Brugge, 8 November 1886.
Zeer Eerweerde Heer,
Donderdag namiddag[1] vergadert de keurraad van het zanggedicht[2] Ik hoop dat wij het groot genoegen zullen hebben UEd. in ons midden te zien.
Ik heb de eer UEd. te sturen een afschrift van het stuk nr 22, dat UEd. ter bekroning voorstelt[3] opdat UEd. ons zou willen per schrift opgeven de zinnen, uitdrukkingen, enz., welke UEd. denkt moeten veranderd te worden en dit, in ‘t geval dat het UEd. onmogelijk ware onze zitting bij te wonen.[4]
Aanvaard mijne gevoelens van eerbiedvolle hoogachting
Al: Neliz.
P.S. Zoo even heb ik van uwentwege de spraakkunst van Franck ontvangen.