Zantekoorn. In: Loquela: 1 (Allerheiligen 1881) 7, p. 51-52: ”TRUFFE (...) Het oud woord bestaat nog, levende versch, op de tonge der Westvlamingen, en zelfs in zijne oudste gedaante, 't Is een vreemd woord nogtans en bekwaam om te bedriegen, wegens den onlidmatigen boekstaf r, die erin verwassen zit; die r uitgedaan blijft nog het oud romaansche tuf-fa, van 't latijnsche tub-er afkomstig, dat knol, zwam, knobbel te zeggen is, z. Kiliaen. En, gelijk knollen, zwammen, etc, dikwijls ijdel, holde, loos en voos, niets inhoudende zijn, ofschoon zij uitwendig veel schijnen te beloven, zoo en verwondert het mij niet dat truffen, (truffels en trijfels, z. De Bo), looze zagen, ijdelen praat, enz. Beteekenen.”

Van 't ltaliaansche, met pejorativum tar gestrafte, tar-tuffola = aardknol, aardappel, komen (t = k) de duitsche kar-toffeln, de vlaamsche kardoefels en 't walsch-valsche tartuffe, tarlufferie.

Hier maakt de tale weer den Vlaming kenbaar, immers hij bediedt de leugen en de valschheid met een onvlaamsch woord, als of eene onvlaamsche zake geenen eigen vlaamschen name en diende te dragen.-

[10] Zie: Guido Gezelle, Zantekoorn. In: Loquela: 1, (Bamesse 1881) 6, p.42: ”SISIJN, het. = Zeer kleene hoeveelheid, 't spreken niet

weerd.'— Wij en hadden elk maar een sisijn moluwe, en eene handsvolle eerrappels, dien vrijdag noene. Geh. Woumen.
Sezijn, sezein, sezin is bij De Bo eene halve dozine, un sixainKiliaen, in zijnen Appendix peregrinarum, etc, geeft siseyne, quaria tincicepars. Dat zal wel de.eigene beteekenisse zijn waaraan die van 'f. Woumensche sesijn ontleend is. Vrglk De Bo, zester, zeske.”

cinxe/watere hetwywater te cinxen gewydK.

