Noten

[1] De brief bevat een bijlage met vier opschriften van Gezelle i.v.m. het Heilig Bloed. Voor het antwoord op deze brief, zie de brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 21/01/1892.
[2] Savina de Gourcy Serainchamps had Guido Gezelle in een brief van 14/12/1891 gevraagd om drie (dus niet: vier) inscripties te schrijven voor gedenkstenen die ze wilde laten aanbrengen aan drie huizen te Brugge, waar de relikwie van het Heilig Bloed in troebele tijden verborgen werd: het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat, nu nr. 53), het huis van Gertrude de Pélichy, later Sint-Lodewijkscollege (Dweersstraat 18, nu nr. 3) en het huis Donche, later Theresianenklooster (Schuttersstraat, nu nr. 3-7). Dat Juan Perez de Malvenda het H. Bloed ook verborgen hield in het Hof van Beveren (Nieuwstraat 3, nu nr. 5-7), wist ze toen nog niet. Guido Gezelle brengt haar hiervan nu op de hoogte. Van de vier inscripties die hij zal aanleveren, zullen er uiteindelijk drie in versvorm zijn (Zoo Obededom de Arke borg, Jesu, uit uw Hert, doorsteken en Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken) en één in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij deze brief).
[3] Naamkaartje van Gezelle met opschrift i.v.m. het Heilig Bloed: recordnummer 25442
[4] Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.
[5] Genoteerd in blauw potlood.
[6] Met deze versregel verwijst Gezelle naar een tekst uit het Oude Testament, nl. 2 Samuel 6: 6-12. Koning David gaf de Ark des Verbonds drie maanden in bewaring in het huis van de Leviet Obed-Edom te Judea, alvorens ze naar Jeruzalem te brengen. Zoals Jahweh zijn zegen bracht over Obed-Edom en zijn huis, zo krijgen ook Juan Perez de Malvenda en zijn familie Gods zegen omwille van hun zorg voor het Heilig Bloed. De vergelijking van Juan Perez met Obed-Edom is geen originele vondst van Guido Gezelle. Lodewijk Van Haecke, hoofdkapelaan van de Heilig-Bloedkapel, maakte eerder al diezelfde vergelijking. (L. Vanhaecke, Le Précieux Sang à Bruges, ou Manuel des pèlerins et guide des touristes à la chapelle de S. Basile, dite du Précieux Sang. Brugge: Modeste Delplace, 1875 (2de ed.), p.86)
[7] Gezelle had dit gedicht eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren in de Nieuwstraat, maar Savina de Gourcy Serainchamps was verrukt over dit mooie versje en reserveerde het daarom voor het Huis Perez de Malvenda van haar dochter Savina van Caloen: “notre maison”, zoals we lezen in haar brief aan Gezelle van 02/02/1892. Gezelle wijzigde daarom op het naamkaartje de bestemming “Nieuwstrate C.3 eerste woninge van Perez de M.” in “Wollestrate tweede woninge van Perez de M.” De wijziging van bestemming zorgde wel voor een probleem met de tijdsaanduiding 1578-1584, want in het Huis Perez de Malvenda zat het H. Bloed slechts gedurende enkele maanden van 1584 verborgen.
[8] Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.
[9] Genoteerd in blauw potlood.
[10] Juan Perez verhuisde het H. Bloed in 1584 van het Hof van Beveren (Nieuwstraat) naar het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat). Guido Gezelle schreef deze inscriptie in proza (naamkaartje B) dus zonder twijfel voor het huis aan de Wollestraat. Savina de Gourcy verkoos voor dit laatste huis evenwel het versje Zoo Obededom de Arke borg. Daarom zal Gezelle voor het Hof van Beveren een nieuwe inscriptie in versvorm aanleveren, nl. Jesu, uit uw Hert, doorsteken (zie zijn brief aan Savina de Gourcy Serainchamps van 09/06/1892). De inscriptie in proza van naamkaartje B zal bijgevolg onbenut blijven.
[11] Latere toevoeging in potlood.
[12] Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.
[13] Genoteerd in blauw potlood.
[14] Dit opschrift in proza werd gekapt in een gedenksteen die tot op vandaag is ingemetseld in de straatgevel van de kapel van het voormalige Theresianenklooster in de Schuttersstraat 3-7 te Brugge.
[15] Latere toevoeging in potlood.
[16] Bijlage bij brief van Guido Gezelle aan Savina de Gourcy Serainchamps van 20/01/1892.
[17] Genoteerd in blauw potlood.
[18] Dit opschrift in proza bleef onbenut. De reden was dat Hendrik Rommel, principaal van het Sint-Lodewijkscollege, er niet zo gelukkig mee was, hij wou liever ook een gedichtje (zie brief van Savina de Gourcy Serainchamps aan Guido Gezelle van 02/02/1892). Gezelle zal aan dit verzoek voldoen met het gedichtje God heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken.
[19] Latere toevoeging in potlood.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamDonche, Lodewijk Ludovicus Vincent
Datums° Brugge, 18/07/1769 - ✝ Leuven, 14/10/1857
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pater; jezuïet; overste
