<Resultaat 524 van 2578

>

p1

Mijnheer en Weerde Vriend

Artikel over Boucksoone,[1] hoe wijsgeleerd hij eruit ziet is nevens de waarheid, peize ik; immers hier te Kortrijk hoore ik Buucksoone zeggen, bij den gemeenen man en om Buucksoone te ontletten en hebt gij niet veel taalkunde maar enkelijk eene schare of een mes van doen om 't woord in tween te snijden, aldus: Buucks soone.[2] Wat dat Buuck, praeter alvum,[3] te zeggen is dat blijft er te vinden, alsan heb ik zeker nog van eenen Mr Buyck hooren spreken, die, zoo 'k meene, bouwmeester of zoo iets geweest heeft of nog is.

R. d. H. en is noch uit der oogen noch uit der herten bij mij, verre van daar

Ik en weet niet dat er ooit iets in de Vrijheid gestaan heeft dat ik zou in R. d. H. willen zetten hebben. Uitgever Vrijheid is een geheel wonder Cortrijsaan en 'k peize dat gij van Brugge naar hem schrijvende beter zoudt over den weg geraken als anderszins. Ik en heb geen uitstand met hem; heb ik iets ik geve 't aan 't Comité[4] en 'k en zie er noch preuve noch niets meer van. Ik en ontvange zelve geen exemplair van de Vrijheid meer, om geheel en gansch Vrij te blijven ten opzichte p2den drukker

Ik heb sedert 3 weken een kleen deel van mijn boeken etc. die te Lendelede waren[5] en 't een of 't ander dat ik tegenkome zal ik wegleggen en sparen.

The Farm heb ik eerst geheel en gansch gelezen, maar gevonden dat zonder eene uitgebreide inleidinge geen vlaamsch lezer er genoeg van zou verstaan. Ik heb gezien wat ik had of krijgen kan over Karthago maar niet genoeg gevonden. Ik zal u in alle geval het boekske terug zenden.[6]

Wij hebben ik en Mr Weale, na de eerste 6 maanden R. d. H. (hij had een vol jaar medewerking beloofd.) het verlies gedeeld. Is t dat hij reclameert ik heb zooveel recht en merkelijk meer als hij. Ik had hem beloofd was 't dat ik ooit winste deed aan R. d. H. dat ik zou getracht hebben hem en mij schadeloos te stellen.[7]

Ik ben bereid te teekenen t gene gij vraagt[8] mits conditie van inventaris; immers daar zijn boeken onder uwe handen niet in gifte aan R. d. H. maar p3in leeninge aan u en 'k en zou ze niet geerne kwijt geraken

Wiens eigendom ondertusschen is R. d. H. behoort hij eene persoon of een genootschap of hoe is het al?

Ik zou moeten schrikkelijk mis zijn of de prente die in R. d. H. VIII-285 staat is gedrukt van de plate omdewelke ik te Brugge geheel mijn huis om verre gezocht hebbe en u zoo dikwijls gevraagd. Ik heb veel moeten hooren van Jos. V. Caloen[9] en bezonderlijk van Madame omdat ik ze verloren had zij behoort ievers de carmelitessen van Brussele die ze instanter reclameeren. Ziet e keer waar dat scheedt a.u.b.

Ik heb hier en daar al gehoord van Priesters en andere die zeiden dat ze zouden begeren zulk een dingen te zien tot stand komen als uw gilde, zonder dat er nogtans die heeren van wisten 'k Peize van zoohaast het bekend is dat hij zal bijval genieten.p4Ik ben belast met de historie van de Armkamer te Kortrijk[10] en 't levert een hoop werk, 'k zie in R. d. H. dat gij Pastor Sadeleer[11] kent en een dochter Van Dale[12] twee personagen die in mijn historie komen. Ik zou moeten weten van can. Rembry wie en wat Pater D. P. Dufoordt was de Procurator van de Paters Augustinen te Brugge die prak[13] voor de armkamer te Kortrijk in S. Maertens 1 zond. Maerte 1784. Ubi quando natus defunctus[14] etc. Wilt gij t hem vragen a.u.b.[15]

