<Resultaat 345 van 2074

>

p1
Dear Rev. Guido

This letter[1] is mine, but I don’t wish to have my name put under it. If you think it proper, do put it Round D.H. I presume I could do so, because realy the man J.O.C.[2] mistook a little bit

L. Vanhaecke
p2
Eerweerde Heer,[3]

Ter gelegentheid van de tegenwoordige sinte Godelieven jubelfeeste[4] gaf Rond den Heerd, in zijnen laatsten numero[5] de beschrijvinge van de luiktafel die in de capelle hangt van sinte Godelieve te Ghistel[6]

Zonder de beschrijvinge van J. v. C. van Lophem te willen verbeteren, denk ik nogtans dat ik er iets moet mogen bijvoegen, tot nauwkeuriger inlichtinge van de bêvaarders die dezer dagen sinte Godelieven capelle zullen bezoeken en die luiktafel bezichtigen.

Littera B. In de plaatse van Bertolf en zijne moeder, van Godelieve en hare bruidjonkvrouwen, staan daar verbeeld Hemfroot en Oglena, met hunne drie dochters : Ogiene, Adela en Godelieve. En zeker is 't.

Op littera C staat sinte Godelieven weldadigheid verbeeld, zoo als J. v. C. zegt; zelfs ziet men er klaar het welbekende mirakel geteekend van de houtspaanders[7] of schavelingen.

Op n° 2 van de middentafel valt er ook iets te zeggen, peis ik. Immers dit panneel verbeeldt het sierlijk gastmaal dat Hemfroot, Heere van Londefort, ten zijnen huize gaf aan Staas, den Grave van Boulogne.

Wat verder ziet men Godelieve spijzen uitdelen aan den armen. Immers dat had zij gedaan eer de gasten aan tafel waren, en zoo diepe in de potten en in de vaten geschept, dat ze ijdel en ledig waren, als zij moesten opgediend worden. Natuurlijk was Hemfroot daar schrikkelijk spijtig om, en zijne dochter vloog er bitter tegen.

Wat deed zij?

Leest Rond den Heerd: “Rechts door een vensterken ziet men Godelieve geknield, biddende voor eenen autaar,” in de huiscapelle en vragende aan God dat bij haar in deze groote verlegentheid zoude ter hulpe komen, en haren vader in geene schande laten komen.

En inderdaad, op hare bede, zegt het wonderlijk leven van de Heilige Godelieve, Cortrijck, Louis Blanchet 1619, kwamen al de eetvaten boordevol met lekkere spijzen. De bovennatuurlijke vermenigvuldiginge van deze eetwaren heeft de schilder waarschijnelijk willen uitdrukken wanneer hij die Engels schilderde, die, als van God gezonden, met doomende schotels naar de geplunderde keuken snellen.

Op littera D heeft J. v. C. vergeten Bertolf te beschrijven zijn afscheid nemende van Godelieve, die hij tracht te vertweefelen door zoete woorden, zegt de legende.

En dan, op de laatste tafel, littera E, valt er nog een woordeken te zeggen:

“Verder” zegt J. v. C., “verschijnt de Heilige aan eene zieke vrouwe die miraculeus geneest.”

Eigentlijk, dat is de verschijninge van sinte Godelieve aan Edith, de blindgeboren dochter van Bertolf en zijne tweede huisvrouwe. De Heilige, zegt de Legende, verscheen aan Edith, gaf haar den raad van hare oogen te wasschen in het Putje, met het miraculeus Waterken.

En inderdaad, wat verder, op het zelfste panneel, ziet men de jonge dochter hare oogskes wasschen, op den boord van het aangewezen Putje, waar zij ziende wierd.

“En eindelijk”, zegt J. v. C. “in den opperhoek, staat sinte Godelieve, in 't wit gekleed, glinsterende met de hemelsche glorie.”

Dit laatste deel der schilderije verbeeldt sinte Godelieve als zij aan den knecht van Bertolf de zeer vermaarde twee hemden[8] bestelt.

In het kleen wegcappelleke, op uwe rechtere hand, als gij van Ghistel naar het klooster gaat, hangt er eene houten schilderije waarop te lezen staat:

Hier heeft sinte Godelieve naar haar
dood hemden genaaid voor haar man.

Deze en meer andere bijzonderheden zullen alligte gedrukt staan, verhope ik, om te verschijnen aanstonds na de jubelfeesten[9]

Waarom niet eer? zult gij zeggen.

Och Heere! om bij de geschiedenisse van sinte Godelieve de beschrijvinge te voegen van dezen aanstaanden achthonderjarigen[10] jubilé, die als de laatste perel is denwelken onze eeuwe aan de kroone moet hechten van Gods lieve Beschermheilige van Ghistel.

