<Resultaat 1250 van 2074

>

p1
Achtbare Heer en goede Vriend,[1]

Met geen stalen, maar met een krijstalen penne schrijve ik u dezen brief: Mocht hij zoo klaar en zoo doorluchtig zijn als de penne waarmee 'k hem schrijve en u doen verstaan hoe vernesteld ik gezeten hebbe sedert mijne terugkomst uit het blommeneiland Jersey! Ik heb ja uwen rouwbrief, ende rouwbrieven gevonden en ontvangen; geerne had ik gekomen om te helpen dragen, maar 't en was nog niet gegund; de Palfijnfeesten[2] hebben mijn huis vol volk gezet, voor en na; de vierwerkmaker, mijn broêr, drie zeuns en drie dochters[3] waren hier; daarbij Vanderhaegen viel mij lastig wegens den jubilé van zijn maarte, om een dicht en 'k hebbe alles p2moeten laten liggen dat lag, tot nu toe. Dezen avond komt Winkler’s zoon mij bezoeken, woensdag moet ik naar Vanderhaegen's mijnen dicht aflezen[4] daarna komt Craeynest hier zijne bastaardwoordenboek[5] af maken, en...gelukkiglijk hebbe ik Mistral's Mireio, het Provencaalsch gedicht, om nu en dan, tusschen de vlagen, te lezen en te bewonderen. 'k ben bekoord om ermeê te doen gelijk met Hiawadha en gelijk Lepeleer zoo prachtig gedaan heeft met 13 linden. Wilt gij een smaakschen, hier is de 1 strofe. van de Invoucacioun: en gelijk Lepeleer zoo prachtig gedaan heeft met 13 linden. Wilt gij een smaakschen, hier is de 1 strofe. van de Invoucacioun[6]

Tu, Segnour Diéu de ma patrio,
Que nasquères dins la pastriho,
enfioco mi mi[7] paraulo a[8] done me d'alen!
Lou sabes: entre la verduro ,
Au solaèu em'i bagnoduro[9]
Quand li figo se fan maduro
p3Ven l'ome aloubati des frucha[10] l'aubre an[11] plen.

In 't Vlaamsch :

Gij, God mijns vaderlands, O Kerste,
die in den stal geboren beste,
ontvlam mijn woorden en verleen mijn adem kracht
du weets dat, al[12] de fijgen moken,
bij zon en dauw in 't groen gedoken,
zij worden af en weg gebroken,
door 't mensch dat half verwulfd den fijgenoest verwacht.

Maar, zegt hij, 't blijft nog ievers een tros fijgen staan daar 't mensch niet aan en kan, boven op den boom: dien tros heb ik gevonden, verleen dat ik hem plukke en hem (Mireio) bekend make.

Heel 't gedicht zou zoo schoon zijn in 't vlaamsch en tegen Mistral zou ik durven om ter schoonst.

Dit schrijven is onderbroken door eene lange vertellinge van niemendalle en eindelijk (9-10) door uwe kaarte. p4Hope dat gij bij Godderis met al de uwen welvarende zijt en uitrust om weer te ontwekken. Hoe geern zou ik met u Mireio komen lezen, maar 'k en kan 't niet hopen. Ongehoopt en onverwacht misschien: De mensch wikt en God beschikt.

Laat mij hier sluiten en u van herten bedanken dat gij zulk nen armen vriend als ik ben nog onder de uwen telt en met uw zeer hertelijk schrijven belieft te verheugen, te weten
Uwen zeer toegenegen
Guido Gezelle

