Ik heb zoo geweldig belemmerd geweest dat ik nu nog maar klaar en ben met den Julij nr. Loq. Dank u van alles met eenen keer, uwen schoonen, overschoonen dichtboek, uw zowel gelijkend en welgekomen lichtprentje, uwe brieven, uwe vriendschap.
Karel de Gheldere was hier, over eenige dagen, en, na mij 3, 4 uwer dichten afgelezen te hebben, zegt hij alzoo : Sacr’ als me da' leest, me zou al scheuren dat me gemaakt heeft! En hij stond met de tranen in zijn oogen !
Den bien Public en hebbe ik niet gelezen[2] hoe meer hij er over schrijft hoe beter. Gij hebt eenen grooten dienst gedaan aan onze zake, mijne zake, als gij wilt, de vlaamsche zake, zoo ik ze versta en niet betamelijk uiten en kan! Dat ze uwen boek lezen die zoeken te p2weten wat ik wensche dat er ware! 't Is daarom meest van al dat ik Dr Van der Heyde verzocht hebbe, u te vragen om te spreken tot Poperinghe.
Gij zijt een leek, en 't zullen daar langeroks[3] genoeg zijn. 'k wilde dat gij kost Hooge-Bellemans en enthoeveel[4] Janssens mêe krijgen, den schilder, onder ander, die zou kunnen een woord zeggen over 't grafteeken als Kunstwerk.
Wat zult gij zeggen? Als leek, als vader, als oud zouaaf, als overtuigd vlaming, zeggen dat God in uw herte steekt. B.v. de ruchtdragendheid van De Bo's werk in Oost-Vlaanderen? Met al 't gene derbij dat gij opgeeft in uwen brief. 't Is morgen Woensdag taal kamer, ten 8uren ’S voormiddag ben ik te Siffers, ten 111/2 en ten 21/2-41/2 zittinge.
Hoe meer duiks en gedichten te Poperinghe hoe beter. Siffer zal zeker p3zelf komen en zijn zaken doen. 't Gedichtje zend ik terug, op besprek van weergave met bemerkinge. ‘k en zou ‘t noch langer, nog korter wenschen en 't is iets nieuws, beter als die oude beestenfabels.