BioLodewijk Donche werd geboren in 1769 en was de zoon van Nicolaas, een adellijk Brugs koopman, en Maria-Cecilia Vercruysse (1730-1808). Maria-Cecilia was de zus van Dominique Vercruysse, de stichter van de Kortrijkse Armenkamer. Het gezin Donche was zeer welstellend en vroom. Lodewijk werd tot priester gewijd te Keulen op 18 september 1795. Hij werd assistent op de Brugse Sint-Gillisparochie en in 1796 onderpastoor te Watervliet. Als onbeëdigd priester dook hij in 1797 onder en kreeg hij de opdracht om tijdens een geënsceneerde ‘inbraak’ de relikwie van het H. Bloed te ‘stelen’ en in veiligheid te brengen. Hij verborg ze eerst in zijn ouderlijk huis in de Schuttersstraat en in 1812 in de woning van Gertrude de Pélichy in de Dweersstraat. Vanaf 1802 was hij in Parijs werkzaam als Pater van het Geloof in Frankrijk, vanaf 1807 te Roeselare als leraar en predikant in het pas gestichte kleinseminarie. Later was hij predikant te Kortrijk en erekanunnik te Gent. Bij de heroprichting van de jezuïetenorde in 1814 was hij medeoprichter van het noviciaat te Rumbeke en trad hij zelf ook in op 31 september 1814. Hij werd vervolgens overste van de jezuïeten in Amsterdam. In november 1819 nam hij ontslag uit de jezuïetenorde. Tijdens de Franse en Hollandse tijd kende zijn loopbaan als godsdienstleraar, predikant en oprichter van armenscholen een bewogen verloop. De paus verleende hem de eretitel ‘apostolisch protonotaris’, maar zijn uitgesproken meningen en vurige predicaties brachten hem regelmatig in aanvaring met de burgerlijke én kerkelijke autoriteiten. Van 1819 tot 1831 werd hij door de aartsbisschop geschorst. Na de Belgische revolutie kreeg hij eerherstel en bouwde hij zijn netwerk van armenscholen verder uit. In 1834 verkreeg hij dat de ongehuwde juffrouwen, die lesgaven in zijn armenscholen, konden intreden in een vanaf dan officieel erkende religieuze congregatie, genaamd de 'Zusters der Christelijke Scholen', met een goedgekeurde leefregel en met Donche als overste. In 1843 deed hij zijn herintrede bij de jezuïeten (Namen). Hij legde zijn laatste gelofte op af 15 augustus 1845 (profes) en ging op rust in 1847 in het jezuïetencollege te Gent. Hij stierf te Leuven op 14 oktober 1857.
Links[odis]
BronnenP. Couttenier, Gezelles project voor een geschiedenis van de Kortrijkse armenkamer. Gezelliana: 14 (1885) 1-2, p.78-128
NaamPerez de Malvenda, Juan; Perez de Maluenda, Juan
Datums° Brugge, 1511 - ✝ Brugge, 1605
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; ambtsdrager
VerblijfplaatsSpaanse Nederlanden
BioDon Juan Perez de Malvenda werd geboren in 1511 te Brugge als de jongste zoon van Diego, een rijke wolhandelaar uit Burgos die zich in 1498 in Brugge vestigde als consul van de Spaanse natie, en van de Brugse Margaretha Hanneton. Juan Perez huwde in 1537 met Magdalena de Chantraines, gezegd de Broucqsaulx. Tussen 1538 en 1571 was hij elfmaal schepen van de Stad Brugge, vijfmaal thesaurier, driemaal raadspensionaris en tweemaal burgemeester van de raadsleden. In de volgende jaren was hij ‘redenaar’ (schepen) en in 1581 voorzitter van het Proosse. Hij was van 1537 tot aan zijn dood lid van de Edele Confrérie van het H. Bloed en bekleedde er de functie van zorger (1539-1540) en proost (1540-1541). Tijdens het calvinistisch bewind (1578-1584) hield hij de relikwie van het H. Bloed verborgen in drie huizen te Brugge die hij achtereenvolgens bewoonde: eerst (van 1578 tot 1581) in een huis aan de Dijver (nu nr. 7 ‘De Tuilerieën’) dat toebehoorde aan zijn schoonbroer Joos de Damhouder, daarna (van 1581 tot 1584) in het ‘Hof van Beveren’ in de Nieuwstraat (nu nr. 5), dat toebehoorde aan Anna de Thiennes, en ten slotte (1584) in het huis genaamd ‘Perez de Malvenda’ in de Wollestraat (nu nr. 53, aan de voet van de Eekhoutbrug), dat toebehoorde aan zijn schoonbroer Jacob de Chantraines. Dat Juan Perez het H. Bloed naar alle waarschijnlijkheid eerst enkele jaren aan de Dijver verborgen hield, raakte pas veel later bekend dankzij een studie uit 1988. Guido Gezelle schreef een opschrift in opdracht van barones Savina L. J. de Gourcy Serainchamps dat werd aangebracht op het huis in de Wollestraat.
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht
BronnenA. Van den Abeele, De relikwie van het H. Bloed in de ‘Beloken tijd’. Een geheime bergplaats aan de Dyver? 1578-1581. In: Biekorf: 88 (1988), p.218-225; B. Kervyn de Volkaersbeke, Het Heilig Bloed te Brugge. Brugge: West-Vlaamse Gidsenkring, 2019, p.35-44
Naamde Pélichy, Gertrude Cornélie Marie
Datums° Utrecht, 26/08/1743 - ✝ Brugge, 06/03/1825
GeslachtVrouwelijk
Beroepkunstschilder
VerblijfplaatsOostenrijkse Nederlanden; Koninkrijk der Nederlanden
