… klooster het religieuse kleed gedregen heeft, en het klooster heeft verlaten[1] voor zieklykheid, gelief het haar te zeggen.
Aanveerd Mynheer De Onderpastor de uitdrukking myner eerbied
Uwe ootmoedige dienares
Moeder Pauline
Thourout 8 8 1886
< | Resultaat 984 van 2306 | > |
---|
… klooster het religieuse kleed gedregen heeft, en het klooster heeft verlaten[1] voor zieklykheid, gelief het haar te zeggen.
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Bruneel, Pauline; Pauline (moeder) |
---|---|
Datums | ° Torhout, 19/04/1820 - ✝ Torhout, 18/07/1910 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | kloosterzuster |
Bio | Pauline Rosalie Bruneel werd geboren te Torhout op 29/04/1820 als dochter van Joseph Bruneel en Dorothea Ghekiere. Ze trad er in het klooster van de Zusters van de H. Vincentius a Paulo op 02/02/1838, werd geprofest op 29/01/1839 en als overste verkozen op 28/08/1852 (volgens datum op rouwbrief; het bidprentje vermeldt 23/08/1852). Ze overleed te Torhout op 18/07/1910 en werd er begraven op donderdag 21/07/1910. Onder haar lang en dynamisch bestuur kende de kloostergemeenschap een sterke aangroei. Als overste was ze tevens verantwoordelijk voor diverse uitbreidingswerken aan het klooster in de periode 1863-1867. In 1873-1874 werd aan de zgn. Spinnenschool een speelzaal bijgebouwd, in 1885-1886 werden slaapplaatsen en klassen ingericht in het pensionaat en in 1897-1898 werd een nieuwe kapel opgetrokken. Het archief van het klooster vermeldt tevens de oprichting van drie scholen ‘te lande’ en ‘twee weezenhuizen’, de stichting van een kloostergemeente Molendorp bij Oostende en de aankoop van diverse huizen en erven. Moeder Pauline had tevens af te rekenen met interne spanningen, vooral met Zuster Anscaria (Rosalie Depuydt) die vergoeding eiste voor huizen die op haar naam en die van enkele medezusters ingeschreven waren. In 1871 verliet deze zuster het klooster. Tijdens haar ambtsperiode had ze ook problemen met het liberale bewind dat belastingen oplegde aan de kantwerkschool omdat deze als zgn. winstgevende ‘kantfabriek’ beschouwd werd. Ook in het verlengde van de zgn. ongelukswet van 1879 deden zich moeilijkheden voor met de vrijzinnige regering. |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | Archief – Zusters H. Vincentius, Torhout |
Naam | Bruneel, Pauline; Pauline (moeder) |
---|---|
Datums | ° Torhout, 19/04/1820 - ✝ Torhout, 18/07/1910 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | kloosterzuster |
Bio | Pauline Rosalie Bruneel werd geboren te Torhout op 29/04/1820 als dochter van Joseph Bruneel en Dorothea Ghekiere. Ze trad er in het klooster van de Zusters van de H. Vincentius a Paulo op 02/02/1838, werd geprofest op 29/01/1839 en als overste verkozen op 28/08/1852 (volgens datum op rouwbrief; het bidprentje vermeldt 23/08/1852). Ze overleed te Torhout op 18/07/1910 en werd er begraven op donderdag 21/07/1910. Onder haar lang en dynamisch bestuur kende de kloostergemeenschap een sterke aangroei. Als overste was ze tevens verantwoordelijk voor diverse uitbreidingswerken aan het klooster in de periode 1863-1867. In 1873-1874 werd aan de zgn. Spinnenschool een speelzaal bijgebouwd, in 1885-1886 werden slaapplaatsen en klassen ingericht in het pensionaat en in 1897-1898 werd een nieuwe kapel opgetrokken. Het archief van het klooster vermeldt tevens de oprichting van drie scholen ‘te lande’ en ‘twee weezenhuizen’, de stichting van een kloostergemeente Molendorp bij Oostende en de aankoop van diverse huizen en erven. Moeder Pauline had tevens af te rekenen met interne spanningen, vooral met Zuster Anscaria (Rosalie Depuydt) die vergoeding eiste voor huizen die op haar naam en die van enkele medezusters ingeschreven waren. In 1871 verliet deze zuster het klooster. Tijdens haar ambtsperiode had ze ook problemen met het liberale bewind dat belastingen oplegde aan de kantwerkschool omdat deze als zgn. winstgevende ‘kantfabriek’ beschouwd werd. Ook in het verlengde van de zgn. ongelukswet van 1879 deden zich moeilijkheden voor met de vrijzinnige regering. |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | Archief – Zusters H. Vincentius, Torhout |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Depuydt, Virgina Rosalia; Anscharia (zuster); Depuydt, Rosalie |
---|---|
Datums | ° Leke, 07/01/1826 - ✝ Leke, 16/06/1918 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | kloosterzuster; ondermoeder |