Register

Correspondenten

NaamCoornaert, Victor Julien
Datums° Kortrijk, 10/06/1855 - ✝ Dottignies, 14/10/1913
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; pastoor; auteur
BioVictor Julien Coornaert werd op 10 juni 1855 geboren te Kortrijk, als zoon van Jean Joseph Coornaert en Virginie Amélie Van Coillie, beiden handelaars in textiel. Victor behaalde de graad van licentiaat in het kerkelijk recht aan de KUL, werd op 20 december 1879 priester gewijd te Brugge, en in 1882 benoemd tot onderpastoor van de Sint-Salvatorparochie te Brugge. In 1884 werd hij aangesteld als professor dogmatiek, pedagogie en kerkzang van het Grootseminarie te Brugge. Vanaf 1897 was hij pastoor van de Sint-Niklaas en Sint-Katharinaparochie te Pervijze, en vanaf 1900 van de Saint-Légerparochie in Dottignies, waar hij de grote bezieler was van de bouw van de imposante Saint-Légerkerk in neogotische stijl. In de herfst van 1913 overleed hij. Hij was de auteur van ‘Traité théorique et pratique de plain-chant sacré’ (1890), een praktisch handboek ter vervolmaking van de gregoriaanse zang van de seminaristen, en van ‘Concordantiae librorum Veteris et Novi testamenti’ (1909), een alfabetisch register in het Latijn voor predikanten, bijbelgeleerden en studenten. In 1896-1897 voltooide Coornaert samen met een aantal Vlaamsgezinde Bijbelkenners de zogenoemde ‘Vlaamse Professorenbijbel’, een initiatief van de voortijdig overleden Jan Theodoor Beelen (1807-1884), professor Heilige Schrift en Oriëntalistiek aan de KUL. Zijn boeken werden uitgegeven door Karel Beyaert (1848-1922) in Brugge.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_bie001194701_01/_bie001194701_01_0030.php; https://www.tenmandere.be/kranten/Het%20Iseghemsche%20Volk/1913/1913-10-19.pdf; https://www.mouscron.be/fr/ma-ville/administration/inventaire-du-patrimoine-culturel-immobilier/pdf/inventairepatrimoinemouscron.pdf; http://www.pervijze.be/pastoors/past27.html; https://nl.wikipedia.org/wiki/Professorenbijbel;
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamCoornaert, Victor Julien
Datums° Kortrijk, 10/06/1855 - ✝ Dottignies, 14/10/1913
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; pastoor; auteur
BioVictor Julien Coornaert werd op 10 juni 1855 geboren te Kortrijk, als zoon van Jean Joseph Coornaert en Virginie Amélie Van Coillie, beiden handelaars in textiel. Victor behaalde de graad van licentiaat in het kerkelijk recht aan de KUL, werd op 20 december 1879 priester gewijd te Brugge, en in 1882 benoemd tot onderpastoor van de Sint-Salvatorparochie te Brugge. In 1884 werd hij aangesteld als professor dogmatiek, pedagogie en kerkzang van het Grootseminarie te Brugge. Vanaf 1897 was hij pastoor van de Sint-Niklaas en Sint-Katharinaparochie te Pervijze, en vanaf 1900 van de Saint-Légerparochie in Dottignies, waar hij de grote bezieler was van de bouw van de imposante Saint-Légerkerk in neogotische stijl. In de herfst van 1913 overleed hij. Hij was de auteur van ‘Traité théorique et pratique de plain-chant sacré’ (1890), een praktisch handboek ter vervolmaking van de gregoriaanse zang van de seminaristen, en van ‘Concordantiae librorum Veteris et Novi testamenti’ (1909), een alfabetisch register in het Latijn voor predikanten, bijbelgeleerden en studenten. In 1896-1897 voltooide Coornaert samen met een aantal Vlaamsgezinde Bijbelkenners de zogenoemde ‘Vlaamse Professorenbijbel’, een initiatief van de voortijdig overleden Jan Theodoor Beelen (1807-1884), professor Heilige Schrift en Oriëntalistiek aan de KUL. Zijn boeken werden uitgegeven door Karel Beyaert (1848-1922) in Brugge.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_bie001194701_01/_bie001194701_01_0030.php; https://www.tenmandere.be/kranten/Het%20Iseghemsche%20Volk/1913/1913-10-19.pdf; https://www.mouscron.be/fr/ma-ville/administration/inventaire-du-patrimoine-culturel-immobilier/pdf/inventairepatrimoinemouscron.pdf; http://www.pervijze.be/pastoors/past27.html; https://nl.wikipedia.org/wiki/Professorenbijbel;

