<Resultaat 2289 van 2535

>

p1

Pensionnat

Saint Georges

votre pieuse libéralité vous ne nous refuserez pas une obole![1]

Agréez, je vous prie, d’avance, notre vive gratitude, et veuillez croire à nos sentiments de consideration distinguée.
Votre humble servante en Notre Seigneur
Soeur Joséphine religieuse Augustinesse
Mére Superieure
p2

Noten

[1] ‘Een obool’ is een Griekse munt van geringe waarde. Hier figuurlijk gebruikt. De zuster vraagt Gezelle om en gedichtje.
Be/lot hebbenhy ging op de leêre, maar als hy boven kwam hy ha zulk een belotGulleghem= benot, benut, bernut ? q.v.quod vide Vertaling (Latijn): Hetgeen men ziet. In Van Dale: zie dit, sla dit op.bedot?brdot (brd = bl)gestemde r Telkens puntje onder r. Alle onderstrepingen in blauw potlood van Guido Gezelle. Vertaling (Latijn): Hetgeen men ziet. In Van Dale: zie dit, sla dit op. Telkens puntje onder r. Alle onderstrepingen in blauw potlood van Guido Gezelle.

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamMullier, Amélie Emérentine Joseph; Marie-Josephine (Zuster)
Datums° Moeskroen, 06/09/1810 - ✝ Menen, 24/01/1892
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; moederoverste
BioAmélie Emérentine Joseph Mullier werd geboren in Moeskroen op 6 september 1810 als dochter van handelaar en tabaksfabrikant François Ernest Joseph Mullier (Moeskroen, 4 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828) en Marie Angélique Odou (Moeskroen, 8 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828). Haar ouders huwden op 4 augustus 1795 in Moeskroen. Ze was het jongste kind van een kroostrijk gezin. In 1846 trad ze in het klooster van de Zusters Augustinessen te Menen, en dit onder de kloosternaam Marie-Josephine. Ze werd verkozen tot priorin, een functie die ze bijna bekleedde tot aan haar overlijden in 1892. Dame Marie-Josephine was een uitzonderlijke persoonlijkheid die in even uitzonderlijke omstandigheden leiding gaf aan een gemeenschap van dertig zusters waarbij zowel de medische zorg als een gevarieerd onderwijsnet uitgebouwd werden. De priorin was een getalenteerde persoonlijkheid die, naast muzikale en artistieke kennis, ook beschikte over sociale en organisatorische talenten. Met veel enthousiasme bouwde ze aan de gereputeerde kostschool die gekend was als ‘Pensionnat de Jeunes Demoiselles dirigé par Les Religieuses Augustines du Couvent Saint-Georges à Menin’. Het korte fragment van de brief aan Guido Gezelle typeert haar ten voeten uit. In een rijke, maar directe stijl, richt ze zich tot Gezelle en rekent erop dat hij, dankzij zijn ‘pieuse libéralité vous ne nous refuserez pas une obole!’ Netwerken en fundraising hoorden tot haar belangrijkste kwaliteiten. En dit bleek meer dan eens noodzakelijk. Rond 1850 was ze er reeds in geslaagd interne spanningen in de communauteit op te lossen én de kostschool opmerkelijk uit te breiden. Zolang het onderwijs echter functioneerde onder de stedelijke Commissie der Burgerlijke Hospitalen werd de school geconfronteerd met financiële moeilijkheden: ‘quoique nous vivions avec une sévère économie nos dépenses annuelles absorbes nos dots…’. Even later brak de schoolstrijd los en in oktober en november 1882 werd het onderwijzend personeel uit de school gezet door het liberale stadsbestuur. Zuster Josephine slaagde erin oplossingen te vinden (een kosteloos asiel voor kinderen, een huurhuis voor de zusters). In 1887 vond de priorin de nodige financiële steun en kocht alle oude gebouwen van het pensionaat terug. Op 24 januari 1892 overleed de blind geworden Priorin Marie-Josephine in het klooster. De krant De Meenenaar loofde haar uitzonderlijke inzet en vele jaren van wijs beleid.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenChristian Battaille, Sint-Joris Menen. Augustinessen en onderwijs. Evolutie van het Technisch Instituut, Kortrijk: Groeninghe, 1995, pp. 49-61; pp. 363-366; Familysearch geboorteakten Moeskroen 1810 en overlijdensakten Menen 1892; Geneanet