Te Wierre-Effroi, bij Boulogne, stond eertijds het oud slot van Londefort[11] de geboorteplaatse van sinte Godelieve; te Wierre-Effroi wierd zij, bij haar Doopsel, over eene vonte gehouden die waarschijnelijk nu bewaard wordt op het Museum[12] te Boulogne. Wel nu, men verwacht bij die jubelfeesten den zeer eerweerden Heer Blaquart, die al 49 jaar en 6 maanden Pastor is op sinte Godelieven geboorteplaatse. Of die eerbiedweerde man verlangd heeft om sinte Godelieven jubilé bij te wonen, dat kunt gij denken; immers hij heeft ter haarder eere geschreven en gepredikt, jaren lang, en geen anderen loon verhoopt als dezen van te mogen leven tot op sinte Godelieven achthonderdsten verjaardag.

Groet u minzaam,
L. VH.

Noten

[1] De brief van Louis Vanhaecke in bijlage is verloren gegaan. De tekst werd wel gepubliceerd in: Rond den Heerd: 5 (09/07/1870) 33, p.263-264. De datering wordt overgenomen van deze brief. Deze brief van Louis Vanhaecke is een reactie op een eerder verschenen lezersbrief van Joseph van Caloen in: Rond den Heerd: 5 (02/07/1870) 32, p.255-256. Van Caloen geeft er een beschrijving van de “luiktafel in het capelleke van Sint-Godelieve".
[2] Bij de oorspronkelijke lezersbrief van Joseph van Caloen in: Rond den Heerd: 5 (02/07/1870) 32, p.255-256 staan foutieve initialen J.O.C. (i.p.v. J.v.C.) L. Vanhaecke neemt de verkeerde initialen “J.O.C.” over uit Rond den Heerd. In de later gepubliceerde reactie van Louis Vanhaecke in Rond den Heerd staat wel de correcte afkorting “J.v.C.”.
kopperpinbustel den opperwaardvager = kobbejager kopperpinbustel
[3] De bijlage (brief voor Rond den Heerd) is niet bewaard. De brief werd wel gepubliceerd in Rond den Heerd: 5 (1870) 33, p.263-264. Dit is de tekst van de publicatie. De gepubliceerde bijlage van L. Vanhaecke in Rond den Heerd is een reactie op een vorige lezersbrief van Jozef van Caloen (Loppem, 02/07/1870) verschenen in Rond den Heerd: 5 (1870) 32, p.255-256
[4] De feestdag van de Heilige Godelieve valt op 6 juli.
[5] Lezersbrief van Joseph van Caloen in: Rond den Heerd: 5 (02/07/1870) 32, p.255-256.
[6] Devotiekapel van Sint-Godelieve in de abdij Ten Putte in Gistel.
[7] Godelieve zette zich tijdens haar leven in voor de armen en ze deelde voedsel uit zodat er een tekort aan eten dreigde. Ondanks de waarschuwingen blijft Godelieve voedsel uitdelen. Ze wordt echter door de hofmeesters opgepakt terwijl ze nog eten in haar schoot heeft verborgen. Ze bidt tot God zodat het voedsel verandert in houtspaanders en de hofmeesters niets meer aantreffen tijdens de controle.
[8] Volgens de legende werd na de dood van Godelieve een bediende van Bertolf naar Gistel gestuurd met een stuk lijnwaad om hemden te maken. Godelieve verscheen incognito aan de bediende en vroeg hem het lijnwaad. Bij zijn terugkeer ontving hij van Godelieve afgewerkte hemden. Bertolf herkende het werk van Godelieve en ging haar tevergeefs zoeken. Het werd de aanleiding tot zijn bekering. In Abdij Ten Putte is er nu nog een hemd zonder naad.
[9] In 1870 verscheen L. Vanhaecke, S. Godelieve van Ghistel. Brugge: Edw. Gailliard & co, 1870. Hoofdstuk XVII behandelt de jubelviering.
[10] drukfout in Rond den Heerd: achthonderdjarigen
[11] Het gehucht waar het kasteel stond heet nu Londefort Sainte Godeleine. Er blijft niets meer over van het kasteel. De funderingen werden gebruikt voor de bouw van een nabijgelegen hoeve.
[12] De doopvont waarin Godelieve gedoopt werd stond oorspronkelijk in de kerk en bevindt zich in het museum van Boulogne.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVanhaecke, Louis
Datums° Brugge, 18/01/1829 - ✝ Brugge, 24/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; priester; kapelaan; auteur
BioLouis Vanhaecke deed zijn humaniorastudies aan het Duinencollege in Brugge. In oktober 1846 ging hij naar het grootseminarie te Brugge waar hij Guido Gezelle als medeseminarist had. In 1851 werd Louis Vanhaecke leraar Frans aan het college te Poperinge. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 21/05/1853. Hij was achtereenvolgens leraar in het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (september 1852), kapelaan te Roeselare (juli 1855), leraar in het college te Oostende (september 1856) en te Poperinge (september 1862), habituant van Sint-Jacobs te Brugge (augustus 1864) en kapelaan van de Heilig-Bloedkapel (februari 1865). In 1872 werd hij erekanunnik van Antiochië. Louis Vanhaecke was een controversiële figuur die bekend was om zijn grappen en door Huysmans in verband werd gebracht met satanisme. Zelf publiceerde hij diverse religieuze werken.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medeseminarist Gezelle
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamVanhaecke, Louis
Datums° Brugge, 18/01/1829 - ✝ Brugge, 24/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; priester; kapelaan; auteur
BioLouis Vanhaecke deed zijn humaniorastudies aan het Duinencollege in Brugge. In oktober 1846 ging hij naar het grootseminarie te Brugge waar hij Guido Gezelle als medeseminarist had. In 1851 werd Louis Vanhaecke leraar Frans aan het college te Poperinge. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 21/05/1853. Hij was achtereenvolgens leraar in het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (september 1852), kapelaan te Roeselare (juli 1855), leraar in het college te Oostende (september 1856) en te Poperinge (september 1862), habituant van Sint-Jacobs te Brugge (augustus 1864) en kapelaan van de Heilig-Bloedkapel (februari 1865). In 1872 werd hij erekanunnik van Antiochië. Louis Vanhaecke was een controversiële figuur die bekend was om zijn grappen en door Huysmans in verband werd gebracht met satanisme. Zelf publiceerde hij diverse religieuze werken.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medeseminarist Gezelle
