<Resultaat 600 van 2074

>

p1
Mijn Achtbaren zeer geleerde Heer
Johan Winkler
aen den Kleenen Houtweg 61
tot
Haerlem
Nederland
 
p2
Mijn achtbare Heer en vriend,

Spaar dan maar uwen tijd; ik zal u een afdruk van mijn schrijven over Gailliards werk toezenden, dat gij, wat spelling aangaat, believe 't u, zult wijzigen en veranderen, met mijnen dank.[1] Gij hebt volkomen gelijk, de glossaire in 't fransch is een dwaasheid[2] maar Gailliard, al is hij ook een wel-gezinde brugsche vlaamschsprekende Vlaming, schrijft beter in 't fransch als in 't vlaamsch; hij schaamt er hem over, maar hij is zoo er hier velen zijn: hollandsch schrijven en kan hij niet; vlaamsch schrijven en durft hij zeker niet, of nog niet; hij is aan 't leeren.[3] Hij schrijft naar mij en naar De Bo, zijne oud-meesters, daar of daar in gebräkeld[4] hollandsch vlaamsch vlaamsch hollandsch. ‘t Zal helpen als ik hem uw schrijven onder de neuze zal gehouden hebben.

Ik was te wege de bulla[5] friesch en vlaamsch uit te geven, bij gebrek aan iets beters, en omdat ik hoopte bij sommigen aldus gemakkelijker in- en toegang te kunnen vinden en het bestaan van het friesch, of ware 't nu maar p3dat alleen, bekend te maken.[6] Uw voorstel van samensprake[7] staat mij veel beter aan, en zal daar geren, in mêe doen, zoo vele en zoo wel als ik maar en kan.

Ik heb u mijnen vriend algenoegzaam uit Uwe brieven en gedrukte werken leeren kennen om te weten dat gij met geen wierook gediend en zijt, ook en was 't mijn inzicht niet, als ik uwen naam gebruikte, u daarmee te plagen. Waar mijn liedje[8] ook toekomt zal 't onze vlaamsche jongens deugd doen uwen name er op te zien, immers hij heeft in vlanderen zijn beteekenis.

Jan: hoeveel eiers hän de spreewen ěp ulder skeurdek in 't twědde broet?

Pee: 'k en wete 't niet, ze ziin verschuujd. te Brugge ze bennen verschuuwd. Dat ware: schou geworden en vernest. Dit laatste woord zou iedereen hier verstaan maar 'k en heb het nooit gehoord. Vernestelen (van nestel) is alhier verwarren te zeggen.[9]

Ghijsbert-om[10] Ghijsbrecht-oom? in 't vlaamsch of Berten-oom. en Japix is dat niet Jacopiks, Jacobings, Jacob's p4zoons, "Coppens" in 't vlaamsch?

Nu versta ik hem goed, uwen Japix[11] Forsorret[12] had ik reeds achterhaald. gaainge[13] is bij ons gouste, "goesting" zoo sommigen hier de hollanders na schrijvend; Mijn vader zaliger, een hovenier, had over de 30 soorten van hulsten[14]

De peerden luikooren[15] in vlanderen[16] de kleine kinderen lokken (= trekken, zuigen en eene lokvinke vergelijk lokaas is eene vinke die men, aan een touwtje trekkende, op en neer doet vliegen, om andere vinken in 't net te trekken. Hoe nader Brugge hoe meer friesch in de tale, ondervinde ik, b.v. te Brugge zegt me‘ 'k ben, je bet, 'j ist hi (of 'j is) me bennen, je bet, ze bennen.

Laat mij mijn haastig schrijven sluiten. Ik scheppe oprecht behagen in uwe nederige ootmoedige rechtzinnige vrijpostigheid. Verstaan doen wij ons heel wel, al zoo vele toch, als men bij brieve malkaar verstaan kan. "Wraken" en heb ik niet gemeend.[17] Wij wij zijn elk-p5kander veel nader onder veel opzichten als dat ge, zonder andere ondervinding als brieven schrijvende, weten kunt. Veel beter zou ik, en 't zij welk mijner gelijken, één string trekken met U, als met al dat walsch en valsch[18] is.