Briefschrijver

NaamMullier, Amélie Emérentine Joseph; Marie-Josephine (Zuster)
Datums° Moeskroen, 06/09/1810 - ✝ Menen, 24/01/1892
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; moederoverste
BioAmélie Emérentine Joseph Mullier werd geboren in Moeskroen op 6 september 1810 als dochter van handelaar en tabaksfabrikant François Ernest Joseph Mullier (Moeskroen, 4 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828) en Marie Angélique Odou (Moeskroen, 8 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828). Haar ouders huwden op 4 augustus 1795 in Moeskroen. Ze was het jongste kind van een kroostrijk gezin. In 1846 trad ze in het klooster van de Zusters Augustinessen te Menen, en dit onder de kloosternaam Marie-Josephine. Ze werd verkozen tot priorin, een functie die ze bijna bekleedde tot aan haar overlijden in 1892. Dame Marie-Josephine was een uitzonderlijke persoonlijkheid die in even uitzonderlijke omstandigheden leiding gaf aan een gemeenschap van dertig zusters waarbij zowel de medische zorg als een gevarieerd onderwijsnet uitgebouwd werden. De priorin was een getalenteerde persoonlijkheid die, naast muzikale en artistieke kennis, ook beschikte over sociale en organisatorische talenten. Met veel enthousiasme bouwde ze aan de gereputeerde kostschool die gekend was als ‘Pensionnat de Jeunes Demoiselles dirigé par Les Religieuses Augustines du Couvent Saint-Georges à Menin’. Het korte fragment van de brief aan Guido Gezelle typeert haar ten voeten uit. In een rijke, maar directe stijl, richt ze zich tot Gezelle en rekent erop dat hij, dankzij zijn ‘pieuse libéralité vous ne nous refuserez pas une obole!’ Netwerken en fundraising hoorden tot haar belangrijkste kwaliteiten. En dit bleek meer dan eens noodzakelijk. Rond 1850 was ze er reeds in geslaagd interne spanningen in de communauteit op te lossen én de kostschool opmerkelijk uit te breiden. Zolang het onderwijs echter functioneerde onder de stedelijke Commissie der Burgerlijke Hospitalen werd de school geconfronteerd met financiële moeilijkheden: ‘quoique nous vivions avec une sévère économie nos dépenses annuelles absorbes nos dots…’. Even later brak de schoolstrijd los en in oktober en november 1882 werd het onderwijzend personeel uit de school gezet door het liberale stadsbestuur. Zuster Josephine slaagde erin oplossingen te vinden (een kosteloos asiel voor kinderen, een huurhuis voor de zusters). In 1887 vond de priorin de nodige financiële steun en kocht alle oude gebouwen van het pensionaat terug. Op 24 januari 1892 overleed de blind geworden Priorin Marie-Josephine in het klooster. De krant De Meenenaar loofde haar uitzonderlijke inzet en vele jaren van wijs beleid.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenChristian Battaille, Sint-Joris Menen. Augustinessen en onderwijs. Evolutie van het Technisch Instituut, Kortrijk: Groeninghe, 1995, pp. 49-61; pp. 363-366; Familysearch geboorteakten Moeskroen 1810 en overlijdensakten Menen 1892; Geneanet

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamMenen
GemeenteMenen

Naam - persoon

NaamMullier, Amélie Emérentine Joseph; Marie-Josephine (Zuster)
Datums° Moeskroen, 06/09/1810 - ✝ Menen, 24/01/1892
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; moederoverste
BioAmélie Emérentine Joseph Mullier werd geboren in Moeskroen op 6 september 1810 als dochter van handelaar en tabaksfabrikant François Ernest Joseph Mullier (Moeskroen, 4 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828) en Marie Angélique Odou (Moeskroen, 8 mei 1767 - Moeskroen, 26 februari 1828). Haar ouders huwden op 4 augustus 1795 in Moeskroen. Ze was het jongste kind van een kroostrijk gezin. In 1846 trad ze in het klooster van de Zusters Augustinessen te Menen, en dit onder de kloosternaam Marie-Josephine. Ze werd verkozen tot priorin, een functie die ze bijna bekleedde tot aan haar overlijden in 1892. Dame Marie-Josephine was een uitzonderlijke persoonlijkheid die in even uitzonderlijke omstandigheden leiding gaf aan een gemeenschap van dertig zusters waarbij zowel de medische zorg als een gevarieerd onderwijsnet uitgebouwd werden. De priorin was een getalenteerde persoonlijkheid die, naast muzikale en artistieke kennis, ook beschikte over sociale en organisatorische talenten. Met veel enthousiasme bouwde ze aan de gereputeerde kostschool die gekend was als ‘Pensionnat de Jeunes Demoiselles dirigé par Les Religieuses Augustines du Couvent Saint-Georges à Menin’. Het korte fragment van de brief aan Guido Gezelle typeert haar ten voeten uit. In een rijke, maar directe stijl, richt ze zich tot Gezelle en rekent erop dat hij, dankzij zijn ‘pieuse libéralité vous ne nous refuserez pas une obole!’ Netwerken en fundraising hoorden tot haar belangrijkste kwaliteiten. En dit bleek meer dan eens noodzakelijk. Rond 1850 was ze er reeds in geslaagd interne spanningen in de communauteit op te lossen én de kostschool opmerkelijk uit te breiden. Zolang het onderwijs echter functioneerde onder de stedelijke Commissie der Burgerlijke Hospitalen werd de school geconfronteerd met financiële moeilijkheden: ‘quoique nous vivions avec une sévère économie nos dépenses annuelles absorbes nos dots…’. Even later brak de schoolstrijd los en in oktober en november 1882 werd het onderwijzend personeel uit de school gezet door het liberale stadsbestuur. Zuster Josephine slaagde erin oplossingen te vinden (een kosteloos asiel voor kinderen, een huurhuis voor de zusters). In 1887 vond de priorin de nodige financiële steun en kocht alle oude gebouwen van het pensionaat terug. Op 24 januari 1892 overleed de blind geworden Priorin Marie-Josephine in het klooster. De krant De Meenenaar loofde haar uitzonderlijke inzet en vele jaren van wijs beleid.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenChristian Battaille, Sint-Joris Menen. Augustinessen en onderwijs. Evolutie van het Technisch Instituut, Kortrijk: Groeninghe, 1995, pp. 49-61; pp. 363-366; Familysearch geboorteakten Moeskroen 1810 en overlijdensakten Menen 1892; Geneanet

