<Resultaat 2580 van 2592

>

p1

Mynheer en eerweerde vriend

De Vries en de andere Heeren die gy aan haalt[1] aanveerden dan (en zy moeten wel) dat het Moesogothisch van den codex argenteus rustende tot Upsala in praeterito, enkelvoud en meervoud ai hadden, welk ai tot hardlange èè in 't enkelvoud en tot zachtlange éé in 't meervoud by de nederlanders zou verloopen zyn. Zeggen ze.

Ten Kate I blz. 552 aanmerking (1) zegt: by 't imperf. indicat. in singularis voornamelyk by de 1 en 3 pers. quam oulings de harde lange ee of ei.

Dus in Ten Kate's tyd 1723 was dat ai = èè ook in singularis al verloren in Holland. De Westvlamingen, al die ik ooit gehoord hebbe, hebben dan nog de zuiverheid van het oud gothisch ai = èè of ei behouden, zoo in singul. als in plur. wy schrèèven zy schrèèven. te Brugge zelf is by plaatsen het ai terug gekomen byv. ze blaiven thuus. het schryven van wy schrèèven in plur.p2is wel de eenigste middel, by gemis van accenten, om die oudheid te affirmeeren. Hoe kunnen wy dat opgeven? eene oudheid die van zuiverheid en oorspronklykh. getuigt? Mr Goemaere, myn confrater, en zyn zuster, beide van Meulebeke spreken wy schrèèven geheel klaar; Prevost onderpast. alhier, geboortig uit fransch Vlanderen ook; Staes van Harlebeke ook; Tollenaere van Veurnambacht dito; Verstraete Lendelede en Ryckeboer Poperinghe dito dito. Daar is al 't gene ik wete van de minor. ergo - …?

De groote letterhelden en erkennen niet geerne dat er wat ouds of goeds in 't west-vlaamsch steekt, dat kan men wel verstaan. Dat zy niets en aanveerden dat en eischen wy ook niet; wy en vragen niet, dat zy onze tale of bezonderheid van tale als algemeen aanveerden, verre van daar, dat ware tevens particularist en generalist willen zyn, volgens dep3twee stekende beschuldigingen van Nolet.[2]

Het Hoogduitsch van Luthers bibelvertalinge en het Nederlandsch van den Staatenbibel hebben eene en dezelfste strekking van gelykmaking en effenlegging van den weg, om er de protestantsche gedachten over heen te voeren.

Ik ondervinde dat Hoogduitsch, Nederlandsch, ja engelsch, alle drie protestantsche talen zyn. Het engelsch der Katholiken is de engelandsche protestanten onaangenaam; zy heeten 't Katholyk engelsch en zy en dulden 't bykan niet. 't en is geen Engelsch, zeggen zy, en 't is waar 't is Katholyksch. 'k Heb hier een pruisensch Uhlan[3] die my zegt dat alle duitsch dat geen (Luthersch) Hoogduitsch en is in 't leger op straffe verboden is.

Ik wist en heb u van over 6 weken geschreven[4] dat Nolet geantwoord had. Frans de Potter schryft my: Ware 't niet beter nietp4meer antwoorden. Verriest[5] vindt De Bo's antwoorde niet platslaande genoeg en onverstaanbaar voor die de twee acten van beschuldiging niet gelezen en heeft.

