<Resultaat 2566 van 2578

>

p1

Eerweerde Heer en Vriend

Gij moet daar eerst uit zijn om te weten wat dat het is eens aan 't schrijven zetten. Ik en ben niet verwonderd dat Callebert er niet aan te krijgen en is. Ik heb daarbij nog die hooge reden, dat de overheden te Brugge mij quasi het schrijven in en het denken aan R. d. H. verboden hadden. Eventwel, als gij mij behoorlijke absolutie kunt geven, gij die daar prope Jovem[1] zit, ik zal wel iets of wat doen, al ware 't maar om de lieden den mond te stoppen die zeggen dat ik R. d. H. niet mêe en wille; al ware 't maar om mijnen stelregel gestand te doen dat het beter is een keer schrijven als twintig keer twisten en kwisten over spelregels etc.

Dr. Verriest[2] verzekert mij dat hij naar den landdag[3] komt en hij is van zin te spreken of liever iets te lezen over 't musyk, besproken als van eenen Vlaming. Ik en zette niet geerne "onder een vlaamsch oogpunt" omdat ik daar geen zin van en kan maken.

't Is mij onmogelijk zooverre van te vooren te verzekeren dat ik ga komen. ten 1° het ingebeelde Brugge behaagt mij meer als het wezentlijke, en 2° daar is hier altijd iets of wat dat eens belet; geern zou ik genoeg daar zijn, de moeielijkheid ligt in 't komen.

"De Westvlaamsche wending",[4] in 't geval dat dat wilt zeggen hoe en waarom het zoo gekomen is dat wij begost hebben ons vlaamsch te waardeeren etc. p2daar zou natuurlijk wel iets over te zeggen of te schrijven vallen.

't Is al wonder genoeg hoe Katholiken zooals Alb. Thijm en Kervyn, om zoo te zeggen natuurlijk, met ons zijn! Geheel de w.vlaamsche beweginge is in den grond en van eersten af een christelijke, ja, ultramontaansche geweest.

"De antwoorde" Alb. Thijm meent dat mogelijks de e eene enkele verbuigingsuitgang zou zijn en over 't geslacht geen waarheid spreken.[5]

Dietsche Warande zal u geworden zoohaast ik ze bijeen hebbe; zou het niet voordeelig zijn aan V. Langenhuysen te schrijven dat hij voortaan het abonnement naar u zende in plaats van naar mij?

De Kortrijsanen en zijn aan geen R. d. H. geabonneerd te krijgen; 't arm volk alleen leest hem. Hebt gij Pastor O. L. V. zijn missenden n° gezonden, waarvan in laatsten brief?

Ik en heb nog niets ontv. uit de toekomst.

Ik en kan in 't geheele niet antwoorden over stijl en spelling van de vrijheid. Ik en zie nooit geen preuve, en, zag ik ze, de uitgever en wil niet veranderen. Ik schrijve er ook geheel weinig in.

Ik ben blije dat Baas die faute niet begaan en heeft. Bruggeman moet p3hem beteren of verbeterd worden.[6]

Hebt gij Dr Gustaf Verriest geschreven? Hij woont immers te Leipsick; ik en kan dus naar hem niet antwoorden. Hij is zeker een van onze beste en die later eenen duw zou kunnen doen.

"Vereischte voorwaarden" en "spraakkunst van Dialect" staan leege bij mij, 'k en kan 't niet helpen;[7] elk zingt zoo als hij gebekt is. Voorwaarden en spreekwetten schrikken de schrijvers af, en al dat ik van schrijven weet heb ik al schrijven geleerd. Nu, elk zijn meuge.

ee en oo.[8]

Ik ben per fas et nefas[9] om al 't gene dat het onze is als 't onze te eerbiedigen en te bewaren. Neemt nu dat het Moesogothisch - voor zoo veel het gekend is!! - anders sprak als het Moeso Westvlaamsch, ik zou met het Westvlaamsch doen, zonder ooit om te zien naar Brill of Winkel of Vries of iemand.[10] Binnen 1000 jaar kunnen ze dan ook zeggen: "in de XIX eeuwe bestond er te Brugge, in partibus infidelium,[11] een achtergebleven tribu van vlamingen, die, volgens bl. zooveel van zekeren rarissismen idioticon en bl. zooveel van eenen palimpsest, gevonden te Sint Petersburg en titel dragende Dichtoef.... (de reste is verloren,) zeiden: wij schreeven voor wij schreven."