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamBertolf
GeslachtMannelijk
BioZoon van de kasteelheer van Gistel die de heilige Godelieve op en na hun bruiloft verstootte en die samen met zijn moeder verantwoordelijk was voor haar dood.
Naamvan Caloen, Joseph Marie Louis Victor; van Caloen, Gérard; Dom Gérard o.s.b.
Datums° Loppem, 12/03/1853 - ✝ Antibes, 16/01/1932
GeslachtMannelijk
Beroepbenedictijn; priester; abt; novicenmeester; bisschop; auteur
VerblijfplaatsBrazilië; Frankrijk
BioJoseph van Caloen werd geboren te Loppem op 12 maart 1853 als oudste zoon van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps, de bouwheren van het kasteel van Loppem. Zijn jeugd stond in het teken van de neogotiek, het katholieke reveil en de christelijke oudheidkunde. Hij kreeg thuisonderricht in het Frans. Rond 1866-1867 werd hij bevriend met Guido Gezelle, die zijn interesse wekte voor het Nederlands. Anders dan soms werd beweerd, was Gezelle nooit Josephs privéleraar Nederlands. Wel begeleidde hij hem bij zijn eerste opstellen in die taal. Joseph leverde een aantal opstellen voor Gezelles tijdschrift “Rond den Heerd”. In 1871 publiceerde hij onder impuls van Gezelle zijn eerste werk “De Vier Kruisreliquien” bij drukker Modest Delplace. Dankzij Gezelle werd hij bestuurslid van de Société Archéologique de Bruges (1870). Als vriendendienst aan Joseph schreef Gezelle in 1870 verzen voor de muurschilderingen in het Blauw Salon te Loppem. In 1872 werd hij lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Op 11 november 1872 trad hij in bij de benedictijnen, onder de kloosternaam Gérard. Hij werd op 23 december 1876 tot priester gewijd, in 1877 prior en novicemeester te Maredsous. Op 1 augustus 1878 vroeg hij Gezelle per brief om ook in te treden. Op 3 november 1881 opende hij te Maredsous een abdijschool waarvan hij ook rector werd. Hij richtte er een bibliotheek op en werd er de eerste bibliothecaris. In 1882 publiceerde hij het eerste liturgische gebedenboek in het Frans en hij was de stichter van de “Revue Bénédictine”. Hij werd in 1886 procurator van de Congregatie van Beuron in Rome en in 1887 studieprefect aan het Sint-Anselmuscollege in Rome. Hij was eveneens de stichter van de abdij Keizersberg in Leuven. In 1893 zond paus Leo XIII hem naar Brazilië om er de benedictijnerorde te hervormen. In 1895 nam hij definitief afscheid van Maredsous, om zich in Brazilië te vestigen. Hij werd abt te Olinda (1896) en Rio de Janeiro (1905). In Europa richtte hij drie missieprocuren op, o.a. één te Sint-Andries (15/01/1899), vanaf 17 juni 1901 Abdij van Zevenkerken genaamd. Dom Gérard was er de eerste abt. Op 18 april 1906 werd hij tot titelvoerend bisschop van Phocea te Maredsous gewijd. Van 1908 tot 18 mei 1919 was hij aartsabt van de Braziliaanse congregatie. Hij keerde in 1919 ziek terug naar de abdij van Sint-Andries van Brugge vanaf 1925 verbleef hij te Antibes, waar hij overleed in 1932.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend van Gezelle; bijdragen voor Rond den heerd; medebestuurslid Société Archéologique de Bruges
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III ; F. de Meeûs, Guido Gezelle en Monseigneur van Caloen. In: Les cahiers de Saint-André: 20 (1963), 2, p.10-20 en 4, p.11-26; A. Demeulemeester, Gezelle en Jozef van Caloen. Notities bij een vriendschap. In: Biekorf: 73 (1972), p.135-141 en 233-240; B. Denys, Guido Gezelle en zijn Loppemse relaties. In: Zilleghem: 20 (1999), p.47-56; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.30-36.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGodelieve van Gistel (Heilige)
Datums° Londefort-lez-Boulogne, ca. 1049 - ✝ Gistel, ca. 1070
GeslachtVrouwelijk
BeroepHeilige
BioGodelieve, afkomstig uit het slot Londesvoorde nabij Wierre-Effroy (Boulogne, Pas-de-Calais) werd door haar man Bertolf van Gistel en schoonfamilie vermoord en in een poel geworpen. Edith, de blinde dochter uit het tweede huwelijk van haar echtgenoot, werd op miraculeuze wijze genezen na het wassen van haar ogen met het water uit de poel. Tijdens haar leven zette Godelieve zich ook in voor de armen. Ze werd op 30 juli 1084 heilig verklaard. Feestdag op 6 juli.
Links[wikipedia]
NaamHemfroot
GeslachtMannelijk
NaamVanhaecke, Louis
Datums° Brugge, 18/01/1829 - ✝ Brugge, 24/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; priester; kapelaan; auteur
BioLouis Vanhaecke deed zijn humaniorastudies aan het Duinencollege in Brugge. In oktober 1846 ging hij naar het grootseminarie te Brugge waar hij Guido Gezelle als medeseminarist had. In 1851 werd Louis Vanhaecke leraar Frans aan het college te Poperinge. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 21/05/1853. Hij was achtereenvolgens leraar in het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (september 1852), kapelaan te Roeselare (juli 1855), leraar in het college te Oostende (september 1856) en te Poperinge (september 1862), habituant van Sint-Jacobs te Brugge (augustus 1864) en kapelaan van de Heilig-Bloedkapel (februari 1865). In 1872 werd hij erekanunnik van Antiochië. Louis Vanhaecke was een controversiële figuur die bekend was om zijn grappen en door Huysmans in verband werd gebracht met satanisme. Zelf publiceerde hij diverse religieuze werken.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medeseminarist Gezelle
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBlanquart, Jean-François
Datums° Wierre-Etfroy, 09/09/1797 - ✝ Wierre-Etfroy, 23/08/1876
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; auteur
VerblijfplaatsFrankrijk
BioBlanquart was pastoor in Wierre-Effroy, de geboorteplaats van de Heilige Godelieve. Hij schreef zelf een werk over haar: Vie de Sainte Godeleine (1844).
Bronnen https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k36122m/f391.item.r=jean%20francoys%20blaquart%20wierre.texteImage