Hadde ik 't zij de Bulla, 't zij uw Dialecticon over vijf jaar alreeds in bezit gehad, wij zouden van over vijf jaar al nader kennis gemaakt hebben.[19] Ik heb een Dialecticon in leeninge en was er te wege eenen index op te doen maken, immers om het dagelijksch gebruik dat ik ervan make mij te vergemakkelijken. 't Verblijdt mij ten hoogsten te mogen weten dat gij mij uw hooggeschat werk al zoo lange al gejeund[20] hebt, zoo 't niet met der daad mij geworden en is.[21] Wist ik dat mijne vier boekdeelkes gedichten[22] u zouden welgekomen zijn vanmorgen spoorden ze Haerlemwaard, en dan zaagt gij, in eenen dichtspegel, eenigszins Vlanderen en

Uwen toegenegen
Guido Gezelle.

Naschrift: ‘k en wil u niet lastig vallen, stel u op uw gemak, wat het antwoorden aangaat, als tusschen vrienden.[23]*p3Nog naschrift: Dank voor het lekkere sap![24] te Brugge heet men het verfijnde sap puuptjecato[25] vermoedens pijp-sucaqo? daar achter zit ik nu![26]

Noten

[1] In zijn vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882-03/11/1882, Haarlem) sprak Winkler zijn ongenoegen uit over de ”hollandsche spelling” van ’aa’ en ’uu’ voor ’ae’ en ’ue’ die Gezelle hanteerde in zijn aanprijzing van de Glossaire flamand van Edward Gailliard in Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.385-387. Winkler vroeg daarbij ook of hij dit mocht aanpassen wanneer hij het stuk zou afschrijven voor een lokaal tijdschrift.
[2] Ook het feit dat Gailliard zijn Glossaire in het Frans schreef stemde Winkler niet goedgezind. Hij interpreteerde dit als ”onvaderlands” en gaf aan dat het werk hierdoor voor hem geen enkele waarde had.
[3] In de correspondentie van Gailliard met Gezelle vinden we in een naschrift bij een brief van Gaillaird (24/07/1882, Brugge): ”Excusez si j’écris en fr. A ma honte je dois avouer que je me manie le flam. que difficilement. Mais cela ne durera pas, je vous le promets.”
[4] verhakkeld
[5] Een door paus Pius IX op 8 december 1854 uitgevaardigde pauselijke bul ter bevestiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. In 1878 verscheen een editie in het Nederlands en het Fries, onder andere bewerkt door Winkler.
[6] In zijn vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882-03/11/1882, Haarlem) schreef Winkler dat het hem niet erg nuttig leek om de Bulla van het Fries naar het Vlaams te vertalen. Hij was van mening dat er genoeg andere Friese teksten waren waaruit de eigenaardigheden van zijn taal beter zouden blijken.
[7] In een vorige brief aan Gezelle (25/10/1882, Haarlem) stelde Winkler een gezamenlijke publicatie voor in de vorm van een volksaardige dialoog tussen een Vlaming en een Fries. Een handschrift van Winkler getiteld ”Vlaamsch en Friesch. Een spoorwegpraatje over friesche en vlaamsche, hollandsche en nederlandsche taal.” werd gepubliceerd in het opstel van C. Gezelle, Guido Gezelle en Johan Winkler, in: Biekorf: 35 (1929) p. 41-53. Dit volledige handschrift van Winkler is aanwezig in het Guido Gezellearchief in Brugge (nr. 2595b G). Ook van Gezelle berusten fragmenten van het handschrift van een samenspraak over het Vlaams en het Fries in het archief (nr. 2595) met tal van correcties. Bij Gezelle wilde het niet echt vlotten en Winkler vroeg later in een brief van 08/03/1883: ”Hoe gaat het met ons spoorwegpraatje“? Komt er nog wat van, en blijft gij genegen het uwe eraan toe te voegen? ” De samenspraak tussen Winkler en Gezelle werd nooit als sluitend geheel gepubliceerd.