Wel, wij hebben zoo lange aan dat latijnsche throon, rooze en Roomen geknabbeld dat er een echt en eigene vlaamsche klank in gekomen isp4Waarom en mag hij er niet in blijven? Wie weet de oorzake van dien klank? Wie weet, zijn wij niet nader het gewezene, den latijnschen of griekschen mondklank, als de andere; het feit is daar 't is hebben, en 'k houde aan al dat hebben is, krijgen is zoo lastig.

Daarenboven ik moet het zeggen ik ben tegen de eenheid en de zoo gezeide Symmetrie en de droomgezichten van al die effenaars en baanbrekers van den sabeldwang.

Genoeg van Letters!

Eugene van Oye heeft nen prachtigen dichtboek gemaakt en mij gezonden; ik heb hem seffens geantwoord[12] en hij heeft keerende post terug geschreven.[13] Zende u beide brieven. Den boek zult gij toch wel hebben. Nu, daar is een dichter! Leest maar eens "Golgotha" en zegt of ik niet en mag bijvoegen daar is een die in zijn alderdiepste diep toch christen is. Kunt gij hem niet aantrekken? Daar staan onbedachtheden in zijnen boek, maar moest zulk een al den anderen kant overloopen zeker ware het groot verlies voor ons groote winste voor hen! Spreekt daar een keer die Heeren aan. Dat ik wist dat hij zijnen boek den Bisschop niet gezonden en heeft ik zou 't hem aanraden.

Ik moet zeggen dat uwe twee laatste brieven lauter goê Vlaamsch zijn.

Blijve in afwachting van van Oyens etc.[14] terug

Ulieden toegenegen in Christo

Guido G

Noten

[1] De uitdrukking betekent letterlijk ’dicht bij Jupiter‘, dus dicht bij het machtscentrum van de bisschop. Er was afgesproken dat Gezelle niet meer betrokken zou zijn bij Rond den Heerd (zie eerste deel alinea).
[2] Ondanks het voorvoegsel identificeren we als Adolf Verriest omdat hij met die lezing op het programma staat en erg betrokken was bij muziekactiviteiten.
[3] Op 18 augustus 1874 werd de algemene vergadering van de gilde gehouden.
[4] Het door Adolf Duclos voorgestelde onderwerp dat Guido Gezelle zou behandelen. Duclos gebruikt het begrip ’(west-vlaamsche) wending’ om te verwijzen naar hoe een talige traditie tot uiting komt in uitdrukkingen, zegswijzen en formuleringen (Frans: ’la tournure de phrase’). Die is voor hem nauw verweven met de manier van denken en identiteit van spreker of schrijver. Gezelle vreest dat Duclos hiermee taalpolitiek bedoelt, in de zin van ’West-Vlaamse beweging‘ (Frans: ’mouvement’).
[5] Verwijzing naar een passage in de brief van J.A. Albertus Alberdingk Thijm aan A. Duclos, Amsterdam, 30/05/1874 (bewaard in Gezellearchief nr. 11040 (2)). Duclos had hierover een vraag gesteld aan Gezelle in zijn brief van 8 juni 1874.
[6] Antwoord op de eerdere brief van Duclos aan Gezelle, over de fout op pagina 204 in het artikel van J.B., Van de Brugsche leproserij. In: Rond den Heerd: 9 (17 mei 1874) 25, p.202-204.
[7] Guido Gezelle heeft het hier over de titels van de andere lezingen op de jaarvergadering van de Gilde van Sint-Luitgaarde, door respectievelijk L.L. De Bo en D.G. Meersseman
[8] Behandelt de discussie over het al dan niet verdubbelen van klinkers in een open lettergreep, een afwijking ten opzichte van de Commissiespelling van 1864.
[9] Vertaling (Latijn): door geoorloofde en ongeoorloofde middelen; door goed en kwaad.
[10] De Belgische spellingcommissie van 1864 stelde een gezamenlijke spelling voor met Nederland, bekend onder de naam Spelling De Vries en te Winkel. Bij KB van 21 november 1864 werd deze eenheidsspelling verplicht voor onderwijs, bestuurlijke communicatie en openbare akten.
[11] Vertaling (Latijn): in het gebied der ongelovigen.
[12] Na het ontvangen van zijn dichtbundel Morgenschemer (1874) stuurde Guido Gezelle Van Oye het waarderende gedicht Ik heb u kind gekend, dat toegevoegd werd aan de tweede druk van Gedichten, Gezangen en Gebeden (1879). De brief is niet bewaard gebleven.
[14] De opgestuurde brieven van en aan Eugeen Van Oye (Brief E. Van Oye aan G. Gezelle d.d. 15/06/1874 (zie hoger in de brief).