Bio | Rosalie Depuydt werd geboren op 7 januari 1826 te Leke als dochter van landbouwer Joannes Depuydt (1796-1840) en Marie Anne Van Aelst (1797-1830). Ze had een tweelingzus Nathalia. Op 23 maart 1845 trad ze toe tot de Congregatie van de Zusters van de H. Vincentius te Torhout onder de kloosternaam Zuster Anscaria. Vanaf 1852 stond deze gemeenschap onder het bestuur van Moeder Pauline (Bruneel) waarbij Zuster Anscaria als ondermoeder aangesteld werd. In een discrete brief van 8 augustus 1886 deelde Moeder Pauline aan Guido Gezelle mee dat Rosalie Depuydt echter wegens ‘zieklykheid’ het klooster verlaten had. Gezelle fungeerde hierbij als tussenpersoon aangezien de overste er expliciet aan toevoegde: 'gelief het haar [niet-geïdentificeerde persoon] te zeggen'. De kloosterarchieven werpen echter een duidelijker licht op de situatie. Sedert de dood van de eerste overste Barbara Malfait stonden alle eigendommen op naam van Zuster Anscaria. Het bestuur, de deken Ghesquiere en E.H. Meersseman, bestuurder van de Normaalschool, vonden het echter raadzaam om deze toestand te wijzigen waarbij de eigendommen op zes andere zusters overgezet zouden worden. Zuster Anscaria weigerde aanvankelijk deze overdracht als ‘gift onder levenden’ te aanvaarden. Ze eiste daarbij ('op aanraden van liberale vrienden', zo vermelden de archieven) 'eene somme van 2500 frank' die ze bij notariële akte ontving op 21 oktober 1870. Op 22 maart 1871 verliet zij echter ‘heimelijk’ het klooster, ‘legde het religieus kleed af en keerde terug naar de wereld’. Dit pijnlijk incident kende later nog een nasleep omdat Rosalie Depuydt mede-eigenares was van een filiaal, namelijk de Mariaschool. Pas op 28 juni 1898 liet zij haar aandeel in deze eigendom aan drie andere zusters over. Ze overleed te Leke op 16 juni 1918. |
Bronnen | Archief – Zusters H. Vincentius, Torhout ; Rijksarchief; geneanet.org |
Naam | Bruneel, Pauline; Pauline (moeder) |
---|---|
Datums | ° Torhout, 19/04/1820 - ✝ Torhout, 18/07/1910 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Beroep | kloosterzuster |
Bio | Pauline Rosalie Bruneel werd geboren te Torhout op 29/04/1820 als dochter van Joseph Bruneel en Dorothea Ghekiere. Ze trad er in het klooster van de Zusters van de H. Vincentius a Paulo op 02/02/1838, werd geprofest op 29/01/1839 en als overste verkozen op 28/08/1852 (volgens datum op rouwbrief; het bidprentje vermeldt 23/08/1852). Ze overleed te Torhout op 18/07/1910 en werd er begraven op donderdag 21/07/1910. Onder haar lang en dynamisch bestuur kende de kloostergemeenschap een sterke aangroei. Als overste was ze tevens verantwoordelijk voor diverse uitbreidingswerken aan het klooster in de periode 1863-1867. In 1873-1874 werd aan de zgn. Spinnenschool een speelzaal bijgebouwd, in 1885-1886 werden slaapplaatsen en klassen ingericht in het pensionaat en in 1897-1898 werd een nieuwe kapel opgetrokken. Het archief van het klooster vermeldt tevens de oprichting van drie scholen ‘te lande’ en ‘twee weezenhuizen’, de stichting van een kloostergemeente Molendorp bij Oostende en de aankoop van diverse huizen en erven. Moeder Pauline had tevens af te rekenen met interne spanningen, vooral met Zuster Anscaria (Rosalie Depuydt) die vergoeding eiste voor huizen die op haar naam en die van enkele medezusters ingeschreven waren. In 1871 verliet deze zuster het klooster. Tijdens haar ambtsperiode had ze ook problemen met het liberale bewind dat belastingen oplegde aan de kantwerkschool omdat deze als zgn. winstgevende ‘kantfabriek’ beschouwd werd. Ook in het verlengde van de zgn. ongelukswet van 1879 deden zich moeilijkheden voor met de vrijzinnige regering. |
Relatie tot Gezelle | correspondent |
Bronnen | Archief – Zusters H. Vincentius, Torhout |
Naam | Congregatie van de Zusters van de Heilige Vincentius a Paulo, Torhout |
---|---|
Beschrijving | In april 1791 kochten Maria Moke en Coleta Coutteau in Torhout de gewezen proostdij van E.F. De Meulenaere, gelegen in de latere Spinneschoolstraat. Ze openden er een spinschool, het latere Sint-Vincentius Instituut, voor de arme kinderen uit de buurt. De twee stichteressen en hun eerste medewerksters vormden de kern van waaruit later de kloostercommunauteit ontstond. In 1815 werd Barbara Malfait de opvolgster en erfgename van Maria Moke en onder haar bestuur namen de Zusters van de Heilige Vincentius a Paulo van Torhout het kloosterkleed aan. In de tweede helft van de 19de eeuw kwam de Congregatie tot bloei en werden talrijke initiatieven genomen onder de leiding van Overste Pauline Bruneel. Naast de apostolaatsopdrachten in het Torhoutse hospitaal en godshuis werden ook eigen stichtingen gerealiseerd. In Torhout werden drie wijkscholen, drie bijhuizen en een kostschool opgericht. In 1910 werd de overste Zuster Pauline opgevolgd door Zuster Agnes. Er volgenden talrijke expanties. Eind 2005 telde de Congregatie vijf bijhuizen. Behalve in het hoofdhuis te Torhout in de Viaductstraat, verbleven er nog zusters in Torhout in de St.-Rembertlaan, Wenduine, Kortemark en El Salvador. |
Datering | 1791-heden |
Links | [odis] |