In uw voorlaatsten brief[6] schryft gy "voorhenen"; voorheen heb ik altyd aanzien als contractie van voorheden, ante hodie dus zou voorhenen geen of ten minsten nieuw vlaamsch zyn, recht gevende aan Nolet van te zeggen dat wy mistum compositum schryven en wantaal etc. 't leven van Vandale (1814)[7] is in ons vlaamsch geschreven, vlaamsch, zoo men dan zei, na dien date zyn de Hollanders gekomen en hunne navolgers. Ik heb die tale (1837)[8] leeren haten te Mr Brans', een geboren Hollander, die na 1830 hier over gebleven was 't is de oudste reactie waarvan ik my plichtig kenne, immers hoorende, zoo 'k dagelyks deed vader (Heule) en moeders (Winghene) vlaamsch, moest het verschil my tegensteken; inde...[9]p5Ik peize dat gy het mis hebt als gy speerslaken uitlegt:[10] extentorium of zoo iets, laken om uit te spreiden over iets. Te Rysel droeg men de spaerslakens achter S. Pieters draagstoel, niet daarover. Hadde 't gespeersd of beginnen regenen ze hadden 't er zeker over gedregen. Dit is my komen versterken in een gedacht dat my te binnen viel by 't lezen van uw spaarslaken en dat my noopte spaarslaken regenlaken te verstaan. 't En heeft niet geregend zegt men hier, 't en heeft maar eens en anderwerf wat gespeersd. eene onvoorziene vlage. Voorzag men zeker regen men bleef thuis, voor alle zekerheid nam men ook by helder weder het spaarslaken mēē.

Te Deerlyk in de jongste statie van 't land staat er (officieel!) "Koopwaaren" over een deure geschilderd.

Ik hoore hier donderspille zeggen tegen paratonnerre. En de procureur du roi "heeft Opsomer gekuwd hé?".[11] Hoorde ik daar zoo

Lees Gazette Dixmude no 180, 28 Juny 1847[12] 4e artikel[13]p6seffens: kuwen = mâcher, figuratè quid?[14]

Leendoek[15] voor perizonium staat my tegen lêendoek is ledendoek; moet het zelfs in uw gedacht geen lendendoek zyn? Lomborum velamen[16]

Beslotendheid[17] waarom die d, besloten + heid = besloten-t-heid. een woord beslotend is schaarsch te vinden peize ik.

Musike en muzyktuig: s en z?

Men klaagt hier omdat er twee vervolgt[18] in R. d. H. staat somtyds drie. Als ik aan de Redactie was zoo en verstond ik niet hoe men daarover klagen kon; nu wel.

Lyk of 't zyne - bladz. 254[19] strophe 4 reke 2 is zeker kwalyk 't moet (lyk os, lyk as =) lyk als zyn; dat komt daardeur dat men even goed als hy komt en of hy komt quando venit en si veniat, door os hy komt in 't platte uitdrukt. Dat komt dikwyls in R. d. H. schoon dichtjesp7dat van gedachten en alles nieuwe, ja ook al. De tale is hardvloeiend daar ze zou moeten allerliefelykst van de lippen gaan. 't schoonste vers en 't schoonste nieuwste beeld wel zeker is 't zoetvloeiende

En twee engels vlochten vlerken![20] t koopt alles af, dat zelfs de faute lyk of 't zyne -

Wat schoone schoone prente![21] De vlaamsche Kunst in de catacomben. En Hoeveel zulke schatten behelst en verteert de vlaamsche moedergrond, het christelyke Kerkhof niet? Gedolven maar!

Cacophonie! blz. 252 colomme 2 alinea 5 ... meer doen dan ons alsdan aan den.[22] Hoe verbeterd en wete ik ook niet.

Bl. 256 n° 67 Vul-Nazir, zou dat Vanyseghem van Oostende zyn?[23]

