Bate,[1] bátje met korte a in den zin dien gy zegt. Maar 'k en peize niet dat men sprekende byv. van eene koe die op heur baten is van t kalf wil spreken; t is van de melk. Tuum batje ironice sit[2] Uitleggen Dubito sed quidquid sit[3] breken, gebrokken zyn dicitur de vacca quae in eo est ut edat vitellum jamjam, quod apparet, non ex intumescentia uteri vel uberum, sed ex eo quod ossa quaedam magis solito disiungantur[4] Maar genoeg van dat peerdemeesters latyn.
Breeloop[5] breewielwagen, breewielkarre Is Breeloop geen rytuig dat breeder speurt als de gewone rytuigen (waarvan de wielen verder (in de wyde) van malkander staan als aan een anderen wagen — optrekken; ik twyfel danig aan dat woord.
Appelman.[6] Ik peis dat dat woord moet betrek hebben met eene oude bygelovigheid, volgens welke de Koning, de geest, de god van de appels wrake komt nemen over de gene die te vele appels eten, gelyk er een schrikkelyke groote puid is die de kinders komt straffen als zy de puiden al te vele kwellen