<Resultaat 540 van 2578

>

p1
Eerweerde Heer Duclos
 
p2

Mynheer en eerweerde Vriend

Dank u voor tweeden brief[1] en voor De Bo’s antw. die ik ontvangen hebbe.[2]

Ik zou veel bewys moeten byeen zien om te gelooven dat het hoorns branden, om wille van de hoorns en beenen, zou heidensch zyn. Het vier maken op zekere tydstippen van 't jaar is 't ongetwyfeld. Daar moet een tyd geweest zyn peize ik dat men met hoorns en beenen niets beters en wist te doen als ze te delven of te branden. Gedolven hoorns heb ik by wagevoeren weten vinden te Brugge, als men, over wel 30 jaar, den korten rolleweg land gemaakt heeft. 't Is lauter antiphrasis als men zegt: ze branden hoorns voor het vriest. Men voegt er dikwyls de plaatse by, by voorbeeld: "buiten de Dampoorte" om de dwaze p3verloren te zenden kyken[3]

Wilt gy myne vondste over de Bo's germanismen in R. d. H. drukken? 'k heb meer als 't gene in De Bo's antw. staat.[4]

Vooralsnu hebbe ik byeen Dietsche Warande X deel n° 1, 3, 4, 5. Andere moeten nog te Lendelede zyn.[5]

De collegianten van alhier[6] beginnen deel te nemen in de Noletsche questie; zy roepen: Foei Nolet! dat het een plaisir is. Nolet heeft de zake veel deugd gedaan: de toekomste[7] of liever het toekomende zal ons zyn.

Wat zegt gylieden daar van Eugène Van Oye.[8]

Daar is hier een zekere Vanden Kerkhove, een aanbidder van Ledeganck die verschillige opgemaakte schriften liggen heeft p4en nog met veel yver en kunde voort werkt. Hadt gy hem iets te zenden byv. Luitgaardis etc[9] Zyn Adres is rechtover 't hospitaal Buda, Kortryk. Kerkhove negociant of handelaar.

Behoorde de zoogezeide Westvlaamsche bond geen bewys van ons bestaan te hebben?

't Dunkt my altyd dat er niet genoeg gedaan en is om al de vlaamsche gazetjes van Vlaandren aan eenen streng te doen trekken. Soudan zegt dat zy de macht van vlanderen al lange geweest en nog zyn en Soudan en zegt dat niet uit vlaamschgezindheid maar als doortrapte kiezingbewerker.

Blyve ulieden toegenegen

Guido G.

