<Resultaat 1297 van 2616

>

p1

GUIDO GEZELLE

Heeft uwe briefkaarte[1] ontvangen hierbij iets ter antwoorde

De teekeningen van Legendre staan ten tooge,[2] veel volk gaat er naar kijken. 't spijt mij dat sommige wapens meer aan speelgoed gelijken als aan wapens. De goedendags zijn al op éénen leest gemaakt. De pinne is zóó kort. Ik zou den ijzeren ring liever zien afloopen met ijzers langs eenen ruweren ongeschaafderen staf afloopen b.v. aldus:

om[3]p2

Tekening van goedendag en sterhamer

al die menigvuldige sterhamers in voetvolks handen schijnet mij theaterwerk. 't Lichtzinnig romanlezend volk peist dat die korte sterhamers de long batons pesants ferrés of goedendags zijn en dat is zeker mis. De goedendag was de bayonnette van dien tijd.

'k Heb een zangstuk gemaakt voor 't collegie tegen de prijsdeelinge.[4] Tinel maakt den zang. 't Heet Vridag. 1° vrijdag, mensch geschapen 2° vrijdag mensch verlost 3° Brugsche goe vrijdag 4° lied ter eere v. 't H. Bloed.

Noten

[2] Naar aanleiding van de onthulling van het standbeeld van Jan Breidel en Pieter de Coninck op de Markt van Brugge trok op 14 en 22 augustus 1887 een historische stoet door Brugge. Het hieraan verbonden gedenkboek werd gemaakt door Eugène Legendre en op 1 augustus 1887 uitgegeven door Pierre Raoux. Legendres tekeningen konden vooraf bezichtigd worden in groot formaat: begin mei aan Brugse vensterramen, op 19 en 20 mei in Kortrijk aan 't winkelraam van 't huis Goulin, en op 10 en 11 juli in het Brugse stadhuis. Er waren ook goedendags, helmen en zweerden te zien. Het doel was geld in te zamelen voor de stoet.
[3] Draai om.
[4] Het gedicht 'O Vrijdag, die den mensch gemaakt', (Verz. dichtw., dl.III, p.423-425) werd gezongen op de prijsuitreiking in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge op 12 augustus 1887.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRaoux, Pierre
Datums° Assebroek, 08/09/1845 - ✝ Brugge, 03/10/1917
GeslachtMannelijk
Beroepgrafisch kunstenaar; graveur-lithograaf; drukker
BioPierre Raoux was de oudste zoon van de ongehuwde Francisca Lagast. Na haar huwelijk met de timmerman Edmond Raoux werd hij als zijn zoon gewettigd in 1850. Het lijkt erop dat hij minstens een deel van zijn jeugd buiten het gezin opgevoed werd bij de Broeders van Liefde. Als volksjongen van beperkte komaf gaf zijn artistieke aanleg hem de kans om zich te ontwikkelen. Hij volgde een opleiding aan de Brugse Academie, waar hij in de jaren 1860 meer dan eens laureaat werd. De techniek van het steendrukken kreeg hij onder de knie bij Jacob Petyt. Ook na de dood van zijn leermeester in december 1871 bleef Raoux in dienst van Weduwe Petyt. Het atelier Petyt bracht hem in contact met sleutelfiguren in de Brugse culturele en katholieke wereld, zoals Adolf Duclos en Jean Baptiste de Bethune. Zij steunden hem om zich verder te vervolmaken. In 1874 trok hij naar het buitenland met een beurs van de Belgische staat. Hij specialiseerde zich in de chromolithografie tijdens een stage in Parijs. Daarna trok hij voor lange tijd naar Italië om er de oude meesters te bestuderen en te kopiëren met de financiële steun van Jean Baptiste de Bethune en Henri Desclée. Wellicht gebeurde dit door de tussenkomst van Adolf Duclos die contact bleef houden. Zij verzochten hem om in middeleeuwse manuscripten en drukken iconografisch materiaal en randversieringen te zoeken voor hun liturgische uitgaven. De Bethune wou hem de leiding geven over de lithografische afdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij, de Brugse tak van de uitgeverij van Desclée. Raoux bleek niet in te gaan op zijn voorstel. Als schadeloosstelling voor de investering werden de meest waardevolle studies van Raoux gekopieerd voor Desclée en de Sint-Lucasschool in Gent. In oktober 1879 stichtte Pieter Raoux een eigen steendrukkerij in Brugge die hij samen met zijn echtgenote Leonie Manceau uitbaatte. De vele drukwerken die hij verzorgde waren neogotisch van aard en van hoogstaande kwaliteit. Hij moest optornen tegen de massaproductie van de zgn. 'saint-sulpiceprenten' die de markt overspoelden en die als te wulps en ongodsdienstig werden ervaren. Hij voerde hierin een strijd die ondersteund werd door Guido Gezelle en de Heilige Beeldekensgilde. Hij werkte ook voor tijdschriften zoals Rond den heerd en de Handelingen van het genootschap voor geschiedenis. In oktober 1886 werd hij aangesteld als leraar aan de Brugse academie. In 1889 werd hij toch directeur van de lithografieafdeling van de Sint-Augustinusmaatschappij (Desclée de Brouwer).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lithograaf-drukker van Gezellegedichten; Rond den Heerd