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de 'Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken' (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift 'Dietsche Warande', waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij niet van België hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap 'Met Tyd en Vlyt'. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad 'De Tijd'. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBaes, Pieter Petrus
Datums° Elverdinge, 29/04/1848 - ✝ Izegem, 21/07/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar, schooldirecteur; schoolopziener; auteur
BioPieter Baes was de zoon van Boudewijn Baes, herbergier, en Joanna Ligneel. Hij studeerde aan het Sint-Vincentiuscollege te Ieper en kreeg zijn priesterwijding op 21 december 1872, maar hij was al leraar vanaf september 1872 aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, voor de lessen in koophandel en wiskunde. In november 1873 riep Adolf Duclos Pieter Baes en andere bekenden bijeen om een ‘opstelraad’ voor Rond den Heerd samen te stellen. Baes maakte de stichting mee van de Gilde van Sint-Luitgaarde op 13 februari 1874 en hij bleef tot 1883 secretaris. Op 23 april 1879 kreeg hij een opdracht als docent aan de Staatsnormaalschool voor jongens in Brugge, maar hij werd hetzelfde jaar nog geschorst ingevolge de wet Van Humbeek. Vanaf 17 september 1879 werd hij principaal van het Izegemse Sint-Jozefsgesticht alsook van de vrije lagere school. In 1895 werd hij diocesaan inspecteur. Baes zette zich in voor goede schoolboeken en publicaties voor het onderwijs waaronder "De Taalsleutel of Vlaamsche Spraakregels, Tafelwijze geschikt" en het onderwijskundige tijdschrift "Sint-Canisiusblad".
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamKervyn de Letterhove, Joseph Constantin Marie Bruno
Datums° Brugge (Sint-Michiels), 17/08/1817 - ✝ Brussel, 02/04/1891
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; historicus; auteur
BioJoseph Kervyn de Letterhove was een Belgisch historicus en politicus voor de Katholieke Partij. Hij werd geboren uit het huwelijk van Joseph Guillaume Kervyn en Eugénie de Heere de Beauvoorde, de dochter van de laatste schout van Brugge. Hij huwde met Eugénie de Laage de Bellefaye, met wie hij tien kinderen kreeg. Kervyn studeerde in Parijs en behaalde in 1832 zijn kandidatuur in de Letteren en in 1836 zijn licentie in de rechten. Tijdens zijn studies had hij een sterke voorkeur voor geschiedenisvakken. Na zijn terugkeer in België in 1839 legde hij zich toe op historisch onderzoek en publicaties, waaronder het zesdelige "Histoire de Flandre", waarvoor hij in 1851 de vijfjaarlijkse prijs voor vaderlandse geschiedenis ontving, 42 volumes met oude teksten, waaronder de geschriften van Jean Froissart en Georges Chastellain, en 16 volumes in de serie "Chroniques belges inédites". Kervyn was lid van verschillende genootschappen, waaronder de Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis en voorzitter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Ook in de politiek was Kervyn actief. Zo zetelde hij dertig jaar lang voor de Katholieke Partij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Eeklo. Als woordvoerder van de partij toonde hij zich een vurig verdediger van de Vlaamse taal in rechtszaken. In 1870 werd hij benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken in de regering D’Anethan, die een jaar later voltallig aftrad wegens een financieel schandaal.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamMeersseman, Desiderius-Gratianus
Datums° Geluveld, 27/02/1828 - ✝ Moorsele, 12/01/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur; bestuurder
BioDesiderius Meersseman was de zoon van Clement Meersseman, bakker, en Regina Liefooghe. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 21/05/1853. Hij was leraar aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (21/05/1853 - 26/03/1875). Vervolgens was hij pastoor in Woumen (26/03/1875) en in Moorsele (20/09/1882). Hij volgde Edward Declercq op als bestuurder bestuurder van het klooster van Les Filles Enfant Jésus in Moorsele. In 1860 hield hij te ’s-Hertogenbosch een lezing op het zesde Taal- en letterkundig Congres: Over eenige voordelen onzer moedertale in de eerste ontwikkeling en hoogere beschaving des geestes (Brugge, 1861). Hij was ook lid van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Hij publiceerde een aantal redevoeringen waaronder twee die hij voor de Gilde van Sinte-Luitgaarde uitgaf in 1874 en 1876. Hij schreef in het tijdschrift Rond den Heerd en Biekorf. Hij publiceerde o.m. over de vervlaamsing van scheikundige termen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd; Biekorf
NaamVan Langenhuysen, Caspar Lambertus
Datums° s-Hertogenbosch, 05/06/1802 - ✝ Amsterdam, 19/05/1859
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioC.L. Van Langenhuysen vestigde zich in 1826 als boekhandelaar en uitgever in Amsterdam "in den berg Tabor op het Singel". Na zijn dood zette zijn weduwe het bedrijf verder. Jozef Alberdingk Thijm liet er zijn "Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken en De Dietsche Warande" drukken. In 1863 nam hij het bedrijf over met behoud van de oorspronkelijke naam. Zo kreeg het een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Nederlandse katholicisme o.a. door de uitgave van dagblad "De Tijd".
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVerriest, Adolf
Datums° Deerlijk, 15/08/1830 - ✝ Kortrijk, 21/06/1891
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; dichter; componist