Noten

[1] Omdat de brieven elkaar kruisen is het niet helemaal duidelijk om welke brief het gaat. Afgaande op de volgende passage lijkt het hij het te hebben over Duclos’ brief van 9 juni 1874, die onmiddellijk volgde op die van 8 juni 1874.
[2] L.L. De Bo, Westvlaamsch. In: De Toekomst: (1 juni 1874), p.273-285.
[3] Adolf Duclos had Gezelle op 9 juni per brief gevraagd of hij meer wist over het gebruik om hoorns te verbranden op Sint-Pietersavond. Hij zou de uitleg publiceren in de Dagwijzer van Rond den Heerd: 9 (5 juli 1874) 32, p.257-258.
[4] Taalquestie was een rubriek in Rond den Heerd. Gezelle had Duclos begin juni geschreven dat hij werknotities had over de beschuldiging van J. Nolet de Brauwere van Steeland dat de L.L. De Bo en de Westvlamingen germanismen schreven, zoals ’verwandelen‘, ’schalte‘ of ’'t liegt aan u.‘. Omdat ze te laat waren om in De Bo’s antwoord opgenomen te worden, zouden ze in Rond den Heerd verschijnen.
[5] Bij zijn broer Jozef Gezelle.
[6] De studenten van het Sint-Amandscollege te Kortrijk.
[7] Zinspeling op het tijdschrift De Toekomst waarin het artikel van J. Nolet de Brauwere van Steeland en de reactie van L.L. De Bo verschenen was.
[8] Guido Gezelle had Adolf Duclos enkele dagen voordien de pas verschenen bundel Morgenschemer van Eugeen Van Oye aangeraden en gevraagd een goed woordje te doen op het bisdom.
[9] Het is niet duidelijk wat Gezelle hiermee bedoelt, een prent misschien of de omzendbrief van de pas gestichte Gilde van Sint Luitgaarde.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamSoudan, Charles François Joseph
Datums° Aalter, 10/05/1831 - ✝ Gent, 24/08/1893
GeslachtMannelijk
Beroepindustrieel, politicus
BioCharles François Joseph Soudan was een Vlaamse handelaar, industrieel en politicus. uit Kortrijk. Van Aalter afkomstig, was hij actief in Kortrijk, waar hij een loodwitfabriek beheerde en deze later overdroeg aan zijn schoonbroer Auguste Boulez. Hij trouwde in 1849 met Eugénie Vercruysse, dochter van Henri Vercruysse en Marie Bruneel, met wie hij een zoon kreeg. Na haar vroege dood in 1863, hertrouwde hij drie jaar later met Coralie Boulez, met wie hij vijf kinderen kreeg. Naast zijn economische activiteiten was Soudan een prominente katholieke politicus. Hij diende als provincieraadslid voor West-Vlaanderen (kanton Kortrijk) van 1866 tot zijn overlijden en was lid van de Bestendige Deputatie van 1866 tot 1892. Charles Soudan overleed op 24 augustus 1893 in Gent. Gezelle had contact met de familie en schreef een gedicht voor de communie van dochter Josephine. Gezelle werd ook soms gevraagd om bij Soudan tussen te komen.
Relatie tot Gezellekennis; correspondent
Bronnengeneanet
NaamVan De Kerckhove, Victor
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar, auteur, journalist
BioVictor Van de Kerckhove was een handelaar in Kortrijk met letterkundige aspiraties. Hij werd lid van de Gilde van Sinte Luitgaarde en was medeoprichter van het Davidsfonds in Kortrijk. In 1879 richtte hij de krant ‘Het Morgenblad’ op in Antwerpen, waarover hij correspondeerde met Gezelle. Hij schreef een roman ‘De Valsche Vrienden’ en werkte mee aan de tijdschriften ‘Biekorf’ en ‘Het Belfort’. In 1892 publiceerde hij een pamflet 'De kanker onzer eeuw. De Gilde en de Vlaamsche Beweging' waarin hij ageerde tegen armoede en individualisme. Van de Kerckhove, gehuwd met een Zweedse, week minstens voor een tijd uit naar Stockholm en werkte van daaruit mee aan Het Belfort. In 1894 was hij betrokken bij de opstart van de Brusselse krant Het Vlaamsche Volk (1894-1898), een daensistisch dagblad op initiatief van de Vlaamsche Katholieke Landsbond.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Gilde van Sinte-Luitgaarde
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamLedeganck, Karel Lodewijk
Datums° Eeklo, 09/11/1805 - ✝ Gent, 19/03/ 1847
GeslachtMannelijk
Beroepvrederechter; dichter
BioKarel Lodewijk Ledeganck promoveerde in 1835 in de rechten en werd vrederechter te Zomergem en vervolgens lid van de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen. Politiek was hij verdediger van de Vlaamse Beweging. Als dichter kreeg hij grote weerklank en werd hij verschillende keren bekroond. Zijn bekendste werk is De drie Zustersteden (Gent 1846).
Links[wikipedia], [dbnl]