Noten

[1] Verwijzing naar Adolf Duclos’ brief van 28/06/1874 die de reactie van J. Nolet de Brauwere van Steeland beschrijft. Daarin is sprake van De Vries, VHelten, en Alb. Thijm.
[2] J. Nolet de Brauwere van Steeland stelde dat West-Vlaamse uitdrukkingen vanwege hun particularisme geen deel konden uitmaken van een Nederlandse eenheidstaal.
[3] Ulaan, een lichtbewapende bereden soldaat.
[4] Het is onduidelijk naar welke brief Guido Gezelle verwijst. Die zou midden mei geschreven moeten zijn na het antwoord van Nolet de Brauwere van Steeland). Mogelijk is die brief verloren gegaan.
[5] Het is niet duidelijk om welke van de drie broers Verriest het gaat. We vermoeden Adolf Verriest omdat hij op dat ogenblik het meeste contact had met Guido Gezelle en betrokken was bij de Gilde van Sint-Luitgaarde.
[7] Het boek werd in 1804 gepubliceerd.
[8] Guido Gezelle volgde van 1837 tot 1841 onderwijs in de privéschool van Joannes P. Brans.
[9] Latijns voegwoord dat een gevolgtrekking aangeeft, betekenis: vandaar...
[10] A. Duclos, Taalquestie ’t spaarslaken. In: Rond den Heerd: 9 (31 mei 1874), p.224. Het antwoord van Guido Gezelle werd opgenomen in het nummer van 2 augustus 1874, p.296.
[11] Op 24 juli 1874 werd de gewezen priester Leo Opsomer veroordeeld tot vijf jaar gevangenis en 500 frank boete wegens diefstal. Tijdens de rechtszaak voor de correctionele rechtbank van Charleroi werd hij hard aangepakt door procureur M. le comte de Glymes. Zie: Journal de Bruges: 38 (27/06/1874), p.2.
[12] Verschrijving voor 1874. De krant bestond nog niet in 1847.
[13] Deze referentie heeft waarschijnlijk betrekking op de citaat in verband met begrip ’kuwen’.
[14] ’Figurate quid' is een Latijnse uitdrukking die betekent: ’Stel je daar iets bij voor.’
[15] Het begrip ’leendoek’ werd door Adolf Duclos gebruikt in: Vondste op vondste. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) p.250.
[16] Vertaling (Latijn): bedekking van de lendenen of lendendoek.
[17] Het begrip ’beslotendheid’ werd door Adolf Duclos gebruikt in: Vondste op vondste. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) p.250.
[18] Teksten die als vervolgverhaal gepubliceerd werden en dus geen afgerond geheel vormden per nummer.
[19] ”'t Bond ze samen met een bieze, Lijk of 't zijne moeder dee” (zie: E.S., Legende: ’t beeldeken uit den lindeboom. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) 31, p.252-254.).
[20] Ander citaat uit hetzelfde gedicht: E.S., Legende: ’t beeldeken uit den lindeboom. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) 31, p.252-254.
[21] Lithografie van een middeleeuwse muurschildering uit een graf te Sint-Kruis. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) 31, p.253.
[22] ”Wat kunnen wij nog meer doen dan ons alsdan aan den aanbiddelijken wille des Heeren te onderwerpen?” (Zie het artikel ’Helfried De Schelm' in: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874) 31, p.251-252.
[23] Dit verwijst naar een artikel van H. Godschalck (Hendrik Van Doorne) waarin een Babylonische tekst op een steen getranscribeerd wordt. Guido Gezelle vermoedt dat de Babylonische persoonsnaam afgeleid is van een plaatsnaam, zoals ook gebeurde met de familienaam Vanyseghem. (H. Godschalck, Uit Engeland. In: Rond den Heerd: 9 (28 juni 1874), p.255-256.).

