<Resultaat 2565 van 2585

>

p1

Daar en mag, hoegenaamd, niet nameloos geantwoord worden.[1] De aansprake te Thielt was gedrukt, met eenen name onderteekend, voor 800 getuigen afgelezen, zonder tegensprake of eenig teeken van afkeuringe van wege toehoorders, in tegendeel.

Nameloos antwoorden ware de principia, de denk- en daadbeginsels aanveerden van den ongekenden vijand.

Daarbij, elk antwoordt recht bij zijn eigen zelven, laat iedereen 't genoegen van uit eigene vrije overtuiginge 't gebeurde goed of kwaad te keuren. De oordeelen van verre 't meeste getal zullen uitkomen nabij genoeg op 't gene de onthoofde Vlaming[2] schrijft. Elk die ondervindt dat zijn nabuur oordeelt zoo als hij zal daarin zelve kracht en moed vinden.

Waarom nu antwoorden? Laat eerst de Vlagge en den Student spreken. Laat eerst hooren wat zij zullen zeggen van het namelooze stuk van Antwerpen! Uit de verschillige zeg- doen- handel- en schrijfwijze zultp2gij gemakkelijk het geheele ontwerp, den geheelen drijf van den vijand geware worden. En antwoordt dan!

Dat nameloos schrijven is onvlaamsch, is fransch, gelijk geheel die “zoo gezeid” Vlaamsche beweginge. Mouvement = agitation zegt Littré; agissez, n'agitez pas, Pius IX of Leo XIII.

Wat 1enR. d. H. aangaat[3] ik zou volgens die principia handelen , maar ze niet drukken. Al de goede kennen ze en volgen ze; de andere gaan der meê lachen, vervalschen, enz.

Ik ben voor niet loquendo maar agendo te antwoorden, en dat overal, en voort te doen alsof er niets, hoegenaamd niets gebeurd en ware. Waarom als zoo erg aanzien datgene waarover niemand het herte en heeft te zeggen: Ik ben daar vader en dader van.

Laat ons hooren wat b.v. Winkler zegt, en anderen. Van zoo haast als 't stuk van Antwerpen uitgekomen is, heb ik brievenp3ontvangen van de beste vrienden uit, smeekende: en antwoordt niet![4]

Heel die zake is fransche valschheid. Men wilt het de studenten ten laste leggen en 't en zijn de studenten niet die er de schuld van hebben.

Ze hebben 't lange op G.G. zijnen rugge geleid, met doodsantjes etc. in de Vlagge te drukken en te roepen van Heer ende Meester enz. Nu en kunnen de ware vaders en daders dat niet meer; 't zijn nu de studenten, van Antwerpen!

G. G. heeft tot Thielt de studenten verdedigd, tegen sommigen die vreesden dat zij Mr Willems enz. gingen uitschuifelen, en gezeid dat hij de studenten voor treffelijker aanzag en kende. En zoo zijn ze ook.

Maar bachten die arme studenten zitten een, of twee of drie, in één woord te veel Vlamingen, wier beweginge bestaat in … name-

loos guitenwerk, tot voldoeninge van hunne eigene vernederde, gramme spijtigheden.

Wederom gezeid, ik en zou hoegenaamd niets antwoorden, noch rechts noch slinks, noch onder noch boven water, niets, indachtig het woord van Cicero, “Ego quidem neminem nomino, qua propter nemo poterit in me irasci nisi antea voluerit de se ipso confiteri.[5] Indachtig de parabel[6]Inimicus homo, de nocte, caeteris dormientibus, superseminavit zizania … et abiit. Sinite crescere usque ad messem!”[7]

Wilt gij iets doen, laat Beyaert een groot plakaat drukken aldus Antwoorde van G. G. aan al zijne tegenstrevers, eertijds, nu en in 't toekomende, kortbondiglijk bevat en uitgegeven, ten prijze van eenen frank, bij Beyaert Storie te Brugge, wezende een boekdeel van 365 bladzijden, kleen 12°, geheeten: *De Vlaamsche Duik-almanak voor 't jaar Onzes Heren 1885. *(kleenste letter)p5Wilt gij nog iets?

Drukt zelve een spotschrift tegen mij, 't is gelijk waar, met of zonder name van drukker, en zendt het waar gij peist dat de ruitebrekers gezonden zijn geweest, en zet daarin:

Te veel Vlamingen zijn der, die …”

G. G.

Wij, die “naamlooze guiten”, weten, door eenen bezonderen schijnvriend van G. G., dat hij het vlaamsche volk, () niet alleenelijk en wil verfranschen, maar zelfs verengelschen!