Als mijne tweede coffre boeken van Lendelede komt zal ik al de dietsche waranden die onder mij zijn bijeen hebben; ze komt altijd voort; wij zouden kunnen t adres doen veranderen

Deken V. d. Putte heeft gister geconfereerd[16] over slag gulden spooren in t fransch. Met lange en veel patientie zou ik u alligte, waart gij hier, kunnen de ligginge etc. van 't slagveld toogen ware-'t gij hier, ter plaatse; anders en is er geen aankomen aan; en 'k peize dat een artikel daarover nu misschien zou gelezen worden in Kortrijk

'n Maakt u geen valsch gedacht van 't volk alhier. De kleine menschen lezen de andere wat Romans en 't is al. Mijne bibliothecarissen zelve dragen roem daarop dat zij van hun leven nooit geen reke vlaamsch gelezen en hebben. Onmogelijk van daar een gedacht van te hebben eer men hier is.

Help mij 'k helpe weêr

Blijve ulieden

Guido G

Noten

[1] De etymologie van de naam ’Boucksoone’ werd behandeld in de rubriek ’Taal-Questie’ van Rond den Heerd: 9 (28 december 1873) 5, p.40 en van Rond den Heerd: 9 (7 februari 1874) 11, p.84. Meer informatie over Boucksoone zou uiteindelijk verschijnen in Rond den Heerd: 9 (1 maart 1874) 14, p.116.
[2] Vergelijk G. Gezelle, Taal-questie. In: Rond den Heerd: 9 (1 maart 1874), p.116.
[3] De Latijnse uitdrukking "praeter alvum" betekent "behalve het lichaamsdeel buik".
[4] Hiermee bedoelt hij de redactie.
[5] Bij zijn broer Jozef Gezelle.
[6] Guido Gezelle had in juli 1873 het Engelse origineel meegekregen om een vertaling te maken, bedoeld als feuilleton in Rond den Heerd. Adolf Duclos zou er tevergeefs maanden om vragen tot Gezelle het boekje en de opdracht terugstuurde zodat Duclos de opdracht kon doorgeven aan iemand anders.
[7] Reactie op het nieuws dat James Weale bij de overdracht van Rond den Heerd naar Adolf Duclos een openstaande schuld gereclameerd heeft.
[8] Nadat het beheer van Rond den Heerd overgedragen was en alle schulden afgelost waren, ondertekende Guido Gezelle op 16 februari 1874 op aandringen van Ernest Rembry en Adolf Duclos een akte waarin hij afstand deed van al zijn rechten op de teksten uit de eerste jaargangen van Rond den Heerd. (zie ook brief van Ernest Rembry aan Guido Gezelle van 14 februari 1874). Op die manier had Duclos het beheer over het volledige tekstcorpus en kon hij de Gilde van Sint-Luitgaarde stichten. Hij maakte hiervan gebruik om boeken samen te stellen voor de publicatiereeks Bibliotheke Rond den Heerd.
[10] De Kortrijkse Armkamer, voorloper van het OCMW, werd op 9 december 1774 gesticht. Op 1 maart 1874 vierde men het honderdjarig jubileum. Guido Gezelle was door burgemeester Henri Nolf gevraagd om de geschiedenis te schrijven. Die is niet verschenen.
[11] Pastoor De Saedeleer was aan bod gekomen in: Dagwijzer. In: Rond den Heerd: 8 (9 maart 1873) 15, p.114.
[12] Ze was aan bod was gekomen in: Rond den Heerd: 9 (7 februari 1874) 11, p.81-82.
[13] ’prak’ is hier bedoeld als verleden tijd van ’preken‘, naar analogie van spreken, sprak.
[14] Vertaling (Latijn): Waar (en) wanneer hij geboren (en) overleden is.
[15] Ernest Rembry verschaft hem deze informatie in zijn brief van 14/02/1874 aan Guido Gezelle.
[16] Op 12 februari 1874 gaf deken Ferdinand Vande Putte een lezing over ’La bataille des éperons d’or’ voor de katholieke kring Pius IX. (Zie: L'Echo De Courtrai: 44 (8 februari 1874), p.2).

