Gij zult, ik hoop het, de goedheid hebben mij te verontschuldigen zoo ik heden de eerbiedige vrijheid durf nemen, U eene gunst te komen vragen.
Onze Broeder Hendrik Missionaris in Amerika viert, - indien God hem leven schenkt – op 22sten Mei aanstaande zijn zilver jubile van Priester. Hij heeft er mij in zijnen laatsten brief – dien ik nog niet weder gekregen heb[1] - nog van gesproken en mij de hier bijgevoegde
p2 verzen, welke hij begeert te doen herdrukken, in gedachtenis van onzen zoo diepbetreurden broeder Rufin[2] medegezonden. Welnu, Eerwaarde Heer, ik ben zoo zeer begeerig hem ter gelegenheid van dit jubelfeest iets te zeggen, of dat er hem door U iets gezegd worde, dat, hoewel verlegen om het te doen, ik toch op mij genomen heb, U te vragen of niet eenige Uwer schone verzen[3] van welke onzen Broeder – zoo als wij allen – altijd zoo ingenomen is geweest, aan mijne begeerte zou konnen of mogen beantwoorden. Indien Gij Eerwaarde Heer, aan mijne verzoek wilt voldoen zal ik U de hertelijkste dank voor betuigen. Ik zou mijn Broedr zoo geern deze aangename verrassing verschaffen.
Gewoon zijnde mij in elke omstandigheid tot mijnen zoo teer beminden
…