BronnenK. Calis; E. Depuydt, Guido Gezelle en de verwenprenterije van Pieter Raoux. In: Biekorf: 115 (2015) 4, p.385-417
NaamTinel, Edgar
Datums° Sinaai, 27/03/1854 - ✝ Brussel, 28/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepcomponist
BioEdgar Tinel kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, die koster-organist was in Sinaai. Aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel kreeg hij les van o.a. Louis Brassin (piano), Alphonse Mailly (orgel) en François-Auguste Gevaert (compositie). Als pianovirtuoos werd hij een internationaal gevierd concertpianist met vertolkingen van Beethoven, Liszt en Mendelssohn, maar vooral Schumann. Daarna legde hij zich meer toe op de compositie. In 1877 kreeg hij de Prix de Rome voor zijn cantate Klokke Roeland op tekst van Maurits Sabbe. Door dit Nederlandstalige werk gingen velen de Franstalige Tinel onterecht als een flamingant aanzien. Wel schreef hij veel muziek op Nederlandse teksten, en was hij een van de eersten die gedichten van Gezelle op muziek zette. Hij schreef vooral vocale muziek. Samen met Jacques-Nicolas Lemmens leidde hij in België de internationale beweging voor authentieke kerkmuziek, waar ook August Reyns en Karel Mestdagh toe behoorden. In 1881 volgde hij Lemmens op als directeur van het Mechels Instituut voor religieuze muziek, het latere Lemmensinstituut. In 1889 werd hij aangesteld als inspecteur voor muziekonderricht, en in 1896 werd hij professor contrapunt en fuga aan het Brusselse conservatorium, waarvan hij vanaf 1908 directeur was. Hij steunde de Brugse componist Joseph Ryelandt tijdens zijn opleiding.
Relatie tot Gezellecorrespondent; componist van Gezelleliederen
Bronnen http://svm.be/content/tinel-edgar
NaamLegendre, Eugène Charles
Datums° Brugge, 31/08/1827 - ✝ Brugge, 21/06/1900
GeslachtMannelijk
Beroepkunstschilder
BioEugène Charles Legendre werd op 31 augustus 1827 te Brugge geboren als zoon van Jean Aimable le Gendre en Marie Claire la Croix. Hij was de broer van kunstschilder Leonce Legendre en schoonbroer van Eduard Wallays, die van 1855 tot 1887 directeur was van de Brugse kunstacademie. Eugène studeerde aan de Brugse en Antwerpse kunstacademies, werkte een tijd in Londen, maar keerde in 1860 terug naar Brugge. Vanaf 31 december 1866 stond hij samen met zijn echtgenote Maria Jacoba Vanheurck (°Antwerpen, 12/12/1819-Brugge, 09/11/1897) en dochter Cathérine Marie (°Antwerpen, 09/10/1857) ingeschreven in de Moerstraat 44. Behalve kunstschilder was Eugène ook tekenleraar aan de Brugse kunstacademie, op de school van het Engels Klooster en op de meisjesschool gesticht door burgemeester Jules Boyaval. Legendre stierf op 21 juni 1900 in de Sint-Annaplaats A8 te Brugge.
Links[wikipedia]
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Lodewijkscollege Brugge
BeschrijvingHet Sint-Lodewijkscollege werd vanaf 9 oktober 1834 als bisschoppelijk college ingericht in de gebouwen van de voormalige Duinenabdij aan de Potterierei. In 1846 verhuisde de school naar de hoek van de Noordzandstraat en de Dweersstraat, waar het steeds verder uitbreidde tot de site te klein werd. In 1972 verliet het college de binnenstad voor zijn huidige locatie. Gezelle volgde er lagere school van 1 oktober 1841 tot 17 augustus 1846. Hij had er onder meer les van Ferdinand Van de Putte. Na zijn terugkeer naar Brugge hield hij nauw contact met de school, o.m. via Leonard Lodewijk De Bo die hij op het Grootseminarie had leren kennen en via oud-leerlingen als Hugo Verriest. Zo kwam hij ook in contact met een nieuwe generatie leerkrachten als Edward Van Robays, Jan Craeynest en Cyriel Delaere met wie hij het tijdschrift Biekorf stichtte.
Datering1834
Links[odis], [wikipedia]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Titelo Vrijdag, die den mensch gemaakt
PublicatieTijdkrans (Verzameld dichtwerk, deel III), p. 427

