<Resultaat 1119 van 2535

>

p1
Achtbare heer en vriend

Aan de beteekenis van heuren[1] opgeteekend door Debo en moet gy niet twyfelen. Ik en heb dat woord nooit dat ik wete in een anderen zin hooren uitspreken en 'k mag het duist keers gehoord hebben

Maar ik heb altyd gehoord: dat en heurt niet, nooit dat ik wete: 'k en heure dat niet

***

“'t En is toch niet dat nauwerder verhuist als de brand"

"Al de dagen die God uit den Oosten verleent"

Beide gehoord van ongeletterde menschen.

***

Om te beteekenen dat iemand onverwachts en onvoorziens en onverdiend een groot geluk gehad heeft zegt men: “hy is met zyn gat in de beuter gevallen" byv. "Is dat drendel nog gebrauwt gerocht?"

"Bah ja'z en ze is toen nog enz,

“een ouden komies die zyn invaliden trekt"

***

afschoolen[2] en is my niet wreemde en 'tmoet zoovele willen zeggen als: "beginnen zyn glans, zyn vernis kwyt zyn, langer nieuwe zyn, sprekende by voorbeeld van een kleed: "Hy kwam daar opgestreken met zyne afgeschoolde kazakke"

Dat wil zeker zeggen: "'tgelykt styf aan iets waarmêe de jongens lange naar schole geloopen hebben.

p2Men zegt ook afgeschóulied in de zelfde beteekenis

***

Wekebrood[3] maar gy kent dat zeker

***

By de Stad Florentia was er jaarlyks een baarloop[4] achter groen laken ten tyde van Dante

Zinkelen[5] Ik en weet niet hoe gy dat woord hebt hooren uitspreken, maar ik heb altyd s vernomen en de i was niet uitgesproken lyk in binden klinkelen, kinkankhoor[6] maar lyk in ik is

't kan wel zyn dat uw uitleg goed is, maar een mensch die kaart moét somtyds sinkelen

Hy heeft by voorbeeld twee hazen, of twee heeren en hy weet niet den welken hy moet wegsmyten, die mensch zal zeggen: ik moet sinkelen van hazen van heeren

Hy zal gemeenlyk zeggen waarvan hy moet sinkelen en als hy het niet en zegt, men zal peizen dat hy het zwygt om zyn spel niet te verraân

***

Hazetje jagen[7] zal allichte tspel zyn dat te Noordschote

Noten

[1] Reactie op Guido Gezelle, Zantekoorn: Heuren. In: Loquela: 6 (Hooimaand, 1886) 3, p.18-19: (...) Ik heb wonder dat DeBo euren spelt in zijn Idioticon. Ja, maar hij voegt er ook bij: ”Onze uitspraak belet niet Heuren, Huren of Uren te schrijven.“ De Bo kent de beteekenisse treffen, gelden, maar teekent aan als gehoord: ”Ik en (h)èure dat niet = ik en houde dat niet” (...)”. voor goed, ik en wil niet dat het telle.» Deze laatste beteekenisse, die bij De Bo eerstens opgegeven wordt, is mij tot nu toe onbekend gebleven.
[2] Antwoord op vraag in: Bijblad van Loquela: 6 (Wiedmaand 1886) 5, p.3: ”Wat is af scholen, schoolde af, af geschoold te zeggen? Geh. tot Avelghem.”
zinkelen Loq. 1886 Zie: Loquela: 6 (Hooimaand 1886) 3, p.24. De bewerkte brief zat onder het lemma ’zinkelen‘ in Gezelles Woordentas. Zie: Loquela: 6 (Hooimaand 1886) 3, p.24. De bewerkte brief zat onder het lemma ’zinkelen‘ in Gezelles Woordentas.
[3] Zekere hoeveelheid brood die de landbouwers wekelijks moesten geven aan arme gezinnen. (WNT)
[4] Verwijst naar: Loquela: 6 (Hooimaand 1886) 3, p.24: ten baarde loopen.
[5] Reactie op Guido Gezelle, Zantekoorn: Zinkelen. In: Loquela: 6 (Hooimaand, 1886) 3, p.24: ”zinkelde, gezinkeld. = Haperen, dubben, niet weten wat kiezen, (in 't kaarten) niet weten wat uitgaan, nu dit, nu dat blad grijpen en terug steken. — Ge'n moet naar m'n handen niet kijken., 'k en ga niet zinkelen. Geh. Vlamertinghe.” De bewerkte brief zat onder het lemma “zinkelen” in de Gezelles Woordentas.
[6] Men spreekt ook van ’kinkankhoorn’ of ’kinkkankhoorn’. (L.-L. De Bo, Westvlaamsch Idioticon. Brugge: Edw. Gailliard & Co, 1873, p.521; WNT).
[7] Verwijst naar Guido Gezelle, Zantekoorn: ten baarde loopen. In: Loquela: 6 (Hooimaand 1886) 3, p.24: ”ten baarde loopen: En wat joegen de aldereerste baarloopers? (...) De hazejagers jagen den haze te stikkewaard in, en de jongens heeten te Brugge een zeker knikkerspel hazeltje jagen. (…).”