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Peter Paul
Datums° Amsterdam, 21/10/1827 - ✝ Kessel-Lo, 01/02/1904
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; auteur; geschiedschrijver; letterkundige
VerblijfplaatsNederland
BioPaul Alberdingk-Thijm was hoogleraar in de Nederlandse en Germaanse Letterkunde aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij was een jongere broer van de Nederlandse letterkundige Jozef Alberdingk-Thijm die o.m. in 1855 het tijdschrift "Dietsche Warande" had opgericht. Na hogere studies te Utrecht zette hij zijn opleiding in Duitsland (Freiburg) voort. Hij werd eerst leraar te Maastricht, daarna, vanaf 1870, hoogleraar te Leuven. Hij werd meteen tot ondervoorzitter, en na de dood van Pieter Willems in 1898, tot voorzitter gekozen van het Vlaamse studentengenootschap 'Met Tijd en Vlijt' waardoor hij een bijzondere invloed uitoefende op de jonge Albrecht Rodenbach. In 1875 werd hij tevens stichter en eerste voorzitter (1875-1878) van het Davidsfonds. In oktober 1886 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en in december van datzelfde jaar nam hij de "Dietsche Warande" over van zijn broer. Hij verkocht het tijdschrift in 1899 aan Maria Belpaire die het blad samensmolt met "Het Belfort". Als auteur publiceerde P. Alberdingk-Thijm literaire en historische studies die getuigen van een breed humanistische visie.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamBeernaert, Louis Antoine; Beernaert, Lodewijk; Bernaert, Louis
Datums° Brugge, 29/11/1821 - ✝ Brugge, 07/06/1896
GeslachtMannelijk
Beroepmeester-stoelmaker; fabrikant
BioLouis Antoine Beernaert, ook vaak Bernaert genoemd, werd geboren op 29 november 1821 in Brugge als zoon van Jacobus Beernaert en Theresia Mechelaere. Hij trouwde op 7 april 1852 in Brugge met Nathalia Vandeputte, die echter kort daarna, op 13 april 1853, in Brugge overleed. Op 4 juli 1860 hertrouwde hij in Brugge met Isabelle Simonart, geboren op 5 juni 1836 in Brugge en overleden op 22 juni 1896. Isabelle was de dochter van Lucas Simonart, ontvanger van het stadsoctrooi. Het echtpaar kreeg een groot gezin. Louis Beernaert was, net als zijn vader, meester-stoelmaker. In het bevolkingsregister staat hij vermeld als "fabricant de chaises," gevestigd aan de Noordzandstraat 3 in Brugge. Louis Beernaert was lid van het Broederschap van de berechting van de zilveren portie van Sint-Salvator te Brugge en werd op 9 juli 1883 gehuldigd voor zijn 25-jarig lidmaatschap. Ter ere van dit jubileum schreef Guido Gezelle twee gedichten: een lofdicht en een gezang. Louis Beernaert overleed op 7 juni 1896 in Brugge.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
BronnenGeneanet; Archiefbankbrugge; Rijksarchief
NaamCoornaert, Victor Julien
Datums° Kortrijk, 10/06/1855 - ✝ Dottignies, 14/10/1913
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; pastoor; auteur
BioVictor Julien Coornaert werd op 10 juni 1855 geboren te Kortrijk, als zoon van Jean Joseph Coornaert en Virginie Amélie Van Coillie, beiden handelaars in textiel. Victor behaalde de graad van licentiaat in het kerkelijk recht aan de KUL, werd op 20 december 1879 priester gewijd te Brugge, en in 1882 benoemd tot onderpastoor van de Sint-Salvatorparochie te Brugge. In 1884 werd hij aangesteld als professor dogmatiek, pedagogie en kerkzang van het Grootseminarie te Brugge. Vanaf 1897 was hij pastoor van de Sint-Niklaas en Sint-Katharinaparochie te Pervijze, en vanaf 1900 van de Saint-Légerparochie in Dottignies, waar hij de grote bezieler was van de bouw van de imposante Saint-Légerkerk in neogotische stijl. In de herfst van 1913 overleed hij. Hij was de auteur van ‘Traité théorique et pratique de plain-chant sacré’ (1890), een praktisch handboek ter vervolmaking van de gregoriaanse zang van de seminaristen, en van ‘Concordantiae librorum Veteris et Novi testamenti’ (1909), een alfabetisch register in het Latijn voor predikanten, bijbelgeleerden en studenten. In 1896-1897 voltooide Coornaert samen met een aantal Vlaamsgezinde Bijbelkenners de zogenoemde ‘Vlaamse Professorenbijbel’, een initiatief van de voortijdig overleden Jan Theodoor Beelen (1807-1884), professor Heilige Schrift en Oriëntalistiek aan de KUL. Zijn boeken werden uitgegeven door Karel Beyaert (1848-1922) in Brugge.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_bie001194701_01/_bie001194701_01_0030.php; https://www.tenmandere.be/kranten/Het%20Iseghemsche%20Volk/1913/1913-10-19.pdf; https://www.mouscron.be/fr/ma-ville/administration/inventaire-du-patrimoine-culturel-immobilier/pdf/inventairepatrimoinemouscron.pdf; http://www.pervijze.be/pastoors/past27.html; https://nl.wikipedia.org/wiki/Professorenbijbel;
NaamLepere, Juliaan; Lepere, Jelijn; Lepere, Julien; Lepère
Datums° Kortrijk, 12/07/1847 - ✝ Wervik, 20/03/1906
GeslachtMannelijk
Beroepaalmoezenier; geestelijk directeur; leraar; pastoor
BioJuliaan (Julien) Lepere werd geboren op 12 juli 1847 in Kortrijk als zoon van Pierre Lepere, bleker van beroep, en Rosalie Desutter. Hij was de broer van Polydore en Arthur Lepere. In januari 1870 begon hij zijn loopbaan als leraar aan het college van Oostende. Op 3 juni 1871 werd hij in Brugge tot priester gewijd. Op 30 juni 1889 werd Lepere benoemd tot geestelijk directeur van de Zusters van de Heilige Familie in Ieper. Vervolgens kreeg hij op 27 mei 1898 de functie van pastoor van de Sint-Chrysoolskerk in Komen. Later, op 13 september 1901, werd hij aalmoezenier van het hospitaal in Wervik, waar hij ook overleed op 20 maart 1906. Juliaan Lepere vroeg dichter Guido Gezelle om een gelegenheidsgedicht te schrijven ter ere van de eerste mis van zijn broer, Arthur Lepere (Kortrijk 1862–1919), die priester was in Engeland. Op verzoek van Juliaan schreef Gezelle het gedicht 'Sint Willebord, Sint Boonefaas'.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
NaamDe Jonghe, Henricus Josephus
Datums° Brugge, 05/03/1826 - ✝ Brugge, 23/01/1908
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar; fabrikant
BioHenricus Josephus De Jonghe werd geboren op 5 maart 1826 in Brugge als zoon van handelaar en fabrikant Bernard De Jonghe en Anna Barbara Laleu. Hij was fabrikant en eigenaar, gevestigd in de Noordzandstraat in Brugge. Op 3 februari 1852 trouwde hij in Brugge met Sophia Catharina Herman (Rijsel, 16/03/1826 - Brugge, 01/07/1881). Sophia was de dochter van Josephus Herman en Maria Christina Volckaert en werkte als kantkoopvrouw. Na haar overlijden hertrouwde Henricus met Marie Blommaert, die in Gent overleed. Henricus De Jonghe was lid van het Broederschap van de Berechting van de Zilveren Portie van Sint-Salvator te Brugge en werd op 9 juli 1883 gehuldigd voor zijn 25-jarig lidmaatschap. Ter gelegenheid hiervan schreef Guido Gezelle twee gedichten: een lofdicht en een gezang. Henricus De Jonghe overleed op 23 januari 1908 in Brugge.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
BronnenGeneanet; Archiefbankbrugge; Rijksarchief