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de 'Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken' (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift 'Dietsche Warande', waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij niet van België hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap 'Met Tyd en Vlyt'. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad 'De Tijd'. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Potter, Frans
Datums° Gent, 04/01/1834 - ✝ Gent, 15/08/1904
GeslachtMannelijk
Beroepjournalist, publicist; geschiedschrijver; bibliograaf
BioDe Potter genoot alleen lager onderwijs en studeerde verder op eigen kracht. Hij begon als redacteur bij de dagbladpers (1856-1870) en schopte het daarna tot hoofdredacteur van het katholieke Fondsenblad (1871-1878). In 1886 werd hij de eerste vast secretaris van de toen opgerichte Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Aanvankelijk publiceerde hij bij het Willemsfonds, maar vanaf begin jaren 1870 kiest hij de kant van de katholieke partij. Hij stond mee aan de wieg van het Davidsfonds in 1875 en was er vanaf 1878 tot aan zijn overlijden de eerste algemene secretaris, en bovendien ook voorzitter van de afdeling Gent van 1885 tot 1904. Hij publiceerde tal van werken: eerst verhalen en geschriften over folklore, daarna op het terrein van de geschiedenis, in het bijzonder van de Vlaamse gemeenten. Te vermelden zijn vooral zijn Vlaamsche Bibliographie in 4 delen (1893-1902) en een aantal delen van een Geschiedenis van de Gemeenten van Oost-Vlaanderen (samen met Jan Broeckaert).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Potter,_Frans ; J. Broeckaert, Frans de Potter en zijne werken. In: Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1906; W. Rombauts, De Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1979, p. 53-54
NaamDe Tollenaere, René; Renatus Franciscus
Datums° Lampernisse, 23/10/1828 - ✝ Kortrijk, 06/02/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar
BioRené De Tollenaere, geboren op 23 oktober 1828 in Lampernisse, was de zoon van Engelbertus De Tollenaere, rijksontvanger en koster, en Maria Deburchgrave. Hij werd op 2 juni 1855 tot priester gewijd in Brugge. Hij was een oom van Amaat Vyncke en een generatiegenoot van Gezelle. Zijn carrière begon als subregent aan het klein seminarie van Roeselare, waar hij een collega was van Guido Gezelle, met wie hij ook correspondeerde over Nederlandse boeken. Na benoemingen als onderpastoor in Rollegem-Kapelle (1857) en Kortrijk (1858) werd hij in 1875 pastoor in Heist. Later volgden aanstellingen in Zwevegem (1889) en de Sint-Elooiskerk in Kortrijk (1891). Bij die laatste gelegenheid schreef Guido Gezelle mogelijk het gedicht Aan de herderstaf gewend ter ere van zijn inhuldiging. Na zijn ontslag op 6 augustus 1910 trok De Tollenaere zich terug in het rustoord Sint-Carolus-Borromeus in Kortrijk, waar hij op 6 februari 1912 overleed.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecollega; correspondent; gelegenheidsgedicht?
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamGoemaere, Charles Louis; Carolus
Datums° Meulebeke, 22/09/1834 - ✝ Ruiselede, 16 /01/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar
BioCharles Louis Goemaere, geboren op 22 september 1834 in Meulebeke, was de zoon van landbouwer Francies Goemaere en Barbara De Vaere. Na zijn priesterwijding op 18 december 1858 in Brugge startte hij als subregent en leraar aan de colleges van Veurne en Poperinge. In 1867 werd hij onderpastoor in de O.L.Vrouwekerk van Kortrijk, waar hij samenwerkte met Guido Gezelle. Later werd hij pastoor in de Sint-Janskerk van Houthulst (1879) en vanaf 1884 in de O.L.Vrouwekerk van Ruiselede, waar hij op 16 januari 1900 overleed. In 1887 correspondeerde hij met Gezelle om een gelegenheidsgedicht voor Gustaaf Hendrik Flamen aan te vragen. Ook zijn zuster Rosalie, die bij hem inwoonde, was vertrouwd met Gezelle.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecollega; correspondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamPrevost, Hendrik
Datums° Bergues, 11/08/1834 - ✝ Kortrijk, 20/11/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; geestelijk directeur; onderpastoor; auteur