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefschrijver

NaamHaghebaert, Placidus Amandus; Broeder Bernardus Maria
Datums° Noordschote, 18/04/1849 - ✝ Leuven, 02/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; auteur
BioPlacidus Haghebaert werd geboren als zoon van Pieter en Emilia Ghyselen, landbouwers te Noordschote. Hij kreeg onderwijs in het bisschoppelijk college in Ieper (1863-1870), het kleinseminarie te Roeselare (1870-1871) en het grootseminarie te Brugge (1871-1874). Op 19 december 1874 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Aan de Katholieke Universiteit Leuven behaalde hij op 15 juli 1876 zijn baccalaureaat in de Godsgeleerdheid. Hij werd eerst onderpastoor in Zonnebeke (14/12/1876-28/07/1880) en vervolgens in Koekelare (28/07/1880-30/04/1888), waar hij buurman was van Karel De Gheldere. Op 30/04/1888 trad hij in bij de Dominicanen in Hoei, voltooide er op 10/05/1889 zijn noviciaat en nam zijn intrek in het Predikherenklooster van de Dominicanen in Leuven. Zijn kloosternaam was pater Bernardus Maria. Na zijn professie op 11/05/1892 werd hij in juni benoemd als lector aan het Studium Generale van de Dominicanen. Naast zijn lesopdracht was hij bestuurder van de Vlaamse congregatie der Derde orde van Sint-Dominicus en het Genootschap der arme vrouwen (Leuven). Haghebaert was ook nauw betrokken bij de oprichting en de werking van het Sint-Thomasgenootschap van de Domincanen (1897) in Leuven. Van 1876 tot 1889 werkte hij actief mee aan “Rond den Heerd”. Zijn bijdragen verschenen als reeksen in het weekblad o.a. “Aptonga” (1878-1879) en de eerste Vlaamse vertaling van de “Goddelijke Komedie” van Dante (1885-1887). Dit werk verscheen in 1901 als boek. Vanaf 1877 tot 1883 was hij lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde en ook een actieve zanter. Tijdens zijn religieuze periode 1888-1905 vertaalde hij vooral patristieke werken en verschillende delen van het Oude Testament. Er verschenen van hem ook artikelen in de tijdschriften “Dietsche Warande & Belfort”, en “Revue biblique van de Ecole biblique et archéologique Française de Jérusalem”. Ten gevolge van een korte ziekte stierf hij te Leuven op 2 april 1905 en werd hij op 5 april begraven op het kerkhof van de Abdij van Park.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; zanter; SInte-Luitgaarde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamKoekelare
GemeenteKoekelare

Naam - persoon

NaamAlighieri, Dante
Datums° Florence, 14/05/1265 - 13/06/1265 - ✝ Ravenna, 14/09/1321
GeslachtMannelijk
Beroepdichter; schrijver; politicus; moraalfilosoof
VerblijfplaatsItalië
BioDante Alighieri wordt algemeen erkend als een van de grootste figuren in de wereldliteratuur, vooral vanwege zijn meesterwerk "La Divina Commedia" (De Goddelijke Komedie). Dit epische gedicht beschrijft een imaginaire reis door de Hel (Inferno), het Vagevuur (Purgatorio), en het Paradijs (Paradiso), en vormt een synthese van middeleeuwse theologie, filosofie en poëzie. Dante werd geboren in Florence in een familie van lage adel en leidde een bewogen leven dat werd beïnvloed door politieke strijd tussen de Welfen en Ghibellijnen. Als lid van de witte Welfen bekleedde hij diverse politieke functies, maar werd uiteindelijk in 1302 verbannen door zijn rivalen.Tijdens zijn ballingschap schreef hij zijn belangrijkste werken, waaronder "De Monarchia", waarin hij pleit voor een scheiding tussen kerkelijke en wereldlijke macht. Dante's intellectuele ontwikkeling werd gekenmerkt door studie van klassieke en middeleeuwse filosofen zoals Aristoteles en Thomas van Aquino, evenals zijn betrokkenheid bij de vernieuwende poëziestroming Dolce Stil Novo. Hij overleed in Ravenna in 1321, maar zijn invloed op literatuur, cultuur en filosofie blijft onmiskenbaar.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamNoordschote
GemeenteLo-Reninge
NaamFirenze

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Haghebaert, Placidus Amandus

Correspondenten - personen

Gezelle, Guido
Haghebaert, Placidus Amandus

Naam - persoon

Alighieri, Dante

Naam - plaats

Noordschote
Firenze

Plaats van verzending

Koekelare

Titel - ander werk

Westvlaamsch idioticon

Titel - werk van Guido Gezelle

Loquela

Titelxx/[07-08?/1886], [Koekelare], [Placidus Amandus Haghebaert (= Broeder Bernardus)] aan [Guido Gezelle]
EditeurChris Vandewalle; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenChris Vandewalle; Universiteit Antwerpen, Haghebaert Placidus Amandus aan Gezelle Guido, Koekelare (Koekelare), xx/[07-08?/1886] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
Verzender[Haghebaert, Placidus Amandus]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[07-08?/1886]
VerzendingsplaatsKoekelare (Koekelare)
AnnotatieDatum gereconstreerd op basis van de brieftekst: verwijzing naar: Hooimaand (juli) Loquela 1886; adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift ; adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; Placidus Amandus Haghebaert = Broeder Bernardus.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 208x134
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: vervolg van brief ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 rechts in de zijrand: taalkundige notities (inkt, verticaal, hand G.G.); zijde 1 met inkt doorgehaald en op zijde 2 stukken tekst met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3586, zinkelen
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16719
Inhoud
IncipitAan de beteekenis van heuren opgeteekend
Samenvatting reactie op. - Loquela. - Jrg. 6 (Hooimaand, 1886) nr.3
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.