Naam - plaats

NaamGullegem
GemeenteWevelgem

Naam - instituut/vereniging

NaamCongregatie van de Zusters Augustinessen, Menen
BeschrijvingDe geschiedenis van de zusters Augustinessen van Menen of de zusters van Sint-Joris van Menen is nauw verbonden met het Sint-Jorisgasthuis van de stad. Het gasthuis dateert vermoedelijk uit de 11de eeuw en werd bediend door zusters die de regel van Augustinus volgden. In de 16de eeuw leed het gasthuis schade tijdens religieuze conflicten, waarna de zusters naar Menen vluchtten vanuit Harelbeke. In de 17de eeuw werd een nieuw klooster gebouwd, maar er ontstonden interne conflicten. Jeanne de Cambry werd in 1621 naar Menen gestuurd om hervormingen door te voeren en wordt beschouwd als de eigenlijke stichter van de kloostergemeenschap. Tijdens de 17de eeuw begonnen de augustinessen met meisjesonderwijs en het verzorgen van betalende 'pensionaires'. In 1665 werden enkele zusters naar Torhout gestuurd om een hospitaal te bedienen en onderwijs te geven. Ondanks de Franse Revolutie overleefden de zusters, maar het gasthuis werd geconfisqueerd. In 1839 werd een nieuw gasthuis gebouwd dat in 1880 werd uitgebreid. Leerlingen van het pensionaat (Pensionnat Saint-Georges) werden tijdens de 19de eeuw ook onder meer in Frankrijk en Engeland gerekruteerd. De voertaal was Frans. Het pensionaat was befaamd voor het muziekonderwijs, over het verdere studieprogramma is weinig bekend. Pas in de jaren 1890 volgde een zuster een opleiding in een normaalschool; de school werd pas in 1910 officieel erkend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het klooster zwaar beschadigd, maar de zusters keerden in 1920 terug en breidden hun school uit naar voormalige kloostergebouwen van de Zusters van het Cenakel aan de overkant van de straat (nu: Sint-Jorisschool). Ze startten ook een kliniek en materniteit in hun oude kloostergebouwen, met talrijke uitbreidingen in de decennia die volgden, waarvoor in 1978 de oude gebouwen moesten wijken. In 1960 fuseerde de zustergemeenschap op advies van de bisschop van Brugge met de Zusters van Maria van Pittem, bestaande uit 38 zusters op dat moment.
Datering1621-1960
Links[odis]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Titelonbekend

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Mullier, Amélie Emérentine Joseph

Correspondenten - personen

Gezelle, Guido
Mullier, Amélie Emérentine Joseph

Naam - instituut/vereniging

Congregatie van de Zusters Augustinessen, Menen

Naam - persoon

Mullier, Amélie Emérentine Joseph

Naam - plaats

Gullegem

Plaats van verzending

Menen

Titel - gedicht van Guido Gezelle

onbekend

Titels.d., [Menen], Amélie Emérentine Joseph Mulier (= Zuster Joséphine) aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Julien Vermeulen (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenRik Van Gorp; Julien Vermeulen (research); Universiteit Antwerpen, Mullier Amélie Emérentine Joseph aan Gezelle Guido, Menen (Menen), s.d. . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2024 Available from World Wide Web: link .
Verzender[Mullier, Amélie Emérentine Joseph]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatums.d.
VerzendingsplaatsMenen (Menen)
AnnotatiePlaats gereconstrueerd op basis van de reliëfstempel; adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 102x132
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: onderkant van vel ontbreekt
Vormelijke bijzonderheden papier met reliëfstempel: Pensionnat // Saint Georges
Toevoegingen op zijde 2 rechts: taalkundige notities: be/lot hebben // hy ging op de leêre, // maar als hy boven kwam hy // ha zulk een belot // Gulleghem // = benot, benut, bernut ? q.v. bedot? // brdot (brd = bl) // gestemde r (inkt en blauw potlood, verticaal, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3586, Belot hebben
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|15942
Inhoud
Incipitnotre pieuse libéralité vous ne nous
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.