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLeuven
GemeenteLeuven
NaamOostende
GemeenteOostende

Naam - instituut/vereniging

NaamHet broederschap van de berechting van de zilveren portie van Sint-Salvator, Brugge
BeschrijvingHet broederschap van de berechting van de zilveren portie van Sint-Salvators, ook wel broederschap van het Heilig Sacrament van de berechting van de zilveren portie van de parochie Sint-Salvators genoemd, werd gesticht in 1687. De leden vergezelden de priester overdag en 's nachts wanneer hij het sacrament van de berechting ging toedienen aan de stervenden. Nu spreekt men veeleer van het sacrament van de ziekenzalving. Ze deden dat op vrijwillige basis. Wie niet kwam opdagen, moest een boete betalen. De leden droegen waskaarsen of waslichten met zich mee. Zo brachten ze Gods licht tot bij de stervende. De zilveren portie verwijst naar een deel van de Sint-Salvatorsparochie die opgedeeld was in drie porties of wijken: de gouden portie, de zilveren portie en de loden portie. In de gouden portie woonden overwegend rijke parochianen.
Datering1687-heden

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelLodwijk Beemaert wil ik prijzen
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel V, p. 87
TitelWeerom de snaar gezet, en ronkenk afgegeven
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel V, p. 84

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel[09/07/1883 t.a.q.], Brugge, Victor Julien Coornaert aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderCoornaert, Victor Julien
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[09/07/1883 t.a.q.]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieT.a.q. gereconstrueerd op basis van de handgeschreven brief van V.J. Coornaert aan G.G. van 09/07/1883 ; adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 enkele vellen, enkel vel 1: 102x133 ; enkel vel 2: 102x133
wit, vierkant geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig: brief verkinpt tot twee taalkundige fiches en gereconstrueerd met licht tekstverlies; bijlage met 3 voorbeeldgedichten ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 rechts en op blanco zijde 4 links: taalkundige notities (inkt, verticaal, beide hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7859 + 3322, C fiche 16
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13571
Inhoud
IncipitMet uwe welbekende welwillendheid hebt gy my
Samenvatting i.v.m. gedichten van Guido Gezelle "Weerom de snaar gezet" en "Lodwijk Beernaert wil ik prijzen" ("Verzameld dichtwerk": dl. V, p.84-88)
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.