Peist daarop!

Hij geeft twee maal te weke (hij steekt het weg maar 't is geweten) in l’Hotel du Nord, een gekend fransch gasthof, te Kortrijk, engelsche lesse, voor nieten;[8] hij en spreekt daar nooit niet anders als engelsch … en fransch; ja, en met dat schandelijk, verraderlijk spel dat hij speelt, weet hij zelfs volk te trekken, studenten ook, ja, ja, studenten, verbasterde studenten, die in 't geheele niet en schijnen in acht te nemen dat G. G. tegenwoordig in den ban geslegen is, te antwerpen; en dat hij van zijne beste vrienden, als hadde hij de veepeste,p6geschuwd, gehaat en verfoeid wordt

erger!

Alle maande preekt hij in 't fransch, voor een deel Damen en Joufvrouwen,[9] tegen de Vlaamsche beweginge, net gelijk hij te Thielt, met de gedaan heeft voor de mannemenschen; en dat heet hij congregatie.

Nog erger, maar hier moet ik voorzichtig zijn en heel nameloos te werke gaan, anders …

Tot op zijn kamer toe, die een toogbeeld is van franschen beau désordre, bij hem un effet de lard,[10] hangt er een raam met Loué soit Jésus Christ daarin, gestikt of geschilderd, – die 't mij gezeid heeft en wist het niet geheel zeker –, door eene fransche hand! En dat in Kortrijk, zoo nabij het Groeningherveld, waar … o tempora!

Maar dit blaast de keerse uit: Allen avonde drinkt hij , de valschen Meester, uit eenen kom, waarop in groote letters te lezen staatp7staat: Guidon Gezelle, (horresco referens!)[11] chineeschen, ja, chineeschen thee, in plaatse van lindeblomkens, te drinken lijk nen waren Vlaming!