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

Naamvan Caloen, Joseph Marie Louis Victor; van Caloen, Gérard; Dom Gérard o.s.b.
Datums° Loppem, 12/03/1853 - ✝ Antibes, 16/01/1932
GeslachtMannelijk
Beroepbenedictijn; priester; abt; novicenmeester; bisschop; auteur
VerblijfplaatsBrazilië; Frankrijk
BioJoseph van Caloen werd geboren te Loppem op 12 maart 1853 als oudste zoon van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps, de bouwheren van het kasteel van Loppem. Zijn jeugd stond in het teken van de neogotiek, het katholieke reveil en de christelijke oudheidkunde. Hij kreeg thuisonderricht in het Frans. Rond 1866-1867 werd hij bevriend met Guido Gezelle, die zijn interesse wekte voor het Nederlands. Anders dan soms werd beweerd, was Gezelle nooit Josephs privéleraar Nederlands. Wel begeleidde hij hem bij zijn eerste opstellen in die taal. Joseph leverde een aantal opstellen voor Gezelles tijdschrift “Rond den Heerd”. In 1871 publiceerde hij onder impuls van Gezelle zijn eerste werk “De Vier Kruisreliquien” bij drukker Modest Delplace. Dankzij Gezelle werd hij bestuurslid van de Société Archéologique de Bruges (1870). Als vriendendienst aan Joseph schreef Gezelle in 1870 verzen voor de muurschilderingen in het Blauw Salon te Loppem. In 1872 werd hij lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Op 11 november 1872 trad hij in bij de benedictijnen, onder de kloosternaam Gérard. Hij werd op 23 december 1876 tot priester gewijd, in 1877 prior en novicemeester te Maredsous. Op 1 augustus 1878 vroeg hij Gezelle per brief om ook in te treden. Op 3 november 1881 opende hij te Maredsous een abdijschool waarvan hij ook rector werd. Hij richtte er een bibliotheek op en werd er de eerste bibliothecaris. In 1882 publiceerde hij het eerste liturgische gebedenboek in het Frans en hij was de stichter van de “Revue Bénédictine”. Hij werd in 1886 procurator van de Congregatie van Beuron in Rome en in 1887 studieprefect aan het Sint-Anselmuscollege in Rome. Hij was eveneens de stichter van de abdij Keizersberg in Leuven. In 1893 zond paus Leo XIII hem naar Brazilië om er de benedictijnerorde te hervormen. In 1895 nam hij definitief afscheid van Maredsous, om zich in Brazilië te vestigen. Hij werd abt te Olinda (1896) en Rio de Janeiro (1905). In Europa richtte hij drie missieprocuren op, o.a. één te Sint-Andries (15/01/1899), vanaf 17 juni 1901 Abdij van Zevenkerken genaamd. Dom Gérard was er de eerste abt. Op 18 april 1906 werd hij tot titelvoerend bisschop van Phocea te Maredsous gewijd. Van 1908 tot 18 mei 1919 was hij aartsabt van de Braziliaanse congregatie. Hij keerde in 1919 ziek terug naar de abdij van Sint-Andries van Brugge vanaf 1925 verbleef hij te Antibes, waar hij overleed in 1932.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend van Gezelle; bijdragen voor Rond den heerd; medebestuurslid Société Archéologique de Bruges
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III ; F. de Meeûs, Guido Gezelle en Monseigneur van Caloen. In: Les cahiers de Saint-André: 20 (1963), 2, p.10-20 en 4, p.11-26; A. Demeulemeester, Gezelle en Jozef van Caloen. Notities bij een vriendschap. In: Biekorf: 73 (1972), p.135-141 en 233-240; B. Denys, Guido Gezelle en zijn Loppemse relaties. In: Zilleghem: 20 (1999), p.47-56; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.30-36.
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamRembry, Ernest
Datums° Moorsele, 22/01/1835 - ✝ Brugge, 14/05/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; ondersecretaris; secretaris; vicaris-generaal; historicus