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLendelede
GemeenteLendelede

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]
NaamSint-Amandscollege Kortrijk
BeschrijvingHet Sint-Amandscollege was een katholiek college, opgericht in 1833 te Kortrijk, en werd gehuisvest in de voormalige Proosdij van Sint-Amands. De school wordt af en toe vermeld in de brieven van Guido Gezelle, omdat enkele van zijn kennissen er les gaven of als principaal fungeerden, zoals Arsène Dehulster tussen 1886 en 1893. Priester David Verbeke stond aan de basis van de oprichting, met de stad die instond voor de gebouwen en het bisdom dat de leerkrachten benoemde. Dankzij deze structuur groeide de school snel en kreeg ze de bijnaam "Collège des ducs", waar Frans de voertaal was. De aanvankelijk vlotte samenwerking tussen kerk en stad werd vanaf 1848 bemoeilijkt door de opkomst van antiklerikale liberalen. De schoolstrijd van 1879-1884, aangewakkerd door de liberale regering en de wet Van Humbeeck, bedreigde het voortbestaan van de instelling. In 1886 werd het college echter gekocht door Arthur Verhaegen namens het bisdom, waardoor het werd gevrijwaard van staatsinmenging en als katholieke school kon blijven functioneren. Dit luidde een periode van uitbreiding en modernisering in, onder meer onder architect Jules Félix Carette. In de 20ste en 21ste eeuw bleef de school zich ontwikkelen, met een nieuw complex in 1971 en uiteindelijk een fusie in 2013 met de Pleinschool tot het Guldensporencollege.
Datering1833-2013
Links[wikipedia]
NaamCongregatie van de zusters augustinessen van het O.-L.-Vrouwehospitaal, Kortrijk
BeschrijvingDe congregatie van de zusters augustinessen van het O.-L.-Vrouwehospitaal vindt haar oorsprong in een semi-religieuze gemeenschap van broeders en zusters die vermoedelijk eind 12e of begin 13e eeuw opgericht werd. In de wijk Buda stichtten ze het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal. De oudst bewaarde vermelding betreft een schenking van ridder Goswijn, heer van Moeskroen in 1211 aan het armenhospitaal. In de tweede helft van de 13e eeuw verdwenen de broeders uit het hospitaal. De gemeenschap werd hervormd, waarbij de zusters vóór 1302 de regel van Sint-Augustinus aannamen. In de daaropvolgende eeuwen werd het hospitaal meermaals getroffen door stadsbranden en plunderingen, die heropbouw en verbouwingswerken nodig maakten. In 1795 werden de zusters onder het Frans bewind verdreven, om er in 1798 terug te keren. In de 20e eeuw werd de congregatie ook elders actief in West-Vlaanderen en Congo. In de loop van de 19e en 20e eeuw werden opeenvolgende renovaties en uitbreidingen uitgevoerd. In 2003 fuseerde het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal met drie andere Kortrijke ziekenhuizen tot AZ-Groeninge. De zusters staakten hun activiteiten in het ziekenhuis en trokken zich terug in het klooster in de Budastraat.
Dateringca. 1211-
Links[odis]
NaamWestvlaamsche Bond voor Taal en Volk
BeschrijvingDe Westvlaamsche Bond voor Taal en Volk werd opgericht in 1869 op initiatief van de Kortrijkse letterkundige vereniging In Vlaanderen Vlaamsch. Ze was een koepelorganisatie voor alle vlaamsgezinde verenigingen uit de provincie.
Datering1869-1888

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelDietsche Warande (periodiek)
AuteurAlberdingk Thijm, Jos.; Alberdingk Thijm, Paul
Datum1855-1874; 1886-1899
PlaatsAmsterdam; Gent
UitgeverVan Langenhuysen, C.L.; Leliaert
TitelMorgenschemer Gedichten van Eugeen van Oye: 1856 - 1870
AuteurEugeen Van Oye
Datum1874
PlaatsOostende e.a.
UitgeverF. Claassen

Titel[24/06/1874], [Kortrijk], Guido Gezelle aan Adolf Juliaan Duclos
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research), Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [24/06/1874] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
OntvangerDuclos, Adolf Juliaan
Verzendingsdatum[24/06/1874]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van brief A Duclos aan G. Gezelle 25/06/1874: verwijst naar "uw briefke van gister"; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.164-165 (135b)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 137x106
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 1 horizontaal en verticaal beschreven; zijde 4 met adressaat, purperen inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: 3 july (rood potlood, hand A. Duclos) ; idem rechts: Aan Ad. Duclos 3/7 1874. (inkt, hand P.A.) ; idem in de linkermarge: R.d.H. 1874. 258 (potlood, verticaal, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8655
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16926
Inhoud
IncipitDank u voor tweeden brief en voor
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.