This letter[1] is mine, but I don’t wish to have my name put under it. If you think it proper, do put it Round D.H. I presume I could do so, because realy the man J.O.C.[2] mistook a little bit
Ter gelegentheid van de tegenwoordige sinte Godelieven jubelfeeste[4] gaf Rond den Heerd, in zijnen laatsten numero[5] de beschrijvinge van de luiktafel die in de capelle hangt van sinte Godelieve te Ghistel[6]
Zonder de beschrijvinge van J. v. C. van Lophem te willen verbeteren, denk ik nogtans dat ik er iets moet mogen bijvoegen, tot nauwkeuriger inlichtinge van de bêvaarders die dezer dagen sinte Godelieven capelle zullen bezoeken en die luiktafel bezichtigen.
Littera B. In de plaatse van Bertolf en zijne moeder, van Godelieve en hare bruidjonkvrouwen, staan daar verbeeld Hemfroot en Oglena, met hunne drie dochters : Ogiene, Adela en Godelieve. En zeker is 't.
Op littera C staat sinte Godelieven weldadigheid verbeeld, zoo als J. v. C. zegt; zelfs ziet men er klaar het welbekende mirakel geteekend van de houtspaanders[7] of schavelingen.
Op n° 2 van de middentafel valt er ook iets te zeggen, peis ik. Immers dit panneel verbeeldt het sierlijk gastmaal dat Hemfroot, Heere van Londefort, ten zijnen huize gaf aan Staas, den Grave van Boulogne.
Wat verder ziet men Godelieve spijzen uitdelen aan den armen. Immers dat had zij gedaan eer de gasten aan tafel waren, en zoo diepe in de potten en in de vaten geschept, dat ze ijdel en ledig waren, als zij moesten opgediend worden. Natuurlijk was Hemfroot daar schrikkelijk spijtig om, en zijne dochter vloog er bitter tegen.
Wat deed zij?
Leest Rond den Heerd: “Rechts door een vensterken ziet men Godelieve geknield, biddende voor eenen autaar,” in de huiscapelle en vragende aan God dat bij haar in deze groote verlegentheid zoude ter hulpe komen, en haren vader in geene schande laten komen.
En inderdaad, op hare bede, zegt het wonderlijk leven van de Heilige Godelieve, Cortrijck, Louis Blanchet 1619, kwamen al de eetvaten boordevol met lekkere spijzen. De bovennatuurlijke vermenigvuldiginge van deze eetwaren heeft de schilder waarschijnelijk willen uitdrukken wanneer hij die Engels schilderde, die, als van God gezonden, met doomende schotels naar de geplunderde keuken snellen.
Op littera D heeft J. v. C. vergeten Bertolf te beschrijven zijn afscheid nemende van Godelieve, die hij tracht te vertweefelen door zoete woorden, zegt de legende.
En dan, op de laatste tafel, littera E, valt er nog een woordeken te zeggen:
“Verder” zegt J. v. C., “verschijnt de Heilige aan eene zieke vrouwe die miraculeus geneest.”
Eigentlijk, dat is de verschijninge van sinte Godelieve aan Edith, de blindgeboren dochter van Bertolf en zijne tweede huisvrouwe. De Heilige, zegt de Legende, verscheen aan Edith, gaf haar den raad van hare oogen te wasschen in het Putje, met het miraculeus Waterken.
En inderdaad, wat verder, op het zelfste panneel, ziet men de jonge dochter hare oogskes wasschen, op den boord van het aangewezen Putje, waar zij ziende wierd.
“En eindelijk”, zegt J. v. C. “in den opperhoek, staat sinte Godelieve, in 't wit gekleed, glinsterende met de hemelsche glorie.”
Dit laatste deel der schilderije verbeeldt sinte Godelieve als zij aan den knecht van Bertolf de zeer vermaarde twee hemden[8] bestelt.
In het kleen wegcappelleke, op uwe rechtere hand, als gij van Ghistel naar het klooster gaat, hangt er eene houten schilderije waarop te lezen staat:
dood hemden genaaid voor haar man.
Deze en meer andere bijzonderheden zullen alligte gedrukt staan, verhope ik, om te verschijnen aanstonds na de jubelfeesten[9]
Waarom niet eer? zult gij zeggen.
Och Heere! om bij de geschiedenisse van sinte Godelieve de beschrijvinge te voegen van dezen aanstaanden achthonderjarigen[10] jubilé, die als de laatste perel is denwelken onze eeuwe aan de kroone moet hechten van Gods lieve Beschermheilige van Ghistel.
Te Wierre-Effroi, bij Boulogne, stond eertijds het oud slot van Londefort[11] de geboorteplaatse van sinte Godelieve; te Wierre-Effroi wierd zij, bij haar Doopsel, over eene vonte gehouden die waarschijnelijk nu bewaard wordt op het Museum[12] te Boulogne. Wel nu, men verwacht bij die jubelfeesten den zeer eerweerden Heer Blaquart, die al 49 jaar en 6 maanden Pastor is op sinte Godelieven geboorteplaatse. Of die eerbiedweerde man verlangd heeft om sinte Godelieven jubilé bij te wonen, dat kunt gij denken; immers hij heeft ter haarder eere geschreven en gepredikt, jaren lang, en geen anderen loon verhoopt als dezen van te mogen leven tot op sinte Godelieven achthonderdsten verjaardag.