Titel - ander werk

TitelAlbum du cortège historique organisé à Bruges à l'occasion des fêtes de Breydel et de Coninck en 1887
AuteurLegendre, Eugène
Datum1887
PlaatsBrugge
UitgeverRaoux, Pierre

Titel[20?/05/1887], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [20?/05/1887] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[20?/05/1887]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieJaartal, maand en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; dag gereconstrueerd op basis van de brieftekst: verwijzing naar tentoonstelling van tekeningen van Legendre in Kotrijk op 19 en 20 mei 1887; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inTijdkrans II, p.208
Fysieke bijzonderheden
Drager 67x106
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven; recto bedrukt en beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden tekeningen van Guido Gezelle van een goedendag verso
gedrukt op recto links in de bovenrand: Guido Gezelle
Toevoegingen op recto links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos. ; idem rechts: [Zomer 1887] (inkt, beide hand P.A.) ; idem rechts in de bovenrand: 1887. vóór De Breydel feesten te Brugge (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8675
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16945
Inhoud
IncipitHeeft uwe briefkaarte ontv. hierbij
Samenvatting over afbeelding van de goedendag in de tekeningen van Eugène Legendre (n.a.v. de onthulling van het standbeeld van Jan Breidel en Pieter de Coninck op de Markt van Brugge trok op 14 en 22 augustus 1887 een historische stoet door Brugge. Het hieraan verbonden gedenkboek werd gemaakt door E. Legendre en op 01/08/1887 uitgegeven door Pierre Raoux. Legendres tekeningen konden vooraf bezichtigd worden in groot formaat: begin mei aan Brugse vensterramen, op 19 en 20 mei in Kortrijk aan 't winkelraam van 't huis Goulin, en op 10 en 11 juli in het Brugse stadhuis. Er waren ook goedendags, helmen en zweerden te zien. Het doel was geld in te zamelen voor de stoet.) en over het gedicht "O Vrijdag, die den mensch gemaakt", (Verz. dichtw., dl.III, p.423-425) dat zal gezongen worden op de prijsuitreiking in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge op 12 augustus 1887
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.