BioErnest Rembry, zoon van Jean-Aimé Rembry, geneesheer, en Clementine-Amande Delva, studeerde aan het college te Menen en kerkelijk recht te Leuven waar hij op 11/07/1859 zijn baccalaureaat behaalde. Hij werd op 29/05/1858 tot priester gewijd. Op 09/07/1859 werd hij onderpastoor van Sint-Gillis te Brugge. Hij schreef een geschiedenis van de Sint-Gilliskerk, van haar pastoors en van alle gebeurtenissen en belangrijke personen op deze parochie, door de eeuwen heen. Hij werd op 02/01/1862 ondersecretaris van het bisdom Brugge, op 24/11/1873 erekanunnik en op 29/08/1884 secretaris en officiaal. Op 20/04/1885 werd hij titulair kanunnik en op 31/05/1894 vicaris-generaal. Hoe hoger hij steeg in aanzien en vertrouwen bij de kerkelijke overheid, hoe meer hij ook Gezelle kon helpen. Hij was betrokken bij de stichting van het tijdschrift 'Rond den Heerd' en hij publiceerde ook in het tijdschrift 'Biekorf'. Hij las zijn laatste mis in de Sint-Jacobskerk op 9 mei 1904 om enkele dagen later te sterven.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Caroline Verstraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899, Gent, 1987 (Gentse bijdragen tot de literatuurstudie, nr. 10).
Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43
NaamVan De Putte, Ferdinand
Datums° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; deken; historicus; filoloog
BioFerdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenGeldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale werd in London geboren op 8 maart 1832 als zoon van James Weale en Susan De Vesien. Hij studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar. Hij gaf daarna les aan een Katholieke armenschool voor Ierse kinderen verbonden aan de kerk van St. Johannes de Evangelist in Duncan Terrace. Daar werd hij op heterdaad betrapt door getuigen terwijl hij een jongen met een lineaal mishandelde. De jongen was ondertussen bewusteloos. Weale gaf toe dat hij een opvliegend karakter had. Voor het ernstig afranselen van die zesjarige leerling John Farrell, werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Karen Ellis Rees, William Weale, Brother Francis and the Bad Boy. Op: London Overlooked. True Stories from the Old Smoke: https://london-overlooked.com/weale/
NaamDe Saedeleer, Andries; Andreas; S. Martinus
Datums° Bossuit, 15/10/1736 - ✝ Kortrijk, 19/06/1794
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; pastoor
BioAndries De Saedeleer, zoon van Joannes De Saedeleer en Maria-Joseph Delfortrie, werd op 10 januari 1764 onderpastoor in Avelgem en op 12 juli 1768 benoemd tot pastoor van de Sint-Maartenskerk in Kortrijk. Onder zijn bestuur werd de Sint-Michielsparochie opgericht. In 1794 bezweek hij aan dysenterie, wanneer hij tijdens een epidemie als 'martyr de charité' zijn leven gaf. De Sadeleer kwam ter sprake bij Gezelles onderzoek naar de Kortrijkse armenkamer.
Links[odis]
BronnenP. Couttenier, Gezelles project voor een geschiedenis van de Kortrijkse armenkamer. Gezelliana: 14 (1885) 1-2, p.78-128
NaamBuyck, Pierre François
Datums° Brugge, 23/03/1805 - ✝ Brugge, 31/12/1877
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect
BioNa zijn opleiding architectuur aan de Brugse academie (1816 -1824) werd Pierre Buyck onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden toezichter bruggen, wegen en waterlopen. Daarna werkte hij aan de Stad Brugge onder de leiding van de stadsarchitect Rudd (1831-1841) en als leraar aan de Brugse academie. Als provinciearchitect voor de regio Brugge ontwierp hij vanaf 1842 vele kerken, pastorieën en gemeentescholen en restaureerde hij historische gebouwen.