BioHendrik Prevost ontving zijn priesterwijding te Brugge op 22/12/1860. Hij werd daarna coadjutor van de St.-Michielskerk te Roeselare (1861), onderpastoor van O.-L.-Vrouw te Kortrijk (24/01/1862) en directeur van de Dames van Sint-Nicolaas te Kortrijk (1872). Hij publiceerde artikels in 't Jaer 70 en verder nog een aantal werken (o.a. Tractatus de legibus (1873), Histoire nouvelle de Sainte Philomène et de son culte (1887).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVan Doorne, Hendrik Karel Evarist; Poucke; H. Jansseune, H. Godschalck en H.K.E.v.D.v.P.
Datums° Poeke, 16/04/1841 - ✝ Poeke, 14/09/1914
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsEngeland
BioHendrik Van Doorne maakte voor het eerst kennis met Gezelle toen hij in 1854 het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare begon. Gezelle ontfermde zich als surveillant over de dertienjarige die veel heimwee had naar huis en gaf hem de bijnaam 'Poeke', naar zijn thuisdorp. Hij had ook een goede relatie met Van Doornes familie, die hij verschillende keren thuis bezocht. Gezelle is nooit klasleraar geweest van Van Doorne, wel gaf hij hem les in Vlaams en Engels. Toch zijn bijzonder veel gedichten in verband te brengen met die leerling. De meeste werden door Van Doorne verzameld of zijn door Gezelle in zijn album geschreven. Slechts enkele daarvan zijn persoonlijk aan Van Doorne opgedragen, b.v. ‘k Hoore tuitend’ hoornen (augustus 1860). Niet toevallig dateren die gedichten hoofdzakelijk uit de zomer van 1860. Toen Gezelle daarna naar Brugge vertrok, volgde Van Doorne hem naar het Engels College en later het Engels Seminarie te Brugge. In augustus 1865 werd hij priester gewijd en een jaar later vertrok hij naar Engeland. Daar bleef hij ruim 30 jaar werkzaam. Hij was werkzaam te West Cowes, eiland Wight (1866), St. Joseph's, Southampton (1868) en Christ Church, ten westen van Lymington (november 1871), waar hij in contact kwam met de familie Weld. In mei 1873 werd hij directeur van het klooster te Roehampton (Londen) en in juni 1874 onderpastoor te Camber-well (Surrey). Op 01/06/1881 werd hij pastoor te Brixton. In februari 1901 nam hij ontslag en verbleef voor onbepaalde tijd op Lulworth Castle (Dorset) bij de familie Weld. Rond 1902 ging hij terug naar het ouderlijke erf te Poeke, waar hij in 1914 overleed. Vandoorne had een zekere literaire aanleg en Gezelle zag in hem “een nieuwen schoonen dichter”. Hij hielp Verriest bij het voorbereiden van Gedichten, gezangen en gebeden (1862) en zou ook aan Rond den Heerd meewerken. Behalve een roman schreef hij ook een niet afgewerkt Gedenkboek met zijn herinneringen aan Gezelle te Roeselare.
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; gelegenehidsgedichten; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III ; http://www.gezelle.be; Arnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017
NaamVan Helten, Willem Lodewijk
Datums° Hedel, 30/08/1849 - ✝ s-Gravenhage, 17/03/1917
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; leraar; hoogleraar; rector
BioWillem Lodewijk van Helten was een Nederlands historisch taalkundige i.v.m. Vroegnieuwnederlands, Middelnederlands, Oudfries en Oudgermanistiek. Hij bezocht gymnasia te Leiden en Rotterdam, begon in 1865 zijn academische studie te Leiden en sloot deze af met zijn promotie in 1871. Van 1870 tot 1882 was hij leraar Nederlands en geschiedenis, eerst aan de hbs in Tiel, later aan de hbs in Rotterdam en ten slotte aan het Erasmiaans Gymnasium aldaar. In 1882 werd Van Helten aan de Rijksuniversiteit Groningen benoemd tot hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde, een functie die hij tot 1911 vervulde, en tevens tot hoogleraar Beginselen van het Sanskriet, welke functie hij in 1889 beëindigde. In het academisch jaar 1893/1894 was hij rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen. In 1894 werd hij gekozen tot lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Om gezondheidsredenen werd Van Helten in 1911 eervol ontslag verleend en vestigde hij zich te 's-Gravenhage. Van Helten is één van de grondleggers van de Nederlandse taalkunde op germanistische grondslag. Hij paste, zowel op de grammatica als op de woordenschat, de methode van de vergelijkend-historische taalkunde toe, die later, door de opkomst van het structuralisme in de taalkunde, op de achtergrond geraakte.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamVerriest, Adolf
