<Resultaat 956 van 2394

>

p1

Xaxrys xan der zal dat hout op een vlot of op het vlot naar de Fyntele[1] doen” of wel “hy is bezig met het hout op vlot te leggen“ of hy is bezig met zyn vlot te maken“ ja ”hy is bezig met zyn vlot te laân”, of ”hy kwam langst de vaart een ander vlot tegen en zy moesten malkander helpen of malkander verongelukken. Een vlot is dan een vracht die vlot op twater.

Waarom zou een schuit geen vracht zyn die schuit op twater of misschien dien men zoodanig geschikt heeft dat hy uitgehold of bakte is dat er eene plaats is waar de schuiter gemakkelyk kan staan om den vracht voorttesteken in de plaatse van te maken langst het water gaan om den vracht voort te trekken.

Op schuit zetten[2] zou dan tzelfde zyn als schuit zetten gelyk op vlot leggen tzelfste is als vlot leggen, en de hedendaagsche gebruikers van dat woord opschuit (eene eierschale op schuit zetten) zouden den ouden zin van op en- van schuit als van twee gescheidene woorden nog bewaard hebben. Eene schulpe wordt eigentlyk op schuit gezet; men moet daarom niet anders doen dan ze met ‘t opene omhooge in twater zetten. Zulke dingen gaan best van al om op schuit te zetten

p2Botten Ik heb dat woord twee maal te reke hooren uitspreken van een oud ventje, omtrent in den zin van missen fautes, défauts. Zie hier ter welke gelegenheid

Menschen, die meenden dat hunne zuster betoverd was of daaromtrent, waren achter den pastor gegaan van eene wreemde parochie. En dat oud manneke hadde daarop gezeid: ‘Als die pastor dat kan die toverie wegnemen - onze priesters kunnen dat ook; “hadden er moeten botten in hunne dingen komen, zy gingen ze ginter niet kiezen – en eenen tweede keer, tzelfde vertellende: “hadden ze ginter ondervonden dat er botten kwamen in tgene dat zy deden, zy gingen niet gekozen zyn - - (Ginter is daar waar dat zy de priesters kiezen wyden)[3]

Noten

[1] De Fintele is een gehuchtje in Pollinkhove (Lo-Reninge). Het ligt anderhalve kilometer ten zuiden van het centrum van Pollinkhove aan de samenvloeiing van de IJzer en de Lo-vaart. De Fintele werd in 1994 beschermd als dorpsgezicht.
[2] Reactie op: Guido Gezelle, Zantekoorn: Op schuit. In: Loquela: 5 (Alderheiligen 1885) 7, p.52.
Bottetooveren Onderstreping van Gezelle in blauw potlood. Onderstreping van Gezelle in blauw potlood.
[3] Dit stuk werd door Guido Gezelle gepubliceerd in: Botten en beenen. In: Loquela: 5 (Jaarmesse 1886) 9, p.70: ”Een lijsoorde en vriendelijke zanter beschikt mij het volgende: ”Botten. Ik heb dat w. tweemaal te reke hooren uitspreken van een oud ventje, omtrent in den zin van missen, fautes, défauts. Ziet hier ter welker gelegentheid. Menschen die meenden dat hunne zuster betooverd was, of daaromtrent, waren achter den Pastor gegaan van eene vreemde prochie. En dat oud manneke hadde daarop gezeid: Als die Pastor dat kan, (die tooverije wegnemen), onze Priesters kunnen dat ook; haddender moeten botten in hun dingen komen, zij en gingen ze gundter niet kiezen. En eenen tweeden keer, 't zelfste vertellende: Hadden ze gundter ondervonden dat er botten kwamen in 't gene dat zij deden, zij en gingen niet gekozen zijn. Gundter is waar ze de Priesters kiezen, keuren, wijden.” Dat oud ventje vooreerst bezigt zijn w. kiezen in den zin van keuren, probare, dien Kiliaen zelve aan 't w. kiezen niet toe en schrijft, maar die nog in vv. kiesman, kiesmanschap arbiter, arbitrium, bij hem geboekt staat. Geen wonder dan of kent dat oudsprakig ventje het w. botten 4°, beteekenende beletsel, haperinge, enz. Het is immers om zulke botten, zoo er zijn, te achterhalen dat er van 's Bisschops wegen geband en afgeroepen wordt: “Is er iemand die eenige beletselen weet waarom N. N. niet en zou moeten gewijd zijn, hij is verplicht ze te komen kenbaar maken.””

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefschrijver

NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamKoekelare
GemeenteKoekelare

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Haghebaert, Placidus Amandus

Correspondenten

Gezelle, Guido
Haghebaert, Placidus Amandus

Plaats van verzending

Koekelare

Titelxx/[12?/1885], [Koekelare], [Placidus Amandus Haghebaert (= Broeder Bernardus) ] aan [Guido Gezelle]
EditeurChris Vandewalle
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Haghebaert, Placidus Amandus]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[12?/1885]
VerzendingsplaatsKoekelare (Koekelare)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van de brieftekst en publicatie in Loquela; maand onzeker, adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift ; plaats en adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inUitleg van het woord 'botten' gepubliceerd door Guido Gezelle in: Botten en beenen. In: Loquela. -,Jrg. 5 (Jaarmesse 1886) nr. 9, p.70
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 132x204
groen
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: bovenkant van vel ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 onderaan links: taalkundige notities: Botte // tooveren (inkt en blauw potlood omgekeerd, hand G.G.); zijde 1 met blauw potlood doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3586, Botte
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|15976
Inhoud
Incipitdat hout op een vlot of op <-het op> vlot naar de Tyntelen doen"
Samenvatting reactie op 'op schuit' uit Loquela (Zantekoorn. In: Loquela. - Jrg. 5 (Alderheiligen 1885) nr. 7, p.52). en woorduitleg bij 'botten'
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.