Noten

[1] De locatie van de originele brief is onbekend. Van deze brief is enkel een afschrift in onbekende hand beschikbaar.
[2] Er waren Palfijnfeesten te Kortrijk ter ere van de Kortrijkse heel- en verloskundige Jan Palfijn, die de verlostang heeft uitgevonden. De viering begon op zondag 18 augustus 1889 en duurde tot 27 augustus. Gezelles broer Romaan zorgde bij deze gelegenheid voor het vuurwerk. Gezelle schreef o.m. spreuken en een Cantate om gezongen te worden bij de onthulling van het standbeeld op 19 augustus.
[3] Het gaat om de kinderen van Romaan Gezelle: de drie zonen zijn Jozef, Georges en Caesar; de drie dochters zijn Hortense, Dymphna en Maria.
[4] Dat was woensdag 28 augustus 1889.
[5] Aanvankelijk werkte Jan Craeynest samen met Guido Gezelle aan een bastaardwoordenboek voor een van de eerste prijsvragen van de pas opgerichte academie. Later kwam het tot een definitieve breuk omtrent de bekroning en uitgave van het bastaardwoordenboek.
[6] Na de vertaling van Hiawatha had Gezelle het plan opgevat om ’Mirèio‘ uit het Provençaals te vertalen. In de deze brief schrijft hij een versie van de derde strofe. Er bestaat nog een andere versie. Uiteindelijk zal Gezelle het volledige gedicht niet vertalen.
[7] Foutief overgeschreven: het moet eenmaal ”mi“ zijn.
[8] Foutief overgeschreven: het moet ”e” zijn.
[9] Foutief overgeschreven: ”bagnaduro”.
[10] Foutief overgeschreven: ”desfrucha“ (aan elkaar geschreven).
[11] Foutief overgeschrven: ”en”.
[12] Foutief overgeschreven: ”als”.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamJanssens, Alfons J. M.
Datums° Sint-Niklaas, 16/10/1841 - ✝ Luzern, 01/09/1906
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; dichter; auteur; textielfabrikant
BioAlfons Janssens studeerde aan het Sint-Jozefscollege van Sint-Niklaas. In 1868 was hij sergeant bij de pauselijke zoeaven. Hij huwde in 1872 en nam samen met zijn broer de leiding van de familiale textielfabriek. Hij was de medestichter van de Gilde van Ambachten en Neringen Sint-Niklaas. Vanaf 1885 was hij betrokken bij het Davidsfonds als voorzitter en in het hoofdbestuur. Hij was ook een dichter en auteur en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was zeer goed bevriend met Guido Gezelle met wie hij uitgebreid correspondeerde. Zo bleef hij bij Janssens overnachten na de zittingen van de Academie. Gezelle maakte drie gedichten voor Janssens die verband houden met deze bezoeken. Op de treinreis terug schreef hij andere gedichten zoals "Hoe helder, zwart op wit, die koe". Janssens zelf leverde bijdragen aan "De Vlaamsche Wacht", "Rond den Heerd", "Loquela", "Het Belfort" en "Vlaamsche Zanten". Als katholiek politicus was hij gemeenteraadslid van Sint-Niklaas (1885-1904 ) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in het arrondissement Sint-Niklaas (1892-1900).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; Rond den Heerd; Loquela; gelegenheidsgedichten

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamJanssens, Alfons J. M.
Datums° Sint-Niklaas, 16/10/1841 - ✝ Luzern, 01/09/1906
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; dichter; auteur; textielfabrikant
BioAlfons Janssens studeerde aan het Sint-Jozefscollege van Sint-Niklaas. In 1868 was hij sergeant bij de pauselijke zoeaven. Hij huwde in 1872 en nam samen met zijn broer de leiding van de familiale textielfabriek. Hij was de medestichter van de Gilde van Ambachten en Neringen Sint-Niklaas. Vanaf 1885 was hij betrokken bij het Davidsfonds als voorzitter en in het hoofdbestuur. Hij was ook een dichter en auteur en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was zeer goed bevriend met Guido Gezelle met wie hij uitgebreid correspondeerde. Zo bleef hij bij Janssens overnachten na de zittingen van de Academie. Gezelle maakte drie gedichten voor Janssens die verband houden met deze bezoeken. Op de treinreis terug schreef hij andere gedichten zoals "Hoe helder, zwart op wit, die koe". Janssens zelf leverde bijdragen aan "De Vlaamsche Wacht", "Rond den Heerd", "Loquela", "Het Belfort" en "Vlaamsche Zanten". Als katholiek politicus was hij gemeenteraadslid van Sint-Niklaas (1885-1904 ) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in het arrondissement Sint-Niklaas (1892-1900).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; Rond den Heerd; Loquela; gelegenheidsgedichten

