Noten

[1] Na enkele miskramen bleef het echtpaar Raoux kinderloos.
[2] Realisatie van het Franstalige bidprentje voor de huldiging van zeven jubilarissen die 50 jaar lid waren van de Kortrijkse Mariacongregatie "Enfants de Marie" (02/07/1831 - 02/07/1881). Deze congregatie bij de zusters Paulinen was in februari 1879 (her)opgericht, maar kende een lange voorgeschiedenis. Hoewel het initiatief voor de congregatie van pastoor Vyncke, kwam, viel ze al gauw onder de leiding van Gezelle. Zijn rol in de gelegenheidspublicatie was dus dubbel. Hij was zowel de schrijver van de tekst als de financier van de publicatie. Het bidprentje werd uitgedeeld op de viering en Gezelles lied o Ma Mère, o Marie werd door de aanwezigen vol verrukking meegezongen. Gezelle kreeg voor de uitvoering van het bidprentje een aantal keuzes. Belangrijk was de afbeelding op de voorzijde. Omdat de viering plaats vond op een symbolische dag in de katholieke kalender, 2 juli is de dag van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie, lag het voor de hand dat deze thematiek zou uitgevoerd worden. Hoewel Raoux reeds over een stock van standaardafbeeldingen beschikte, lijkt het erop dat de afbeelding voor het eerst uitgevoerd werd, of toch op dit formaat. In elk geval werd ze daarna hergebruikt als apart prentje. Gezelle had de kans om de kleuren zelf te bepalen, andere opties waren de grootte, de kleur en de aard van de lettertypes en de randversiering. Uiteindelijk hield hij het bij de traditionele kleuren en de voorstellen van Raoux. Het eindresultaat behoort tot Raoux’ betere werk. Het prentje herinnert aan Fra’ Angelico’s Visitatie en onderscheidt zich ondanks een zekere houterigheid van de concurrentie door de tonaliteit van de kleurzetting. Gezelle was bijzonder opgetogen met het resultaat en besprak het in de Gazette van Kortrijk: “Van de gedenkenisse gesproken. Gelukkig die er een hebben, want het is een prachtig uitgevoerd stuk, uit de verwenprenterije van Pieter Raoux, te Brugge.”
lepelgars gantere ganzegroengarre, de zwarte caffé jongens ‘k en he geen melk ‘t en is ma garre vandageTjischen = tuschen Onderstreping van Gezelle in blauw potlood tjischen de pitten K. Onderstreping van Gezelle in blauw potlood

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRaoux, Pierre
Datums° Assebroek, 08/09/1845 - ✝ Brugge, 03/10/1917
GeslachtMannelijk
Beroepgrafisch kunstenaar; graveur-lithograaf; drukker
BioPierre Raoux was de oudste zoon van de ongehuwde Francisca Lagast. Na haar huwelijk met de timmerman Edmond Raoux werd hij als zijn zoon gewettigd in 1850. Het lijkt erop dat hij minstens een deel van zijn jeugd buiten het gezin opgevoed werd bij de Broeders van Liefde. Als volksjongen van beperkte komaf gaf zijn artistieke aanleg hem de kans om zich te ontwikkelen. Hij volgde een opleiding aan de Brugse Academie, waar hij in de jaren 1860 meer dan eens laureaat werd. De techniek van het steendrukken kreeg hij onder de knie bij Jacob Petyt. Ook na de dood van zijn leermeester in december 1871 bleef Raoux in dienst van Weduwe Petyt. Het atelier Petyt bracht hem in contact met sleutelfiguren in de Brugse culturele en katholieke wereld, zoals Adolf Duclos en Jean Baptiste de Bethune. Zij steunden hem om zich verder te vervolmaken. In 1874 trok hij naar het buitenland met een beurs van de Belgische staat. Hij specialiseerde zich in de chromolithografie tijdens een stage in Parijs. Daarna trok hij voor lange tijd naar Italië om er de oude meesters te bestuderen en te kopiëren met de financiële steun van Jean Baptiste de Bethune en Henri Desclée. Wellicht gebeurde dit door de tussenkomst van Adolf Duclos die contact bleef houden. Zij verzochten hem om in middeleeuwse manuscripten en drukken iconografisch materiaal en randversieringen te zoeken voor hun liturgische uitgaven. De Bethune wou hem de leiding geven over de lithografische afdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij, de Brugse tak van de uitgeverij van Desclée. Raoux bleek niet in te gaan op zijn voorstel. Als schadeloosstelling voor de investering werden de meest waardevolle studies van Raoux gekopieerd voor Desclée en de Sint-Lucasschool in Gent. In oktober 1879 stichtte Pieter Raoux een eigen steendrukkerij in Brugge die hij samen met zijn echtgenote Leonie Manceau uitbaatte. De vele drukwerken die hij verzorgde waren neogotisch van aard en van hoogstaande kwaliteit. Hij moest optornen tegen de massaproductie van de zgn. 'saint-sulpiceprenten' die de markt overspoelden en die als te wulps en ongodsdienstig werden ervaren. Hij voerde hierin een strijd die ondersteund werd door Guido Gezelle en de Heilige Beeldekensgilde. Hij werkte ook voor tijdschriften zoals Rond den heerd en de Handelingen van het genootschap voor geschiedenis. In oktober 1886 werd hij aangesteld als leraar aan de Brugse academie. In 1889 werd hij toch directeur van de lithografieafdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij (Desclée de Brouwer).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lithograaf-drukker van Gezellegedichten; Rond den Heerd
BronnenK. Calis; E. Depuydt, Guido Gezelle en de verwenprenterije van Pieter Raoux. In: Biekorf: 115 (2015) 4, p.385-417

