…
—
Toen zei de kleene Deerne:[1]
ik sluit het met 'nen sperele,
'nen sperel, Woutje, Wout,
van schoon geblonken goud.
Pruts! zei het zwijn
—
Ach! zei de kleene Deerne
uw botheid moet mij deerene.
En geeft gij, Woutje, Wout,
mij nooit geen schoon akout?
Neen 'k, zei het zwijn.
—
Toen zei de kleene Deerne:[1]
ik sluit het met 'nen sperele,
'nen sperel, Woutje, Wout,
van schoon geblonken goud.
Pruts! zei het zwijn
—
Ach! zei de kleene Deerne
uw botheid moet mij deerene.
En geeft gij, Woutje, Wout,
mij nooit geen schoon akout?
Neen 'k, zei het zwijn.
—
Dat is een schoon, met eene zedeleer erin: wrijft aan een ezel zijn g......p2…
Wat zegt gij van den Titel