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamCraeynest, Jan; Craeye
Datums° Oostrozebeke, 01/03/1858 - ✝ Sint-Michiels, 23/04/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur
BioJan Craeynest liep lagere school in Oostrozebeke, waarna hij naar het Sint-Jozefscollege in Tielt trok. Hij werd er beïnvloed door de Blauwvoeterie die vanuit Roeselare was overgeslagen. Als poësis-leerling werd Craeynest lid van de in 1875 opgerichte afdeling van het Davidsfonds in Tielt. Vervolgens trok hij naar het kleinseminarie voor één jaar, en in oktober 1878 begon hij aan het grootseminarie in Brugge. In 1881 startte hij aan de universiteit van Leuven, waar hij in twee academiejaren het diploma in de filologische en taalkundige wetenschappen behaalde. In augustus 1882 ontving hij zijn priesterwijding. In september 1883 werd hij retoricaleraar in het Sint-Lodewijkscollege van Brugge. Hij bleef er leraar tot 12 augustus 1892. Ondertussen publiceerde hij in De Vlaamsche Vlagge (onder de schuilnaam ‘Craye’) en in Rond den Heerd. Hij was betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Het Belfort (1886) waarin hij taalkundige bijdragen leverde. Ook voor Loquela bezorgde hij uitdrukkingen en woorden. In 1887 was Craeynest medestichter van de Biehalle. Craeynest nam deel aan de eerste literaire prijsvraag van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De wedstrijd kwam er op 18 februari 1887 en betrof het opstellen van een alfabetische lijst van bastaardwoorden. In de redactie van Biekorf zette hij zich in vanaf het eerste nummer in 1890. Hij bleef een ijverige medewerker en publiceerde er heel wat artikels. Vanaf 1898 hielp Craeynest Gezelle bij de vertaling van Goddelijke Beschouwingen. Eén jaar na de dood van Gezelle werd hij benoemd tot aalmoezenier van de gevangenis in Brugge. Hij werd aangepord om de vertaling van die Meditationes Theologicae af te werken. Hij zette dit werk verder waar Gezelle gestopt was. De vertaling bleef echter onvoltooid. In 1904 werd Craeynest benoemd tot pastoor van de Sint-Michielsparochie in Brugge. Dat jaar publiceerde hij ook Woordkunst van Guido Gezelle. In 1907 verscheen het woordenboek Loquela, alfabetisch geordend door de karmeliet Hyacinthus. Caesar Gezelle hielp hem daarbij. Jan Craeynest werd gevraagd om het ‘voorbericht’ te schrijven waardoor hij ook verder het woordenboek ging samenstellen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; medewerker Rond den Heerd en Loquela; medestichter van Biekorf
NaamDe Lepeleer, Eugène
Datums° 1856 - ✝ 1921
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur
BioEugeen De Lepeleer werd doctor in de wijsbegeerte en letteren en priester. Hij schreef als seminarist in het tijdschrift "De Vlag" (Paasaflevering 1876) o.I.v. Hendrik Claeys priester-dichter. Hij was poësis-leraar in 1877 in het kleinseminarie van Sint-Niklaas en kreeg de bijnaam ‘De dikke Lepeleer’. Als auteur vertaalde hij Dr. Webers "Dreizehnlinden" en schreef hij teksten voor "Katharina", een romantische opera, op muziek van Edgar Tinel. Guido Gezelle schreef voor hem het gedicht ‘Lepeleer, gij zijt een koene’.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenLieve Gevers Bewogen Jeugd, Leuven, 1987 p. 81; Joris Dedeurwaerder, ‘Professor Speleers, een biografie’, Gent: Academia ,[2002], p 22
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Romaan
Datums° Brugge, 13/01/1832 - ✝ Brugge, 01/01/1899
GeslachtMannelijk
Beroepvuurwerkmaker
BioRomaan ging samen met zijn broer Guido naar het Duinencollege in Brugge. Toen Guido Gezelle in 1846 naar het kleinseminarie te Roeselare ging, bleef hij thuis om te helpen. In 1862 woonde hij in het Brugse Genthof en werd er 'vuurwerkaansteker' bij een afbraakbedrijf. Tijdens dit jaar raakte hij zwaar gewond bij slopingswerken aan de Brugse Katelijnepoort. Een van zijn benen dreigde geamputeerd te worden tijdens zijn verzorging in het St.-Janshospitaal. Romaan bleef kreupel, maar werd na zijn herstel vuurwerkmaker. Hij zette ook vogels en andere kleine dieren op. Op 4 mei 1865 trouwde hij met Philomena De Smet en verhuisde in augustus van dit jaar naar de Sint-Jorisstraat 34. Op 1 januari 1899 overleed Romaan. Guido Gezelle, die toen nog te Kortrijk verbleef, werd door zijn neef Caesar op de hoogte gebracht via een telegram met het bericht “vader overleden”. Nog op dezelfde dag schreef Gezelle voor zijn overleden broer een gelijknamig gedicht. Het Gezellearchief bewaart zowel het telegram als een gedrukte versie van het gedicht. Het overlijden van zijn broer betekende voor Gezelle een zware slag en zo dichtte hij nog 'Requiescat in pace!' en 'Uit de diepten'.
Relatie tot Gezellefamilie: broer van Guido Gezelle; correspondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen http://www.gezelle.be
NaamVander Haeghen, Ferdinand
Datums° Gent, 16/10/1830 - ✝ Gent, 22/01/1913
GeslachtMannelijk
Beroepbibliothecaris; bibliograaf; gemeenteraadslid; grondeigenaar
BioFerdinand was de zoon van Desiderius Vander Haeghen, drukker-uitgever van "Gazette van Gent". Hij was een echte bibliofiel en werd bibliothecaris van de universiteit Gent (1869-1911). Hij woonde op het kasteel Maelte te Sint-Denijs-Westrem, waar Gezelle op bezoek kwam. Hij was gebeten door geschiedenis en publiceerde ook de enorme "Bibliographie Gantoise" (1858-1869). Hij startte in 1859 met de collectie 'Vliegende Bladen', een enorme verzameling losse documenten. Hij verzamelde Gentse drukken en in 1872 werd zijn collectie inclusief handschriften ondergebracht in de Gentse universiteitsbibliotheek. Hij was ook een Gents liberaal gemeenteraadslid (1863-1872). Vanaf 1886 was hij lid van Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en letterkunde.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; stichtend lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en LetterkundeKoninklijke Vlaamse Academie
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamMistral, Frédéric
Datums° Maillane, 8/09/1830 - ✝ Maillane, 25/03/1914
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; lexicograaf
VerblijfplaatsFrankrijk
BioFrédéric Mistral was schrijver, dichter en lexicograaf. In 1904 won hij de Nobelprijs literatuur. Hij was medeoprichter van Le Félibrige, een vereniging van dichters en schrijvers ter bevordering van de Provençaalse taal (langue d'oc). Het genootschap bouwde een netwerk uit met andere schrijvers die zich inzetten voor regionaal gesproken talen. Gezelle opende het eerste nummer van Biekorf met een vers uit Mistrals gedicht Mireio. Hij voelde zich verbonden omwille van de taalstrijd en vertaalde ook twee strofen uit "Mirèio" van Mistral.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Comité flamand de France
BronnenReizen in den geest. De boekenwereld van Guido Gezelle. / door E. Depuydt; A. De Vos; W. Muylaert.. (teksten); L. Vandamme (samenst.). - Brugge : Openbare bibliotheek "Biekorf", 1999, p.167-170
NaamGodderis, Emiel
Datums° Blankenberge (?), 26/02/1842 - ✝ Brugge (?),
GeslachtMannelijk
Beroepkok
BioEmiel Godderis was de uitbater van het Hotel Godderis te Blankenberge waar Alfons Janssens met zijn gezin de vakantie doorbracht.