Briefschrijver

NaamRaoux, Pierre
Datums° Assebroek, 08/09/1845 - ✝ Brugge, 03/10/1917
GeslachtMannelijk
Beroepgrafisch kunstenaar; graveur-lithograaf; drukker
BioPierre Raoux was de oudste zoon van de ongehuwde Francisca Lagast. Na haar huwelijk met de timmerman Edmond Raoux werd hij als zijn zoon gewettigd in 1850. Het lijkt erop dat hij minstens een deel van zijn jeugd buiten het gezin opgevoed werd bij de Broeders van Liefde. Als volksjongen van beperkte komaf gaf zijn artistieke aanleg hem de kans om zich te ontwikkelen. Hij volgde een opleiding aan de Brugse Academie, waar hij in de jaren 1860 meer dan eens laureaat werd. De techniek van het steendrukken kreeg hij onder de knie bij Jacob Petyt. Ook na de dood van zijn leermeester in december 1871 bleef Raoux in dienst van Weduwe Petyt. Het atelier Petyt bracht hem in contact met sleutelfiguren in de Brugse culturele en katholieke wereld, zoals Adolf Duclos en Jean Baptiste de Bethune. Zij steunden hem om zich verder te vervolmaken. In 1874 trok hij naar het buitenland met een beurs van de Belgische staat. Hij specialiseerde zich in de chromolithografie tijdens een stage in Parijs. Daarna trok hij voor lange tijd naar Italië om er de oude meesters te bestuderen en te kopiëren met de financiële steun van Jean Baptiste de Bethune en Henri Desclée. Wellicht gebeurde dit door de tussenkomst van Adolf Duclos die contact bleef houden. Zij verzochten hem om in middeleeuwse manuscripten en drukken iconografisch materiaal en randversieringen te zoeken voor hun liturgische uitgaven. De Bethune wou hem de leiding geven over de lithografische afdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij, de Brugse tak van de uitgeverij van Desclée. Raoux bleek niet in te gaan op zijn voorstel. Als schadeloosstelling voor de investering werden de meest waardevolle studies van Raoux gekopieerd voor Desclée en de Sint-Lucasschool in Gent. In oktober 1879 stichtte Pieter Raoux een eigen steendrukkerij in Brugge die hij samen met zijn echtgenote Leonie Manceau uitbaatte. De vele drukwerken die hij verzorgde waren neogotisch van aard en van hoogstaande kwaliteit. Hij moest optornen tegen de massaproductie van de zgn. 'saint-sulpiceprenten' die de markt overspoelden en die als te wulps en ongodsdienstig werden ervaren. Hij voerde hierin een strijd die ondersteund werd door Guido Gezelle en de Heilige Beeldekensgilde. Hij werkte ook voor tijdschriften zoals Rond den heerd en de Handelingen van het genootschap voor geschiedenis. In oktober 1886 werd hij aangesteld als leraar aan de Brugse academie. In 1889 werd hij toch directeur van de lithografieafdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij (Desclée de Brouwer).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lithograaf-drukker van Gezellegedichten; Rond den Heerd
BronnenK. Calis; E. Depuydt, Guido Gezelle en de verwenprenterije van Pieter Raoux. In: Biekorf: 115 (2015) 4, p.385-417