Expellatur![12]
Een naamloze guit

Noten

[1] Reactie op een aantal anonieme brochures waarin Gezelle aangevallen werd omwille van zijn rede op de herdenking van De Bo op 30 september 1885.
[2] Bedoeld wordt de anonieme, Vlaamsgezinde schrijver van het pamflet.
[3] Adolf Duclos was van plan om een programmaverklaring te schrijven voor het openingsnummer van de 21ste jaargang van Rond den Heerd (27 november 1885). Dit is uiteindelijk niet gebeurd.
[5] Citaat uit ”De Imperio” van Marcus Tullius Cicero. Vertaling (Latijn) letterlijk: ”Ik noem niemand bij naam, en daarom kan niemand boos op mij zijn, tenzij hij eerst bereid is zichzelf te bekennen.” hij bedoelt daarmee dat als je niemand persoonlijk viseert, niemand zich aangesproken kan voelen, tenzij die persoon zichzelf herkent in de beschreven situaties en daarmee impliciet schuld bekent.
[6] Op 27 november 1885 schrijft Duclos een korte parabel over de zizania in Rond den Heerd (p.8) die geïnspireerd is door de volgende passage. Op de achtergrond speelt ook een verwijzing naar een tekst van De Bo met dezelfde titel. ”Daar is goede terwe gezaaid in den akker, en gezaaid ten klaren dage, door den huisvader. En binst de nacht, komt de naamlooze vijandige mensch, die niet te herkennen is, bij de duisternisse, en hij zaait zizania tusschen de terwe, en hij gaat weg: en niemand en weet wie hij is. Als de zizania alsdan uitschiet, komen de lieden aan den huisvader vragen of hij geen goede terwe gezaaid en heeft. Zoo zijn er altijd menschen, als ze zizania zien opschieten, die meenen dat het de schuld is van die de terwe zaaide.”
[7] Verwijzing naar de parabel van het onkruid tussen de tarwe, uit het evangelie van Mattheüs, hoofdstuk 13, verzen 25 en 30. In deze parabel vergelijkt Jezus het Koninkrijk der Hemelen met een veld waarin goede zaden zijn gezaaid. 's Nachts zaait een vijand (inimicus homo) onkruid (zizania) tussen de tarwe. Wanneer de knechten dit ontdekken, vraagt de landheer hen het onkruid te laten groeien tot de oogst, waarna het gescheiden zal worden. De passage benadrukt geduld en het uiteindelijke oordeel.
[8] Guido Gezelle gaf in Kortrijk gratis avondles Engels aan vrijwilligers.
[9] Verwijzing naar Guido Gezelles betrokkenheid bij de Franstalige Mariacongregatie die in de kapel van de zusters Paulinen te Kortrijk bijeen kwamen.
[10] Grappige vervorming van een citaat. De oorspronkelijke tekst luidt: ”Un beau désordre est un effet de l'art." (Nicolas Boileau, L’Art poétique).
[11] Vertaling (Latijn) letterlijk: Ik huiver terwijl ik het vertel.
[12] Vertaling (Latijn) letterlijke: ”Moge hij verdreven worden”, betekenis: Verban hem, Weg ermee.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamBeyaert-Storie, Karel
Datums° Brugge, 19/08/1848 - ✝ Brugge, 22/02/1922
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar; uitgever
BioKarel Beyaert was de zoon van Louis Beyaert-Defoort, een Brugse boekhandelaar en boekbinder. Hij studeerde aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge waar hij les kreeg van L.L. De Bo. Karel volgde zijn vader op en woonde in de Mariastraat in Brugge. Hij gaf veel werk uit van West-Vlaamse prominenten als De Bo, Huys, Duclos, enz. Hij was gehuwd met Marie Virginie Storie. Hij was een van de stichters van de Brugse Eigenaars- en Landbouwersbond en lid van de Confrérie de Saint-Michel die tot doel had de secularisatie terug te dringen.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamLeo XIII (Paus); Pecci, Vincenzo Gioacchino Raffaele Luigi
Datums° Carpineto Romano, 02/03/1810 - ✝ Rome, 20/07/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; nuntius in België; kardinaal; aartsbisschop; paus
VerblijfplaatsItalië
BioPaus Leo XIII werd geboren als Vincenzo Gioacchino Raffaele Luigi Pecci, telg van een Italiaanse, grafelijke familie. Pecci werd in 1837 tot priester gewijd. Hij trad in dienst van de pausen, waar zijn ster snel rees. In 1843 werd hij nuntius in België. Omdat hij de bisschoppen steunde in de schoolstrijd, werd hij op verzoek van Leopold I in 1846 teruggeroepen. Hij werd kardinaal, aartsbisschop en later paus (20/02/1878). Hij genoot hoog aanzien als paus door zijn moderne ideeën o.a. over sociale kwesties (Rerum novarum). Hij zorgde er ook voor dat het kerkelijke archief toegankelijk werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht
NaamPius IX (Paus); Mastai-Ferretti, Giovanni Maria
Datums° Senigallia, 13/05/1792 - ✝ Rome, 07/02/1878
GeslachtMannelijk
Beroeppaus
VerblijfplaatsItalië
BioPius IX was paus van 1846 tot 1878, en was na Petrus (35 jaar) de langstzittende paus. Onder Pius IX kwam een einde aan de wereldlijke macht van de paus.
Links[wikipedia]
NaamWillems, Pieter
Datums° Maastricht, 06/01/1840 - ✝ Sint-Joris-Weert, 23/02/1898
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; classicus; dialectoloog
VerblijfplaatsNederland
BioWillems werd geboren in Maastricht waar hij humaniorastudies deed. Daarna ging hij naar de universiteit in Leuven waar hij in 1861 de graad van doctor in de letteren behaalde. Hij werd er in 1964 hoogleraar in de klassieke filologie en in 1872 secretaris van de universiteit. Willems was sinds 1871 briefwisselend en sinds 1877 werkend lid van de Koninklijke Academie van België in Brussel. In 1885 was hij lid van de Klasse der Letteren van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen in Amsterdam en in 1886 werd hij lid en eerste voorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Als pas benoemd hoogleraar was hij in 1866, in opvolging van J.B. David, voorzitter geworden van "Met Tijd en Vlijt". Daarna was hij ook, van 1878 tot aan zijn dood in 1898, voorzitter van het Davidsfonds. Door zijn vele academische en culturele functies was hij een zeer gevraagd gastspreker en gewaardeerd jurylid van staatsprijzen, o.m. die van Conscience in 1870 en V. Loveling in 1894. Als classicus legde hij zich toe op de dialectologie. Hij schreef er verschillende artikelen over en verzamelde een massa dialectmateriaal uit 337 Vlaamse dorpen en steden, dat gedigitaliseerd werd in de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
Bronnen https://pieterwillems.eu/leven
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamCicero, Marcus Tullius
Datums° Arpinum, 06/01/106 v.C. - ✝ Caieta, 07/12/43 v.C.
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; historicus; politicus
VerblijfplaatsItalië
BioMarcus Tullius Cicero (106 v.Chr. – 43 v.Chr.) was een Romeins staatsman, redenaar, filosoof en schrijver. Geboren in Arpinum, een stad ten zuiden van Rome, bekleedde hij diverse politieke functies, waaronder het consulaat in 63 v.Chr., waarin hij een complot van Catilina tegen de staat ontmaskerde. Cicero stond bekend om zijn verdediging van de Romeinse republiek en zijn retorisch meesterschap, vastgelegd in beroemde redevoeringen zoals de Catilinarische redes. Naast zijn politieke werk schreef hij filosofische traktaten over ethiek, retoriek en politiek. Hij werd uiteindelijk vermoord op bevel van de Tweede Triumviraat, nadat hij in zijn geschriften fel had geageerd tegen Marcus Antonius. Gezelle gebruikt zjn werk als een culturele referentie.