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelDu, God mijns vaderlands, o Kerste
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 288
TitelTe Nazareth weleer, in ‘t heilig land...
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel V, p. 95

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelThe Song of Hiawatha. Overgedicht in ‘t Vlaamsch.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelMirèio
AuteurMistral, F.
Datum1859
PlaatsAvignon
UitgeverJ. Roumanille
TitelDertienlinden / F.W. Webers Dreizehnlinden overgedicht door Eug. De Lepeleer met pl. van Jozef Janssens
AuteurWebers, F.W.; De Lepeleer, Eugène
Datum1889
Plaats[s.l.]
Uitgever[s.n.]

Titel26/08/1889, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Alfons J. M. Janssens]
EditeurKarel Platteau
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Janssens, Alfons J. M.]
Verzendingsdatum26/08/1889
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieLocatie van de originele brief is onbekend; briefversie van datering: 26 oest 1889 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en enkele leden van de Dietsche Biehalle en Biekorf. Deel 2: Brieven / door Ina Galle. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1984-1985), p.276-277
Fysieke bijzonderheden
Drager papiersoort: inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden afschrift van Gezelles brief in onbekende hand
Toevoegingen op zijde 1 in de linkermarge: Alf Janssens (inkt, verticaal, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8735
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16986
Inhoud
IncipitMet geen stalen, maar met een krij<-g>s-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.