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamGistel
GemeenteGistel
NaamLoppem
GemeenteZedelgem
NaamWierre-Effroi
NaamBoulogne-sur-Mer

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWonderlyk leven van de Heylige Godelieve, Maegd en Martelaeresse
Datum1619
PlaatsKortrijk
UitgeverLouis Blanchet

Titel[06/07/1870], [Brugge], Louis Vanhaecke aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Universiteit Antwerpen; Publicatie
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVanhaecke, Louis
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[06/07/1870]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef; datum en plaats gereconstrueerd op basis van de gepubliceerde bijlage: brief in Rond den Heerd: Brugge Sint Godelievedag 1870.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 101x132
wit, vierkant geruit
papiersoort: 1 zijde beshreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden bijlage (brief voor Rond den Heerd) ontbreekt maar de brief is gepubliceerd in Rond den Heerd (Jrg. 5 (1870) nr. 33, p.263-264
de bijlage is in het Nederlands
Toevoegingen op blanco zijde 2 links in de zijrand: taalkundige notities: kopperpinbustel den opperwaardvager = kobbejager kopperpinbustel (inkt, verticaal, hand G.G.); zijde 1 met potlood doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7713
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|14061
Inhoud
IncipitThis letter is mine, but I don't
Samenvatting de gepubliceerde bijlage van L. Vanhaecke in Rond den Heerd is een reactie op een vorige lezersbrief van Jozef van Caloen (Loppem, 02/07/1870) verschenen in Rond den Heerd, Jrg. 5 (1870) nr. 32, p.255-256
Tekstsoortbrief
TalenEngels; Nederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.