BioAdolf Verriest werd geboren te Deerlijk op 15 augustus 1830 als zoon van Petrus-Johannes Verriest (1796-1871), koopman en armenmeester in Deerlijk. Hij was de oudere broer van Hugo Verriest en Gustaaf Verriest. Na de lagere school in Deerlijk liep hij college aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij een studiegenoot was van Guido Gezelle. Hij werd er de eerste voorzitter van de door Gezelle gestichte Lettergilde en zou voor het leven bevriend blijven met hem. Na zijn collegetijd volgde hij studies in de Letteren en de Rechten aan de Leuvense universiteit. In 1858 werd hij advocaat in Kortrijk en manifesteerde er zich als voorvechter van de volkstaal. Hij had er ook politieke ambities en werd er gemeenteraadslid van 1870 tot 1886 en schepen van 1886 tot aan zijn dood op 21 juni 1891. Hij was zeer actief in het Kortrijkse culturele leven in de jaren 1870 en 1880 (o.a. als voorzitter van het Davidsfonds en bestuurslid van de muziekschool). Hij was dichter en publicist (Gedichten en aanspraken. Kortrijk, 1893). Hij componeerde zelf liederen en vroeg Gezelle vaak om vertalingen van liederen. Gezelle schreef voor hem heel wat gelegenheidsgedichten waaronder: Adolf, mijn vriend, mijn advocaat. Gezelle was vriend aan huis en steunde Adolf met zijn politieke activiteiten.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten
NaamVerriest, Gustaaf
Datums° Deerlijk, 19/05/1843 - ✝ St. Cloud, Parijs, 25/06/1918
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioGustaaf Verriest was pas 10 jaar oud toen hij ingeschreven werd in het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare. Hij was dan ook de jongste van Gezelles poësisklas in het schooljaar 1858-1859. De levenslang aangehouden briefwisseling en de talrijke gedichten van Gezelle voor Gustaaf getuigen van een bijzonder nauwe band tussen de jonge, nog wat kinderlijke leerling en zijn leraar. Ook de familie Verriest had een grote genegenheid voor Gezelle, die nog met de oudste zoon Adolf gestudeerd had. Hoe licht is toch die sparke vier (07/08/1858) is geschreven naar aanleiding van een nachtmerrie van Gustaaf, maar tevens opgedragen aan zijn oudere broer Hugo Verriest en Eugeen Van Oye. Waarom en kunnen wij niet (04/01/1859) Brief (12/01/1859), O vriend wat schaadt of baat het ons, (02/02/1859) en Nu of nooit! (02/02/1859) zijn persoonlijk gericht aan Gustaaf Verriest. Gezelle wou hiermee de jongen steunen die een mogelijke priesterroeping ernstig nam en naar aanleiding daarvan worstelde met een sterk besef van zwakte en zondigheid. Uiteindelijk besloot Verriest geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Wenen. Hij was dokter in Wervik van 1869 tot 1873 en trok daarna naar Duitsland om er verder te studeren. Op 21 september 1876 huwde hij te Münster met Louise Niermann, waarmee hij zes kinderen kreeg. Vanaf 1876 werd hij professor aan de K.U. Leuven tot 1911. Na Gezelles dood ging hij op zoek naar een wetenschappelijke verklaring voor het dichterlijke genie van zijn oud-leraar.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBrill, Willem Gerard
Datums° Leide, 10/10/1811 - ✝ Utrecht, 29/01/1896
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; auteur; taalkundige
VerblijfplaatsNederland
BioWillem Gerard Brill was een Nederlandse hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij publiceerde op het gebied van de Nederlandse taalkunde en geschiedenis. Brill promoveerde op 24 juni 1837 te Leiden tot doctor in de letteren. In 1838 werd hij docent Frans, Nederlands, Engels, Duits en Hebreeuws aan het gymnasium te Leiden. Hij werd geïnspireerd door Goethe, over wie en wiens werk hij vanaf 1838 publiceerde. In de jaren 1840-1859 was hij aan het Zutphense Gymnasium werkzaam als leraar in de moderne talen “Hollandsch, Fransch, Engelsch en Duitsch”. Door zijn taalonderwijs ging hij zich ook interesseren voor taal en taalwetenschap. Hij schreef enkele belangrijke naslagwerken i.v.m. spraakkunst. In april 1859 werd hij benoemd tot hoogleraar in de letteren te Utrecht, aanvankelijk in de “bespiegelende wijsbegeerte”, en kort daarna in de vaderlandse geschiedenis inclusief het Nederlands.
Links[wikipedia], [dbnl]
Naamte Winkel, Lamert Allard
Datums° Arnhem, 13/09/1809 - ✝ Leiden, 24/04/1868
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; professor
VerblijfplaatsNederland
BioLamert Allard te Winkel was een invloedrijk Nederlands taalkundige en lexicograaf. Van Arnhem afkomstig, waar hij geboren was op 13 september 1809 begon Te Winkel zijn carrière als leerkracht en privéleraar, maar ontwikkelde zich door zelfstudie tot een expert in taalkunde en klassieke talen. In 1851 werd hij leraar aan het gymnasium te Leiden. Samen met Matthias de Vries was hij de grondlegger van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de naar hen genoemde spelling-De Vries en Te Winkel, die vanaf 1863 ook in Vlaanderen toegepast werd. Daarna wijdde hij zich volledig aan het redactiewerk voor het WNT. Hij overleed op 24 april 1868 te Leiden.
Links[wikipedia]
NaamDe Man, Albert Joseph
Datums° Veurne, 11/01/1816 - ✝ Brugge, 13/04/1885
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; kanunnik
BioAlbert De Man werd op 11 januari 1816 te Veurne geboren als zoon van leraar Albertus Josephus De Man en Maria Theresia Ryckeboer. In 1840 ontving hij zijn priesterwijding te Brugge. In 1841 werd hij coadjutor te Klerken en even later onderpastoor te Ieper. Daar nam hij ontslag op 7 april 1851 om de maand erop in Diksmuide aan de slag te gaan. Vanaf 12 september 1851 was hij bestuurder van de zusters redemptoristinnen te Brugge. Tien jaar later werd hij pastoor te Zerkegem, gevolgd door pastoorsposten in Poperinge (1864) en Kortrijk (11/12/1872). Op 17 september 1874 werd hij kanunnik van de kathedraal te Brugge. Vanaf 31 mei 1876 was hij penitencier, en op 13 april 1885 overleed hij in zijn huis in de Mariastraat.
Links[odis]
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank;

