<Resultaat 1162 van 2394

>

p1
Eerweerde Heer

Ippen, nippen, hippen[1] De gelykenisse valt op het rond dik huizetje waarin het linzaad gedoken en bewaard zit.

Ijken[2] dikwyls gehoord. Ik heb altyd gemeend dat 't wilde zeggen: ineenzinken, krom en sluts gaan klare van 't gewichte

Render[3] Ik weet van een grooten vogel die al hier opkomt in den winter en dien ze te Noordschoote kernŏùl of karnŏùl[4] of

p2gelyk de bloeie van den notelare enz vou'en.[5] Te Noordschote zouden ze voegen zeggen: dat en voegt niet; een lange frak met gelapte leerzen dat en voegt niet. En voegen is 't gene twee planken doen die wel op malkander passen als byv. de kanten die op malkander vallen of schuiven behoorlyk afgeschuinschd zyn

Vetter en blyver[6] Blyver woordt ook looper geheeten

Reinkoud[7] is zeker 't zelfste als waterkoud

Noten

[1] Antwoord op vraag van Guido Gezelle in: Bijblad van Loquela: 7 (Wiedmaand 1887): ”Wat is 't: een ippen, een nippen of een hippen? En op welk dik wezen valt hier de gelijkenisse?”
[2] Antwoord op vraag van Guido Gezelle in: Bijblad van Loquela: 7 (Wiedmaand 1887): ”Wat is 't werkw. ijken te zeggen, in het volgende: ”Zulk een vrecht hooi: en je zou daaronger iken!“ stemzate van heel den zeg op iken, en i gelijk in 't Fr. clique, barrique, Geh. Poperinghe.”
[3] Antwoord op vraag van Guido Gezelle in: Bijblad van Loquela: 7 (Wiedmaand 1887) en volgende bijbladen: ”Welke vogel is een render, (des renders, van den render)? Hij komt Vlanderenwaards als 't fel vriest, is hooge en groot, bijkans kalvergrootte. Geh. Poucke. De Bo (1460) staat er: ”Dender, m. Groote zwaan;” en (930) “Render, m. Veers, Fr. genisse. Z. Rend. “
[4] Het is onduidelijk welk teken er op de o en de u staat.
stoffel = toffel stepchen
[5] Reactie op Guido Gezelle, Zantekoorn: Vou’en. In: Loquela: 7 (Wiedmaand 1887) 2, p.15: ”vou’en’, vou’de, gevou'd. = Rijmen, vouden, op malkaar passen, als klank en wederklank. — Jan Raes es zoo gierig als nekrbaas. — Waarom zeggen ze dat? — 'k En weet niet, omdat 't vou't zeker. Geh. Vichte, Anseghem.”
[6] Reactie op Guido Gezelle, Zantekoorn: Vetter. In: Loquela: 7 (Wiedmaand 1887) 2, p.15 ”vetter, den. — Stuk vee dat men houdt om te vetten: saginandum (pecus) in het Latijn. — Wij hebben vier zwijns, twee vetters en twee blijvers. Geh. Cortemarck. Vrglk het w. Blijver.”
[7] Reactie op Guido Gezelle, Zantekoorn: Reinkoud. In: Loquela: 7 (Wiedmaand 1887) 2, p.14: ”reinkoud = Regenkoud, koud als of het ginge reinen, regenen. Geh. Eeghem.”

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefschrijver

NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamKoekelare
GemeenteKoekelare

Naam - plaats

NaamNoordschote
GemeenteLo-Reninge

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Haghebaert, Placidus Amandus

Correspondenten

Gezelle, Guido
Haghebaert, Placidus Amandus

Naam - plaats

Noordschote

Plaats van verzending

Koekelare

Titelxx/[06/1887], [Koekelare], [Placidus Amandus Haghebaert (= Broeder Bernardus)] aan [Guido Gezelle]
EditeurChris Vandewalle; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Haghebaert, Placidus Amandus]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[06/1887]
VerzendingsplaatsKoekelare (Koekelare)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van de brieftekt; adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift ; adressaat en plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; Placidus Amandus Haghebaert = Broeder Bernardus.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 106x137
wit, vierkant geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: onderkant van vel ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 rechts in de zijrand: taalkundige notities: stoffel = toffel stepchen (inkt, verticaal, hand G.G.); zijden 1 en 2 met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8088
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|14472
Inhoud
IncipitIppen, nippen, hippen. De gelykenisse valt
Samenvatting antwoord op vragen in Bijblad van Loquela. - 7 (Wiedmaand 1887) en reactie op woorden 'vou'en', 'vetter' en 'reinkoud': uit Loquela. - Jrg 7 (Wiedmaand 1887) nr. 2, p.14-15
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.