[1] Messiaansche vaerz en werden, in mijn jeugd, naar zekeren mijnheer Mes of Mesz, die er
een bol in was, de zoodanige genoemd, die maar in schijn rijmen, als ketent en rekent,
koestaart en ploegzwaard, grijzaard en nijlpaard. Een voorbeeld leveren de volgende, uit
een gedicht, op de promotie van twee mijner vrienden vervaardigd:
Berst los, bezielt u, Messianen!
By 't plengen van den eerewijn.
Verheft den roem van groote namen,
In 't onnavolgbaar kreupelrijm.
Zij wijd en zijd de lof vernomen
Van.... 's onnavolgbre zonen,
Dees dag met eeuwige eer omkranst:
En by den blijden klank der kelken
Moog my, Apol, uw dichtvuur helpen:
Het was my nooit zoo nut als thands.
............
Ach! thands verdeelt zich beider loopbaan,
Want de oudste zal, als Proponent,
Fiks naar een Predikantsplaats doorslaan,
Zijn teeder lief in d' arm geklemd:
En d' ander, die niet minder leep is,
Brengt offers op 't altaar van Themis.
(uit: De gedichten van den Schoolmeester, uitgegeven door J. van Lennep, met een inleiding van T. van Deel en Marita Mathijsen, . Kruseman's Uitgeversmaatschappij, Den Haag 1979, p.191)