Naam - plaats

NaamAntwerpen
GemeenteAntwerpen
NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamTielt
GemeenteTielt

Naam - instituut/vereniging

NaamCongrégation du Saint Nom de Marie
BeschrijvingDeze Kortrijkse Mariacongregatie werd opgericht op 17 februari 1879, na de opsplitsing van de Franse Mariacongregatie (La congregation des Dames et Demoiselles). Net als twee andere Mariacongregaties (die voor kinderen en werkmeisjes, en de Vlaamse Dochtercongregatie) vergaderde ook de Damescongregatie in de kapel van de Zusters Paulinen. Maar eind 1878 besloot een deel ervan naar een andere locatie te verhuizen. Het resterende deel besloot verder te opereren onder de naam '[Très-]Saint Nom de Marie', onder leiding van pastoor Edward Vyncke. Daarin werd hij bijgestaan door Gezelle, die zich intens met de congregatie bezighield en zo toegang had tot de rijke burgerij van Kortrijk, waaronder de families Vercruysse en Beke.
Datering17/02/1879

Naam - gebeurtenis Guido Gezelle

GebeurtenisGratis avondles
Periode1883
BeschrijvingHij geeft gratis avondles Engels aan vrijwilligers.
GebeurtenisRuitebrekersrede Tielt
Periode30/09/1885
BeschrijvingGezelle houdt een rede te Tielt, bij de herdenking van L.L. De Bo, waarin hij zich scherp afzet tegen ‘tuimelperten' en 'verwaande ruitebrekerije van machtelooze kinders', meer bepaald de actie van de Vlaamse studenten te Leuven.

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelDuikalmanak
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelDictionnaire de la langue française
AuteurLittré, Emile
Datum1863
PlaatsParis
UitgeverHachette et Cie
TitelDe Student: tijdschrift voor het Vlaamsch Studentenvolk (periodiek)
AuteurJanssen, Gustaaf; Laporta, August (red.) e.a
Datum1881-1930
PlaatsLeuven; Lier; Brussel; Laken
Uitgever[s.n.]
Links[odis]
TitelDe Vlaamsche Vlagge (periodiek)
Datum1875-1933
PlaatsBrugge
UitgeverDelplace
TitelDe ruitenbrekers
Auteur[De Visschere, Emile; e.a.]
Datum[1885]
PlaatsAntwerpen
UitgeverKennes

Titel[30/09/1885 t.p.q.], [Kortrijk], [Guido Gezelle] aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), [30/09/1885 t.p.q.] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
Verzender[Gezelle, Guido]
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum[30/09/1885 t.p.q.]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieT.p.q. gereconstrueerd op basis van de brieftekst: na de hulde van De Bo op 30/09/1885; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift en van toegevoegde notities ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie en de brieftekst.
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 208x135; 208x135
wit, vierkant geruit (groot)
papiersoort: 7 zijden beschreven; zijde 1 horizontaal en verticaal beschreven; zijde 5 verticaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op zijde 8 bovenaan: stempel: Al. Walgrave // Pastor // Vollezeele
Toevoegingen op zijde 1 in de linkermarge: Brief van G.G. aan Rond den Heerd // over Ruitenbrekers (inkt, hand P.A.); idem in de bovenrand: B (potlood); op zijde 1 en 5 in de linkerbovenhoek: 1 2 (blauw potlood); op zijde 8 in het midden: Brief van G.G. aan R. d. H
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8673
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17032
Inhoud
IncipitDaar en mag, hoegenaamd, niet naamloos
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.