BioBarones Gertrude de Pélichy was de dochter van Jean-Philippe en Isabelle de Rycksz. Weduwnaar geworden, verhuisde Jean-Philippe de Pélichy in 1753 met zijn twee kinderen naar Brugge, waar hij schepen en burgemeester van het Brugse Vrije werd. Gertrude had artistieke aanleg en kreeg privélessen van de Brugse schilder Paul de Cock. In 1765 werd ze lid van de Brugse Academie. In 1867 trok ze naar Parijs, waar ze les kreeg van haar stadsgenoot Joseph-Benoit Suvée, die trouwens een mooi portret schilderde van zijn leerlinge terwijl ze tekent. Gertrude bleef ongehuwd en woonde vanaf 1777 terug te Brugge, in het herenhuis ‘’t Potshoofd’ in de Dweersstraat 18. Dit huis werd ca. 1860 gesloopt om een uitbreiding van het Sint-Lodewijkscollege mogelijk te maken. Van 1812 tot 1819 werd in dit huis, op verzoek haar neef baron Jean de Pélichy en van Lodewijk Donche, de relikwie van het H. Bloed verborgen. Als aandenken werd in 1892 in een binnenmuur van het college een steen ingemetseld, met een inscriptie in versvorm van Guido Gezelle. Bij de afbraak van de collegegebouwen ging deze gedenksteen verloren. In het winkelcentrum Zilverpand, dat in de plaats kwam, werd in 1984 een nieuwe gedenksteen met dezelfde tekst aangebracht. Gertrude de Pélichy was een verdienstelijk schilder van portretten, landschappen en dieren. Het Groeningemuseum Brugge bezit o.a. een staatsieportret van keizer Jozef II.
Relatie tot Gezelleonderwerp van gelegenheidsgedicht
BronnenB. D’hoore, Iconographie de la famille Gillès de Pélichy et des principales familles ascendantes. Brussel: Office Généalogique et Héraldique de Belgique, 2012; C. Vlaemynck, Hoe in troebele tijden de relikwie van het Heilig Bloed te Brugge verborgen werd. Brugge: N.V. Zilverpand, 1984, p.23-27; B. Kervyn de Volkaersbeke, Het Heilig Bloed te Brugge. Brugge: West-Vlaamse Gidsenkring, 2019, p.57-64.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Lodewijkscollege Brugge
BeschrijvingHet Sint-Lodewijkscollege werd vanaf 9 oktober 1834 als bisschoppelijk college ingericht in de gebouwen van de voormalige Duinenabdij aan de Potterierei. In 1846 verhuisde de school naar de hoek van de Noordzandstraat en de Dweersstraat, waar het steeds verder uitbreidde tot de site te klein werd. In 1972 verliet het college de binnenstad voor zijn huidige locatie. Gezelle volgde er lagere school van 1 oktober 1841 tot 17 augustus 1846. Hij had er onder meer les van Ferdinand Van de Putte. Na zijn terugkeer naar Brugge hield hij nauw contact met de school, o.m. via Leonard Lodewijk De Bo die hij op het Grootseminarie had leren kennen en via oud-leerlingen als Hugo Verriest. Zo kwam hij ook in contact met een nieuwe generatie leerkrachten als Edward Van Robays, Jan Craeynest en Cyriel Delaere met wie hij het tijdschrift Biekorf stichtte.
Datering1834
Links[odis], [wikipedia]
NaamTheresianenklooster, Brugge
BeschrijvingHet klooster van de Theresianen of ongeschoeide karmelietessen te Brugge was tijdens het ancien régime gevestigd aan de Ezelstraat en Hugo Losschaertstraat. Na de afschaffing van de comtemplatieve orden en de uitdrijving van de zusters in 1783 duurde het tot 1815 eer enkele oudere zusters van het voormalige Theresianenklooster een nieuwe Karmel vormden in Torhout. Een jaar later vestigden ze zich opnieuw in Brugge. Na een periode van regelmatig verhuizen vonden ze in 1833 eindelijk een vaste stek, door de aankoop van het huis van de familie Donche in de Schuttersstraat. Door bijkomende aankopen kon het klooster de volgende jaren uitbreiden tot een omvangrijk gebouwencomplex, gelegen tussen de Hugo Losschaertstraat, Schuttersstraat en Jan Boninstraat. In het huis Donche was van de 16de tot de 18de eeuw een Latijnse school gevestigd. Tijdens de Franse bezetting verborg Lodewijk Donche in dit huis van 1797 tot 1812 de relikwie van het H. Bloed. Dit verklaart meteen de nieuwe naam van de Brugse Karmel: het ‘Klooster van het Kostbaar Bloed en van O.L. Vrouw van de Karmelberg’. In de straatgevel van de neogotische kapel uit 1877 werd in 1892 een gedenksteen ingemetseld met een tekstje van Guido Gezelle dat herinnert aan deze bewogen episode uit de geschiedenis van het H. Bloed. In 2022 werd het klooster opgeheven. De gebouwen werden verkocht met het oog op een residentiële herbestemming.
Datering1627-1783 en 1815-2022
Links[wikipedia]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelGods heilig, dierbaar Bloed, alhier
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 121
TitelJesu, uit uw hert doorsteken
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 122
TitelZoo Obededom de Arke borg
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VIII, p. 122