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLeipzig
NaamSint-Petersburg

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelIk heb u kind gekend
PublicatieGedichten, Gezangen en Gebeden (Verzameld dichtwerk, deel II), p. 119

Titel - werk van Guido Gezelle

Titel(Vlaemsche) dichtoefeningen
Links[gezelle.be]
TitelGedichten, gezangen en gebeden. Een schetsboek voor Vlaemsche studenten.
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelDe Vrijheid (periodiek)
Datum1863 - 1875 [?]
PlaatsKortrijk
Uitgever[s.n.]
TitelDietsche Warande (periodiek)
AuteurAlberdingk Thijm, Jos.; Alberdingk Thijm, Paul
Datum1855-1874; 1886-1899
PlaatsAmsterdam; Gent
UitgeverVan Langenhuysen, C.L.; Leliaert
TitelMorgenschemer Gedichten van Eugeen van Oye: 1856 - 1870
AuteurEugeen Van Oye
Datum1874
PlaatsOostende e.a.
UitgeverF. Claassen

Titel[22/06/1874 t.p.q. - 24/06/1874 t.a.q], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [22/06/1874 t.p.q. - 24/06/1874 t.a.q] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[22/06/1874 t.p.q. - 24/06/1874 t.a.q]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; t.p.q. en t.a.q. gereconstrueerd op basis van de correspondentie: antwoord op brief van A. Duclos aan G.G. van 22/06/1874 (nr.5012); t.a.q. voor volgende brief van G.G. van 24/06/1874 (nr.8655); plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegegevens.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.157-159 (132b); Gedichten, gezangen en gebeden en Kleengedichtjes II, p.147 (citaat)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x137
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, purperen inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos ; idem rechts: [Ca. Juni 1874] (inkt, beide hand P.A.) ; op zijde 1 rechts in de bovenrand en op zijden 2 en 4 in de linkermarge: notities i.v.m. de datum (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8653
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16924
Inhoud
IncipitGij moet daar eerst uit zijn om te weten wat
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.