Links[wikipedia]
NaamVermaut, Félix Aloise
Datums° Kortrijk, 18/05/1825 - ✝ Kortrijk, 17/04/1882
GeslachtMannelijk
Beroepdrukker
BioFelix Aloisius Vermaut werd geboren te Kortrijk op 18 mei 1824 als zoon van Pierre Francois Vermaut en Reine Constance Seys. Op 18 augustus 1852 trad hij in het huwelijk met Marie Louise Grafmeyer. Het echtpaar kreeg minstens twee kinderen: Jules François Vermaut (geboren op 13 juni 1853), en Célina Maria Vermaut (geboren in 1858). Hij was een uitgever en drukker gevestigd in Kortrijk, Steenpoort 19. Actief vanaf 1854, drukte hij administratief drukwerk voor de Stad Kortrijk en stond hij bekend als uitgever van verschillende katholieke opiniebladen, zoals het Weekblad van Kortryk, L’Union de Courtrai, en De Vryheid waaraan Gezelle meewerkte vanaf 1874. Hij drukte ook verschillende bidprentjes met teksten van Gezelle. Felix bleef actief in de drukkerij tot hij ziek werd en overleed op 17 april 1882 in Kortrijk. Zijn zoon Jules Vermaut zette het bedrijf verder.
BronnenGeneanet
NaamDe Foordt, Dominicus
Datums° Menen, 23/08/1735 - ✝ Brugge, 02/11/1800
GeslachtMannelijk
Beroepprior; prefect; procurator
BioDominicus De Foordt werd geboren te Menen op 23 augustus 1735 als zoon van Joseph De Foordt en Marie De Brauwer. Hij trad binnen bij paters Augustijnen te Brugge, waar hij aangesteld werd er aangesteld als 'meester der latinsche scholen'. Later werd hij verkozen tot prefect, procurator en prior. Nadat zij in 1796 uit hun klooster gezet werden, trok Dominicus zich terug in de huizen van burgers, alwaar hij zijn werk als priester verderzette totdat hij stierf te Brugge op 2 november 1800. De Foordt werd begraven op de parochie van Sint-Gillis. Hij kwam ter sprake in het materiaal dat Guido Gezelle verzamelde voor een studie die hij wilde maken over de Kortrijkse Armkamer.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; K. Rembry, De bekende pastors van Sint-Gillis te Brugge (1311-1896), met aanteekeningen over kerk en parochie. Brugge: De Scheemaecker-Van Windekens, 1890-96, p.269-270; C. Verstraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899. Gent: Cultureel Documentatiecentrum Rijksuniversiteit, 1987, p.186-187
NaamVan Dale, Joanna Theresia; Maria-Anna-Theresia a Sanctissima Trinitate
Datums° Kortrijk, 19/11/1752 - ✝ Brugge, 10/02/1827
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; kloosteroverste
BioJoanna Theresia Van Dale is geboren in Kortrijk op 19 november 1752 als dochter van koopman Joannes Andreas Van Daele en Maria Vandekerckhove. In 1776 trad ze onder de naam Maria-Anna-Theresia a Sanctissima Trinitate in het klooster van Ieper in en legde daar een jaar later haar geloften af. Tijdens de Franse Revolutie moesten zij en haar medezusters in 1783 hun klooster verlaten. In 1802 konden ze terugkeren naar Ieper en sloten ze zich later aan bij de karmelietessengemeenschap in Kortrijk. Met enkele voormalige Brugse zusters richtte ze in 1815 een nieuwe theresianengemeenschap op in Torhout. Een jaar later, op 26 februari 1816, verhuisde de gemeenschap naar Brugge, waar ze verbleven op verschillende locaties, waaronder het Hof van Watervliet in de Oude Burg. Maria-Anna-Theresia, bijgenaamd 'het Heilig Moederken', overleed op 10 februari 1827. In 1833 vond haar gemeenschap een permanente thuis in de voormalige Latijnse school aan de Schuttersstraat in Brugge.
BronnenDagwijzer RdH jg.9 nr.11 p.81-82; Archiefbank Brugge

