Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
dubbel vel, 213x139
wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
volledig
bijlage bij handgeschreven brief van B. Van Hove aan Guido Gezelle op zijde 4
De briefwisseling van Guido Gezelle.
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.
Privé-URI's met het
brief
prefix verwijzen naar andere brieven in de editie. De URI
brief:gg.10184
verwijst bijvoorbeeld naar
https://edities.kantl.be/gezelle/ed/DALF.db.gg.10184
.
Privé-URI's met het
record
prefix verwijzen naar recordnummers in de catalogus van de Openbare Bibliotheek Brugge. De URI
record:1322
verwijst bijvoorbeeld naar
https://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|1322
.
Deze brief is een bijlage bij handgeschreven brief van B. Van Hove aan Guido Gezelle van
Merci de votre Betreft “Daer rydt al door de stad van Gent.” Aangepaste versie zou uiteindelijk op woensdag 01/04/1857 verschijnen in Strofe 6 en 7 werden aangepast in de gepubliceerde versie, maar de voorstelling van Eugeen Vanderhaeghen als sater bleef behouden. DAER RYDT AL DOOR DE STAD VAN GENT. Nieuw aerdig liedeken, op de wijze van « Duivels me' koolbranders. » 1. Daer rydt al door de stad van Gent 'ne groote groote wagen, Waer op men al de ware vent Die comet van der hagen. (bis) 2. De wagen is met breê beslag Beslegen op de wielen en rotst en botst by nacht en dag, de peerden op de hielen. 3. De peerden zyn gekruist van ras Gekruist al op de schouders. Geraedt eens hoe de name was van hun gezegende ouders ? ? 4. Van achter wit en rood van voor, aenzyds met slyk bespetterd : zoo rydt en rotst de wagen door de straten dat het klettert. 5. Van boven zit een aerdig man, een voerman, op den wagen ; die roept al dat hy roepen kan: Het comet van der hagen ! 6. Hy heeft een hoofd met hoorens aen gelyk de saters dragen en stoppels op zyn kinne staen lyk doorens van der hagen! 7. Ook blaest hy warm en blaest hy koud, en draeit naar alle kanten, zoo lang hy, waer hy veel van houdt, maer geld ziet en kalanten. 8. Hy draegt, gelyk ne sint Niklaei, twee groote groote panders: al vooren heel vol sukelaei al achter vol... wat anders! 9. Hy roept en smyt naer 't volk dat loopt en grypt al alle kanten: alhier ! Alhier maer ! koopt wat, koopt ! Van daege half geld, kalanten ! 10. Koopt alderbeste winkelwaer, geschikt voor alle magen, en of 't een Tortorelle waer’ 't Comt alles van der hagen ! 11. Al wat er aen het verken is is goed, ja, maer wie weet er, dat van der hagen niets, gewis, en komt of 't is nog beter ? 12. In Noorder en in Zuider tael, in alle winkels t' hoope en is er niet da 'k altemael voor geld niet en verkoope. 13. Zoo roept de sater immer voort zoo lang de lieden koopen ; zoo lang hy niet en wordt gestoord en dat ze al met hem loopen. 14. Maer klaegt er ievers een student van 't kraemke van der hagen, uit vrees dat hy de vente schendt men zal den hond op jagen ! 15. Den hond, want ja, daer loopt een hond den koopman af en tegen, de peesden in den wagen rond, al doen..... wat honden plegen ! 16. Hy loopt alhier, hy loopt aldaer, de straetjes op en neder. Hy zoekt... wie weet al wat en waer ; komt weg en keert nog weder. 17. Maer als er een te by durft staen, of 't minste woordje wagen, op één van die te winkel grien en koopen van der hagen, 18. dan grinst die vuile roode hond en toogt zijn botte tanden, en zoekt met spog uit zynen mond den dader te beschanden. 19. Hy bast, de rekel bast alom, om zyne pligt te kwyten. Doch niemand geeft of zwicht er om : de rekel zal niet byten. 20. Tenzy wanneer hy, arme dwaes, zyn kriegel bloed voelt jukken: dan byt hy, maer hij byt, helaes ! zyn eigen lyf aan stukken. G. Spoker, Stud. F. Baur, Uit Gezelle’s leven en werk, 1930, p. Het andere stuk, van even groote uitbreiding, gaat als volgt : « Aen den opsteller van het Vlaemsche Land. Op de oevers der Heulebeke. Mynheer, In eenen pennestryd dien gy onlangs aengevangen hebt, bemerkte ik zonderlinge en wel verschillige dingen : het leven van den H. Antonius de Padua botste tegen het vuil Noord en Zuid ; de schynheilige Gazette van Gent stond tegenover het goddeloos Journal de Gand ; de walgelyke Studenten-Almanak beweerde een paer te maken met de Maegd van Orléans ; dit alles was achter en vooren bezegeld met een haeg dragende tot opschrift : 'T comet al Van der Haghen. Ik heb in 't volgende liedeken op myne wyze willen beschryven dien winkel waeruit alles komt : staet het u aen en vreest gy geen derde deurwaerders-exploit, plaets het in uw blad, en geloof my enz. G. Spoker, Student. T' COMET AL VAN DER HAGEN. F. Baur, Uit Gezelle’s leven en werk. Leuven: Davidsfonds, 1930, p.128-132 A. Neut leest hier foutief pater i.p.v. sater zie ook de brief van B. Van Hove aan Guido Gezelle zie strofe 20: de luizen in de pels van de hond De Gentse liberale krant Het Vlaemsche Land. Dit lied is een tegenantwoord op de reacties op “'t Comet al van der hagen”, verschenen op 23/03/1857 in Het Vlaemsche Land, waarin Gezelle de Gentse drukker-uitgever Eugeen Vanderhaeghen op de korrel nam, die zijn familiewapen met kenspreuk “'T Comet al van der Haeghen” gezet had op het op het titelblad van de Gentse Studenten-almanak uitgegeven door het Taalminnend studenten-genootschap onder kenspreuk : 't Zal wel gaan. Zie A. Vandeputte ‘Guido Gezelle op het oorlogspad’ DWB (1933), p.407-421. e
Kalverpooten et au Patershoofd
met hoorens aen de De Broedermin, bevriend met Vanderhaeghen, had zich in dit conflict gemengd.hetgeen hem op de huid krioelt.
Cela nuirait au Vlaemsche Land qui a accès dans un grand nombre de bonnes maisons. Si d’ici à demain soir, M.
strofe 19
Cela est charmant. Voici maintenant le couplet a retoucher ou à changer tout à fait:
In de uiteindelijk versie werd het beeld van de luizen weggelaten in de laatste strofe:
Tenzy wanneer hy, arme dwaas,
zyn kriegel bloed voelt jukken:
dan byt hy, maar hy byt, helaas!
Zijn eigen lyf aan stukken.
Vermoedelijk verwijzing naar wat beschreven wordt in het Vlaemsche Land: (1 Maert 1857): ‘Maendag avond heeft eene bende betaelde gemaskeerden de koffijhuizen en herbergen der stad doorloopen, om eenige tafereelen, in een slach van tooverlanteern gesloten, te laten zien; ...men verbeeldde ook priesters, bisschoppen, paters en nonnen, half naakt, en zich aan afgrijzelijke daden overleverende’.
Zie: A. Vandeputte. Guido Gezelle op het oorlogspad. In: DWB: (1936) p.412
Liberale krant
Zie: Bien Public 28/03/1857 en 28/03/1857