Datums° Deerlijk, 15/08/1830 - ✝ Kortrijk, 21/06/1891
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; dichter; componist
BioAdolf Verriest werd geboren te Deerlijk op 15 augustus 1830 als zoon van Petrus-Johannes Verriest (1796-1871), koopman en armenmeester in Deerlijk. Hij was de oudere broer van Hugo Verriest en Gustaaf Verriest. Na de lagere school in Deerlijk liep hij college aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij een studiegenoot was van Guido Gezelle. Hij werd er de eerste voorzitter van de door Gezelle gestichte Lettergilde en zou voor het leven bevriend blijven met hem. Na zijn collegetijd volgde hij studies in de Letteren en de Rechten aan de Leuvense universiteit. In 1858 werd hij advocaat in Kortrijk en manifesteerde er zich als voorvechter van de volkstaal. Hij had er ook politieke ambities en werd er gemeenteraadslid van 1870 tot 1886 en schepen van 1886 tot aan zijn dood op 21 juni 1891. Hij was zeer actief in het Kortrijkse culturele leven in de jaren 1870 en 1880 (o.a. als voorzitter van het Davidsfonds en bestuurslid van de muziekschool). Hij was dichter en publicist (Gedichten en aanspraken. Kortrijk, 1893). Hij componeerde zelf liederen en vroeg Gezelle vaak om vertalingen van liederen. Gezelle schreef voor hem heel wat gelegenheidsgedichten waaronder: Adolf, mijn vriend, mijn advocaat. Gezelle was vriend aan huis en steunde Adolf met zijn politieke activiteiten.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten
NaamTen Kate, Lambert
Datums° Amsterdam, 23/01/1674 - ✝ Amsterdam, 14/12/1731
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; theoloog
VerblijfplaatsNederland
BioLambert ten Kate was een Nederlandse taalkundige en fysicotheoloog. In beide disciplines heeft hij ook gepubliceerd. Zo zijn enkele werken van zijn hand ‘Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake’ (1723) en ‘Den schepper in Zyn bestier te kennen in Zyne schepselen; Volgens het Licht der Reden en Wiskonst [...]’ (1716).
Links[wikipedia]
NaamRyckeboer, Frans Augustus Cornelius Maria
Datums° Veurne, 22/12/1847 - ✝ Veurne, 25/04/1936
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; directeur zondagsschool; pastoor; legeraalmoezenier
BioFrans Ryckeboer werd op 22 december 1847 geboren als zoon van de winkelier in sterke dranken Frans-Jozef Ryckeboer (1819-1895) en Joanna Rosalia Deceunynck (1805-1885). Na zijn opleiding aan het grootseminarie werd hij in 1870 leraar in het Sint-Amandscollege te Kortrijk. Het jaar daarop werd hij tot priester gewijd in de kapel van het college. Na 14 jaar leraar geweest te zijn, verhuisde hij naar Brugge, waar hij vanaf 3 september 1885 onderpastoor was in de Sint-Jacobskerk. Tevens werd hij directeur van de zondagsschool waar Hortense Gezelle 'leermeesteres' was. In 1888 werd hij benoemd tot pastoor van de kleine gemeente Houtem bij Veurne, en 7 jaar later tot pastoor van de Sint-Niklaaskerk te Ieper. Dat bleef hij tot één jaar na de Eerste Wereldoorlog, om dan op rust te gaan. Gedurende diezelfde periode in Ieper was hij eveneens legeraalmoezenier van het garnizoen in Ieper. Hij mocht diverse eretekens in ontvangst nemen, waaronder de Koning Albert medaille, dat van officier in de Kroonorde, van ridder in de Leopoldsorde, en een oorlogskruis voor '14-'18. Hij stierf op 25 april 1936 in de Vleeshouwersstraat in Veurne.
Links[odis]
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://search.arch.be/; https://www.delcampe.net/fr/collections/faire-part/deces/priester-pastoor-frans-ryckeboer-veurne-kortrijk-brugge-houtem-aalmoezenier-ieper-bidprentje-doodsprentje-1710754510.html
NaamStaes, Philippus Franciscus
Datums° Harelbeke, 04/10/1817 - ✝ Kortrijk, 28/12/1899
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; pastoor; kapelaan; aalmoezenier; kloosterdirecteur