Indextermen

Briefontvanger

de Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine

Briefschrijver

Gezelle, Guido

Correspondenten

Gezelle, Guido
de Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine

Naam - instituut/vereniging

Sint-Lodewijkscollege Brugge
Theresianenklooster, Brugge

Naam - persoon

Gezelle, Guido
Donche, Lodewijk Ludovicus Vincent
Perez de Malvenda, Juan
de Pélichy, Gertrude Cornélie Marie

Naam - plaats

Brugge
Kortrijk

Plaats van verzending

Kortrijk

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Gods heilig, dierbaar Bloed, alhier
Jesu, uit uw hert doorsteken
Zoo Obededom de Arke borg
Titel20/01/1892, Kortrijk, Guido Gezelle aan [Savina Louise Joséphine de Gourcy Serainchamps]
EditeurJohan Braet
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[de Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine]
Verzendingsdatum20/01/1892
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef en van toegevoegde notitie (vooraan in schoolschrift met afschriften van brieven); origineel aanwezig in het archief van het kasteel van Loppem, Stichting Jean van Caloen IB 415.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.214-215 (183a); De briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.157
Fysieke bijzonderheden
Drager papiersoort: inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden afschrift van Gezelles brief in schoolschrift door Jean Van Caloen op p.5
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8788 M
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17039
Inhoud
IncipitJ'ai eu l'honneur de vous envoyer
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.