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLendelede
GemeenteLendelede
NaamCarthago

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]
NaamArmenkamer Kortrijk
BeschrijvingIn Kortrijk werd in 1774 een armenkamer opgericht om de bedelarij tegen te gaan, naar het voorbeeld van en gelijkaardig werkhuis in Ath. Voor het honderdjarig jubileum in 1874 werd Gezelle gevraagd een geschiedenis van deze armenzorg te schrijven.
Datering1774
NaamKlooster van de ongeschoeide karmelietessen, Brussel
BeschrijvingHet klooster van de ongeschoeide karmelietessen van Brussel werd in 1607 gesticht door Ana de Jesús, een vertrouwelinge van Theresa van Avila. Zij werd hiertoe door aartshertogin Isabella uitgenodigd en vestigde zich in de nabijheid van het Coudenbergpaleis. De aartshertogen financierden de bouw en aankleding van het klooster, dat tussen de Koudenbergsepoort en de Naamsepoort lag. Na de opheffing van de kloosters in 1783, weken de karmelietessen uit. Later werd het terrein verkaveld met als gevolg dat, wanneer de zusters in 1790 naar Brussel terugkeerden, ze een nieuw klooster moest bouwen. Na een eerste poging moesten ze echter in 1796 opnieuw verhuizen. Hun volgende klooster in de Zwaanstraat hebben ze slechts kunnen gebruiken van 1834 totdat dit moest wijken voor de bouw van het Justitiepaleis. Sinds 1892 zijn ze gevestigd in Sint-Gillis in de Sint-Bernardusstraat/Lausannestraat.
Datering1607-heden
Links[odis], [wikipedia]
NaamKlooster van de paters augustijnen, Brugge
BeschrijvingEr waren reeds augustijnen gevestigd in Brugge op het moment dat het augustijnerklooster in 1286 gesticht werd aan de huidige Augustijnenrei. Het klooster heeft veel te lijden onder de pestepidemie in de 14e eeuw, de Beeldenstorm en de Tachtigjarige Oorlog. Maar onder de aartshertogen Albrecht en Isabella kent het een nieuwe bloei en wordt een college geopend. De Franse Revolutie betekent echter het einde van de Brugse augustijnen: in 1796 werden klooster en college afgeschaft, en in 1813 werden de gebouwen gesloopt.
Datering1286-1796
Links[wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelDe Vrijheid (periodiek)
Datum1863 - 1875 [?]
PlaatsKortrijk
Uitgever[s.n.]
TitelDietsche Warande (periodiek)
AuteurAlberdingk Thijm, Jos.; Alberdingk Thijm, Paul
Datum1855-1874; 1886-1899
PlaatsAmsterdam; Gent
UitgeverVan Langenhuysen, C.L.; Leliaert
TitelThe Farm of Aptonga: A Story for Children of the Times of S. Cyprian
AuteurNeale, John Mason
Datum1856
PlaatsBurntisland
UitgeverPitsligo Press

Titel[13/02/1874], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [13/02/1874] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[13/02/1874]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van de brieftekst: daags na de lezing van F. Vandeputte op 12/02/1874; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.149-151 (128b)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 206x131
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijden 1, 2 en 4 horizontaal en verticaal beschreven, purperen inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papiermerk: Angoulême
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos. Antwoord aan Duclos' brief van 12/2 1874 (inkt, hand P.A.) ; op zijden 1, 2 en 3 in de bovenrand en de zijranden: notities i.v.m. de datering (potlood, horizontaal en verticaal, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8649
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16920
Inhoud
IncipitArtikel over Boucksoone, hoe wysge
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.