Saturday
Dear Abbé Gezelle,
Will you come[1] and dine here tomorrow at one o’clock to meet Father Sisk -
Yours sincerely
MC. Kavanagh
< | Resultaat 2475 van 2585 ![]() | > |
---|
Will you come[1] and dine here tomorrow at one o’clock to meet Father Sisk -
Naam | Clifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia |
---|---|
Datums | ° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | auteur |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | De adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick). |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Clifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia |
---|---|
Datums | ° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | auteur |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | De adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick). |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Clifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia |
---|---|
Datums | ° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | auteur |
Verblijfplaats | Engeland |
Bio | De adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick). |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Sisk, Thomas; Sisk, Ignatius (Father) |
---|---|
Datums | ° Dublin, 1806 - ✝ Whitwich, 31/07/1888 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | monnik; directeur; subprior; prior; dichter; vertaler |
Verblijfplaats | Ierland; Engeland |
Bio | Thomas Sisk werd geboren in Dublin in 1806. Hij werd cisterciënzermonnik onder de naam Father Ignatius Sisk, in de abdij van Mount St. Bernard, de eerste cisterciënzerabdij in Engeland, gesticht te Whitwich in 1835. In 1856 werd naast de abdij het Mount St. Bernard’s Reformatory for Roman Catholic Boys opgestart, een verbeteringsgesticht voor jongens. Het werk op de boerderij moest de ruggengraat vormen van het herscholingsprogramma; daarnaast leerde men er ook industriële beroepen als wagenmaker, smid, timmerman, schoen- of kleermaker. Het ging echter om ruwe, ongedisciplineerde en gewelddadige jongens waartegen de monniken nauwelijks opgewassen waren. Na herhaalde klachten visiteerde kardinaal Wiseman de instelling persoonlijk, en uiteindelijk werd in samenspraak met paus Pius IX de toenmalige prior vervangen. Tussen 1858 en 1863 wisselden vijf monniken – waaronder Father Sisk – elkaar af als directeur, maar de enorme schuldenberg en het grote aantal, vaak rebelse jongeren maakten het schip onbestuurbaar. De situatie verbeterde pas in 1865 na de aanstelling van een leek als superintendent en na diverse investeringen en verbeteringen. Werden in 1865 nog 147 jongens opgevangen, hun aantal was tegen 1869 aangegroeid tot 281. In juli 1875 werd het beheer van het verbeteringsgesticht uiteindelijk uit handen gegeven aan de Brothers of the Order of Charity. We mogen aannemen dat Ignatius Sisk eind jaren 1860 in Brugge op bedelronde was toen hij bij de familie Kavanagh op bezoek was en zo vermoedelijk Guido Gezelle ontmoette. Sisk overleed in Mount St. Bernard Abbey, Leicestershire, op 31 juli 1888. Hij was toen prior van de abdij. Tijdens zijn leven had hij verschillende religieuze werken uit het Frans vertaald en was hij dichter. |
Bronnen | The Tablet: (9 juni 1866) ; Wexford People: (8 augustus 1888) ; William Henry Goss, The life and death of Llewellyn Jewitt, Londen, 1889, p.453-455 ; Walter White, All around the Wrekin, 1860, p.343-344 ; http://www.childrenshomes.org.uk/WhitwickRfy/ |