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamManceau, Leonie
Datums° Torhout, 10/03/1850
GeslachtVrouwelijk
Beroeplerares; administratief medewerker; wijnhandelaar
BioLeonie Manceau was de dochter van Francis Joseph Desire Manceau en Justine Marie Demey. Ze was de zus van Julien Manceau die de toneelafdeling van de Augustinusgilde leidde. Ze trad in januari 1881 in het huwelijk met drukker Pierre Raoux. Na enkele miskramen bleef het echtpaar kinderloos. Met haar kennis als leerkracht bracht ze het drukkersbedrijf zakelijk op een hoger niveau. Ze nam de correspondentie voor haar rekening, waardoor het Frans een prominentere plaats kreeg. Na de dood van haar echtgenoot verhuisde ze op 18/04/1919 naar Lochristi (Dorpsstraat 126) vanuit hun huis te Brugge in de Guido Gezellelaan. Op dat moment stond ze geregistreerd in het bevolkingsregister als ‘wijnhandelaarster’.
NaamRaoux, Pierre
Datums° Assebroek, 08/09/1845 - ✝ Brugge, 03/10/1917
GeslachtMannelijk
Beroepgrafisch kunstenaar; graveur-lithograaf; drukker
BioPierre Raoux was de oudste zoon van de ongehuwde Francisca Lagast. Na haar huwelijk met de timmerman Edmond Raoux werd hij als zijn zoon gewettigd in 1850. Het lijkt erop dat hij minstens een deel van zijn jeugd buiten het gezin opgevoed werd bij de Broeders van Liefde. Als volksjongen van beperkte komaf gaf zijn artistieke aanleg hem de kans om zich te ontwikkelen. Hij volgde een opleiding aan de Brugse Academie, waar hij in de jaren 1860 meer dan eens laureaat werd. De techniek van het steendrukken kreeg hij onder de knie bij Jacob Petyt. Ook na de dood van zijn leermeester in december 1871 bleef Raoux in dienst van Weduwe Petyt. Het atelier Petyt bracht hem in contact met sleutelfiguren in de Brugse culturele en katholieke wereld, zoals Adolf Duclos en Jean Baptiste de Bethune. Zij steunden hem om zich verder te vervolmaken. In 1874 trok hij naar het buitenland met een beurs van de Belgische staat. Hij specialiseerde zich in de chromolithografie tijdens een stage in Parijs. Daarna trok hij voor lange tijd naar Italië om er de oude meesters te bestuderen en te kopiëren met de financiële steun van Jean Baptiste de Bethune en Henri Desclée. Wellicht gebeurde dit door de tussenkomst van Adolf Duclos die contact bleef houden. Zij verzochten hem om in middeleeuwse manuscripten en drukken iconografisch materiaal en randversieringen te zoeken voor hun liturgische uitgaven. De Bethune wou hem de leiding geven over de lithografische afdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij, de Brugse tak van de uitgeverij van Desclée. Raoux bleek niet in te gaan op zijn voorstel. Als schadeloosstelling voor de investering werden de meest waardevolle studies van Raoux gekopieerd voor Desclée en de Sint-Lucasschool in Gent. In oktober 1879 stichtte Pieter Raoux een eigen steendrukkerij in Brugge die hij samen met zijn echtgenote Leonie Manceau uitbaatte. De vele drukwerken die hij verzorgde waren neogotisch van aard en van hoogstaande kwaliteit. Hij moest optornen tegen de massaproductie van de zgn. 'saint-sulpiceprenten' die de markt overspoelden en die als te wulps en ongodsdienstig werden ervaren. Hij voerde hierin een strijd die ondersteund werd door Guido Gezelle en de Heilige Beeldekensgilde. Hij werkte ook voor tijdschriften zoals Rond den heerd en de Handelingen van het genootschap voor geschiedenis. In oktober 1886 werd hij aangesteld als leraar aan de Brugse academie. In 1889 werd hij toch directeur van de lithografieafdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij (Desclée de Brouwer).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lithograaf-drukker van Gezellegedichten; Rond den Heerd
BronnenK. Calis; E. Depuydt, Guido Gezelle en de verwenprenterije van Pieter Raoux. In: Biekorf: 115 (2015) 4, p.385-417

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Titelo Ma Mère, o Marie
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 208

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Raoux, Pierre

Correspondenten

Gezelle, Guido
Raoux, Pierre

Naam - persoon

Manceau, Leonie
Raoux, Pierre

Plaats van verzending

Brugge

Titel - gedicht van Guido Gezelle

o Ma Mère, o Marie
Titelxx/xx/[1881], [Brugge], Pierre Raoux aan [Guido Gezelle]
EditeurE. Depuydt
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderRaoux, Pierre
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/xx/[1881]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieJaartal, plaats en adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inKoen Calis; Els Depuydt, Guido Gezelle en de verwenprenterije van Pieter Raoux. - in : Biekorf. Jrg. 115 (2015) nr. 4, p.411
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 enkele vellen, enkel vel 1: 126x100; enkel vel 2: 127x103
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat onvolledig: brief verknipt tot vier taalkundige fiches waarvan twee gereconstrueerd; bovenkant van vel ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 in de linkermarge: taalkundige notities: lepelgar[x]s gantere ganzegroen (blauw potlood, verticaal, hand G.G.); op zijde 2 onderaan: taalkundige notities: garre, de zwarte caffé jongens 'k en he geen melk 't en is ma garre vandage (purperen inkt, omgekeerd, hand G.G.); op zijde 4 onderaan: taalkundige notities: Tjischen = tuschen tjischen de pitten K (purperen inkt en blauw potlood, omgekeerd, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3586, garre + 3586 tjischen
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|14663
Inhoud
IncipitLeo[nie] heeft over een tiental dagen eenen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.