BioPhilippus Franciscus Staes werd op 4 oktober 1817 geboren te Harelbeke als zoon van de heelkundige Damien Staes en Isabelle Lemaire. In 1842 werd hij leraar aan het college van Brugge. Op 23 december 1843 ontving hij zijn priesterwijding. In oktober 1849 werd hij leraar aan het college van Menen, en eind 1854 werd hij onderpastoor van de Sint-Maartenskerk te Vladslo. Op 2 april 1868 werd hij directeur van de zusters Paulinen, alsook aalmoezenier van de gevangenis te Kortrijk. Aangezien hij tot in 1874 op de Onze-Lieve-Vrouweparochie woonde, kende hij Gezelle toen mogelijk al. Hij verliet Kortrijk om vanaf 7 oktober 1874 als pastoor te dienen in Sint-Jacobs-Kapelle, maar nam op 2 mei 1881 ontslag. Vervolgens keerde hij terug naar Kortrijk, waar hij sinds 30 juni 1881 samen met zijn zus Eudoxia in de Onze-Lieve-Vrouwestraat 24 woonde. Hij was er kapelaan van de Karmelietenkerk. Op 13 december 1887 verhuisde hij naar het Hospice St.-Joseph in de Voorstraat om er op 28 december 1899 te overlijden.
Links[odis]
Bronnen https://search.arch.be/; J. de Mûelenaere, Gezelle en zijn Franse Zusters. In: Gezellekroniek 11, 1976, p. 59-88
NaamVerstraete, Constant
Datums° Lendelede, 20/11/1846 - ✝ Menen, 02/01/1914
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar
BioConstant Verstraete, geboren op 20 november 1846 in Lendelede, was de zoon van landbouwer Franciscus Verstraete en Rosalia Hooghe. Na zijn priesterwijding op 7 juni 1873 in Brugge startte hij als leraar aan het college van Kortrijk, waar hij Guido Gezelle leerde kennen. In 1883 werd hij onderpastoor in de Sint-Bartolomeüskerk van Moeskroen, en in 1892 benoemd tot pastoor van de Sint-Franciscuskerk in Menen. Hij bleef daar actief tot zijn overlijden op 2 januari 1914.
Links[odis]
NaamGoemaere, Rosalie
Datums° Meulebeke, 29/10/1837 - ✝ Meulebeke, 16/03/1909
GeslachtVrouwelijk
BioRosalie Goemaere, geboren op 29 oktober 1837 in Meulebeke, was de dochter van landbouwer Francies Goemaere en Barbara De Vaere. Ze woonde in bij haar broer Charles Louis Goemaere, een collega van Guido Gezelle in Kortrijk. Uit de briefwisseling blijkt dat ze met Gezelle vertrouwd moet geweest zijn. In 1887 is er sprake van een oud boekje over de Heilige Rosalia dat Gezelle graag van haar geleend had. Na het overlijden van haar broer keerde Rosalie terug naar Meulebeke, waar ze op 16 maart 1909 stierf.
BronnenRijksarchief
NaamBrans, Joannes P.
Datums° Den Haag, 27/12/1796 - ✝ Brugge, 13/11/1862
GeslachtMannelijk
Beroepleraar
VerblijfplaatsNederland
BioJoannes Brans, geboren in Amsterdam op 27 december 1796, verhuisde tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden naar de Zuidelijke Nederlanden. In 1823 trouwde hij met Catherine Neyts en vestigde zich in 1828 in Brugge, waar hij leraar werd aan de Rijkslagere school. Na de omwenteling nam hij de school op het Kraanplein over als privéschool. Guido Gezelle volgde er van 1837 tot 1841 onderwijs en leerde er, naar eigen zeggen, het Hollands haten. In 1842 werd de privéschool opgeheven ten gunste van een gemeentelijke lagere school, waarvan Brans directeur werd. In 1851 werd hij verantwoordelijk voor het atheneuminternaat en in 1852 directeur van de middelbare school. In 1859 raakte hij betrokken bij een incident waarbij hij werd uitgefloten en bedreigd door leerlingen van het Sint-Lodewijkscollege. Brans werd in 1858 benoemd tot ridder in de Leopoldsorde als erkenning voor zijn bijdrage aan het onderwijs. Hij overleed op 13 november 1862 in Brugge.
Links[wikipedia]
NaamOpsomer, Leo Constant
Datums° Moorsele, 11/02/1845 - ✝ Bergen, 10/10/1876
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar
BioLeo Opsomer werd op 11 februari 1845 geboren in Moorsele als zoon van schrijnwerker Ivo Opsomer en Amelia Denys. In 1868 publiceerde hij het verhaal ‘Saffers linde’ in het tijdschrift Rond den Heerd. Op 22 mei 1869 werd hij tot priester gewijd in Brugge en hield drie dagen later zijn eerste mis in de kerk van het seminarie. Zijn priesterloopbaan begon op 31 oktober 1869 als coadjutor in de O.L.Vrouwekerk in Zevekote. Vervolgens werd hij op 19 november 1869 onderpastoor in Woesten, en later in Dikkebus (30 augustus 1871) en Waarmaarde (29 februari 1872). Op 14 juni 1872 werd hij uit het ambt ontheven. Na zijn ontslag verbleef Opsomer in steden als Brussel, Marchienne-au-Pont en Gosselies. In 1874 werd hij in Lyon gearresteerd nadat hij maandenlang grote sier gemaakt had met opgelicht geld. Op 24 juli 1874 werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en een boete van 500 frank. Hij overleed op 10 oktober 1876 in het burgerlijk hospitaal van Bergen tijdens zijn gevangenschap.
Links[odis]
Relatie tot Gezellemedewerker
BronnenJournal de Bruges: (27/06/1874), p.2

