Ik heb met groote blijdschap weer een schrijven van u ontvangen[1] en verhaaste mij u hertelijk te danken voor de eere die gij mij doet. Ik verheuge mij dat ge mijn gedichten gelezen hebt en dat sommige u behagen. Danke u.
Het is mij onbekend wie het stuk daar in ’t woord opdienen voortkomt ingezonden heeft. Ik heb dadelijk naar Brugge[2] geschreven. Misschien weten de Heeren mede-p3opstellers daar iets van; zoo ja, ik zal u bescheid daarvan zenden.
Hier hoore ik, b.v. “Mijnheer, mag ik opdienen? mag ik dit of dat opdienen”, d.i. op tafel zetten. ”Mijnheer, mag ik ofdienen (afdienen)” d.i. weren ’t geen opgediend was.
Heer Willem Devreese heeft nu de composita met op- (1) onder handen ik zal hem vragen of het bedoelde opdienen daar niet bij en valt.[3]
(1) mijner zeer talrijke verzameling excerpta[4]