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamDeerlijk
GemeenteDeerlijk
NaamHarelbeke
GemeenteHarelbeke
NaamHeule
GemeenteKortrijk
NaamLendelede
GemeenteLendelede
NaamMeulebeke
GemeenteMeulebeke
NaamOostende
GemeenteOostende
NaamPoperinge
GemeentePoperinge
NaamRijsel
GemeenteLille
NaamWingene
GemeenteWingene

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelAenleiding tot de kennisse van het verheven deel der Nederduitsche sprake
AuteurTen Kate Hermansz., Lambert
Datum1723
PlaatsAmsterdam
UitgeverWetstein
TitelDen vader der arme, afgebeeld in het gestigtig leven van den eerweerden heer Josephus van Dale, priester en instelder der vergaedering van de zondag-school tot Cortryk, waer in eene korte verhandeling op de publyke bedelrie
AuteurCaytan, Louis-Albert
Datum1804
PlaatsBrugge
UitgeverFranciscus van Eeck
TitelGazette van Dixmude en van het arrondissement
Datum1871-1914
PlaatsDiksmuide
UitgeverVion en zonen

Titel[28/06/1874 t.p.q. - 02/07/1874 t.a.q.], [Kortrijk], [Guido Gezelle] aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [28/06/1874 t.p.q. - 02/07/1874 t.a.q.] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
Verzender[Gezelle, Guido]
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[28/06/1874 t.p.q. - 02/07/1874 t.a.q.]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieT.p.q. en t.a.q. gereconstrueerd op basis van de correspondentie: t.p.q.: brief is antwoord op de brief van A. Duclos van 28/06/1874 (nr. 5014), t.a.q. voor de volgende brief van G. Gezelle op 02/07/1874 (nr.8654); plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.172-175 (142a)
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 212x134 ; 212x134
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 7 zijden beschreven; zijden 3 en 5 horizontaal en verticaal beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos. // Rond Oogst-September 1874. (inkt, beide hand P.A.) ; op z. 1 en 5 rechts in de bovenrand en op z. 5, 6 en 7 in de linkermarge: notities i.v.m. de datum en R.d.H. (zwart en rood potlood)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8659
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16930
Inhoud
IncipitDe Vries en de en de andere Heeren die gy
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Latijn
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.