[8] Gezelle droeg het gedicht De Vlaamsche Zonen (21/10/1882) op ”aan Joh. Winkler, den vrijen Fries”. Aanleiding hiervoor is de brief van Winkler van 20/10/1882, waarin hij zijn bezoek aan Vlaanderen meldt voor de volgende zomer.
[9] Gezelle vertaalt hier een door Winkler verzonnen Friese dialoog uit zijn brief van 25/10/1882 (Haarlem), bestemd om de betekenis van het woord ’fornest’ of ’vernest’ te verduidelijken.
[10] In een vorige brief (25/10/1882, Haarlem) liet Winkler verstaan dat het Friese volk soms amicaal naar Gysbert Japicx verwees als Gysbert-om (Gysbert-oom).
[11] Bij een vorige brief (25/10/1882, Haarlem) voegde Winkler een gedicht uit Gysbert Japicx’ werk ”Friesche rymlerye; yn trye delen forschaet”, samen met een eigen vertaling hiervan en enkele verklarende voetnoten.
[12] Winkler vertaalde het Friese woord ’forsorret’ als ’verdroogt’.
[13] Winkler vertaalde het Friese ’Lân-geanne’ als ’Land-blijdschap’. In een voetnoot verduidelijkte hij dat ’geanne’ of ’geane’ een verslijting was van ’geadinge’ met de betekenis van ’genoegen’ of ’genot’.
[14] Winkler vroeg zich, eveneens naar aanleiding van het gedicht van Japicx, af of de hulstplant dezelfde naam droeg in het Vlaams.
[15] Het oor tegen het luik leggen om iets af te luisteren, en vandaar: ongemerkt trachten iets te weten te komen. (WNT)
[16] Winkler vertaalde het Friese woord ’lûka’ als ’trekken’, en vroeg zich af of de ’peerden’ in Vlaanderen ’luik-oorden’. Dit zou opnieuw op een verwantschap tussen de Friese en Vlaamse taal duiden.
[17] In zijn laatste brief (geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882, Haarlem) excuseerde Winkler zich voor zijn ”gewraakte zinsnede” uit een eerdere brief (25/10/1882, Haarlem) waarmee hij Gezelle onopzettelijk beledigd meende te hebben: ”Laet het tweede vers uw priesterlik herte niet ergeren!”. Hij schreef dit toen als waarschuwing bij het bijgevoegd vers van Gysbert Japicx.
[18] De uitdrukking ”wat walsch is, valsch is” is een verbastering van een vers uit Jacob van Maerlants Spieghel Historiael: ”die scone walsche valsche poeten / die meer rimen dan si weten”. De uitdrukking is vooral bekend geworden door Hendrik Consciences “De leeuw van Vlaanderen” (1838), waarin “Wat Wals is, vals is. Slaat al dood” naast “Vlaanderen de Leeuw” de strijdkreet is van de Bruggelingen tijdens de Brugse Metten en van de Vlamingen tijdens de Guldensporenslag.
[19] In zijn vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882, Haarlem) schreef Winkler dat hij zijn vertaling van de Bulla Ineffabilis vijf jaar geleden reeds naar Gezelle opgestuurd had. Hij meende hem eveneens zijn Dialecticon al toegezonden te hebben. Winkler zal de Bulla en het Dialecticon naar Gezelle sturen samen met zijn brief van 05/11/1882. Er zijn een duizendtal boeken van Gezelles oorspronkelijke bibliotheek bewaard in het Guido Gezellearchief, maar Winklers opgestuurde exemplaren zijn niet meer aanwezig in de restanten van de handbibliotheek.
[20] gegund
[21] Er zijn een duizendtal boeken van Gezelles oorspronkelijke bibliotheek bewaard in het Guido Gezellearchief. Daarin zitten het Dialecticon en de vertaling van de Bulla niet.
[22] Gezelle stuurde Winkler de vier delen uit zijn Verzamelde werken: Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880:

1) Dichtoefeningen
2) Kerkhofblommen
3) Gedichten, gezangen en gebeden

4) Liederen, eerdichten et reliqua

[23] Gezelle schreef dit naschrift in de linkermarge van de laatste pagina van zijn brief.
[24] Gezelle verwijst hier naar Winklers uitleg bij het Friese woord ’sop’ voor ’zoethoutextract’ in zijn vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882, Haarlem). ’Sop’ werd ook gebruikt voor ’sap’. Winkler schrijft dat het volk meent dat dit zoethoutextract ”Lakris, lakkris, lakkeris“ heet omdat het zo lekker is.
[25] ’Puuptje’ verwijst vermoedelijk naar de cilindervorm van het zoethoutextract.
[26] Gezelle schreef dit tweede naschrift in de linkermarge van de tweede pagina van deze brief.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamDe Bo, Leonard Lodewijk
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/071873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGailliard, Edward Louis
Datums° Brugge, 04/07/1841 - ✝ Brugge, 29/07/1922
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar-uitgever; archivaris; historicus; taalkundige
BioGailliard ging naar het Sint-Lodewijkscollege (Brugge) en het kleinseminarie te Roeselare, waar hij les kreeg van Guido Gezelle. Toen zijn vader in 1864 stierf, nam hij diens drukkerij-boekbinderij over. Bij hem verschenen Rond den Heerd, La Flandre, De Halletoren en vele andere tijdschriften en boeken. Hij schreef samen met Gilliodts een Table analytique en een Glossaire Flamand. In december 1884 werd hij rijksarchivaris te Brugge. Hij was stichtend lid van de Koninklijke Academie voor Vlaamse Taal- en Letterkunde (08/07/1886) en secretaris van haar Bestendige Commissie voor Middelnederlandse Letterkunde. Van 1894 tot 1905 werkte hij aan De Keure van Hazebroek (5 delen).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; oud-leerling van Gezelle; uitgever van Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Pieter-Jan
Datums° Heule, 29/09/1791 - ✝ Heule, 27/05/1871
GeslachtMannelijk
Beroephovenier
BioDe vader van Guido Gezelle was afkomstig van Heule en werkte aanvankelijk als tuinman in het kleinseminarie te Roeselare. Na de sluiting ervan door het Nederlandse bewind was hij werkzaam in de Bijloke te Gent. Op zevenendertigjarige leeftijd ging hij wonen in de Rolweg te Brugge waar hij hovenier werd van de familie Th. Van de Walle-Van Zuylen. Op 2 juni 1829 trouwde hij met Monica De Vriese. Om bij te verdienen was hij ook tuinman in het Brugse grootseminarie van Brugge, had hij een eigen boomkwekerij en werd hij ook opzichter bij een bebossingexperiment langs de kust. Na de dood van Theodoor Van de Walle in 1848 stelde de barones een andere tuinman aan. Zo verhuisde Pieter-Jan op 24 januari 1849 naar de overkant van de Rolweg. In 1871 verbleef hij met zijn vrouw bij zijn dochter Louise in Heule waar hij in mei overleed
Relatie tot Gezellefamilie: vader van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; http://www.gezelle.be
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamJapicx, Gysbert; Jacobs; Japiks; Gysbert-om; Gysbertom
Datums° Bolsward, 1603 - ✝ Bolsward, 21/08/1666
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; dichter; schrijver; voorzanger
VerblijfplaatsNederland
BioGysbert Japicx was de bekendste renaissanceschrijver uit Friesland. Hij wordt eveneens beschouwd als grondlegger van het Fries als geschreven taal. Hij groeide op in het begin van de 17e eeuw, toen het Fries enkel een spreektaal of boerentaal was en de elite Nederlands sprak.
Links[wikipedia], [dbnl]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHaarlem

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelDe Vlaamsche Zonen zingen vrij
PublicatieTijdkrans (Verzameld dichtwerk, deel III), p. 420

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelVerzamelde werken. Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880

Titel - ander werk

TitelGlossaire flamand de l'inventaire des archives de Bruges (section première, première série)
AuteurGilliodts-Van Severen, L.; Gailliard, E.
Datum1879-1882
PlaatsBruges
UitgeverGailliard
GGBGGB 1175
TitelAlgemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon
AuteurWinkler, Johan
Datum1874
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelBulla "Ineffabilis" in de Nederlandsche en Vriesche talen, benevens de bepaling van het leerstuk der Onbevlekte Ontvangenis in de talen der Oost- en West-Indische koloniën en in de voornaamste Noord-Nederlandsche dialekten
Auteurpaus Pius X; Alberdingk Thijm, J.A.; Winkler, Johan
Datum1878
PlaatsAmsterdam
Uitgevervan Langenhuysen

Titel[04/11/1882], [Kortrijk], Guido Gezelle aan Johan Winkler
EditeurSofie Meneve
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderGezelle, Guido
OntvangerWinkler, Johan
Verzendingsdatum[04/11/1882]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum en plaats gereconstrueerd op basis van poststempel.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.101-103
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 209x134 ; omslag: 73x112
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijden 2 en 4 horizontaal en verticaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op vouw zijden 2 en 3: stempel: afbeelding, Guido Gezelle Museum
briefomslag bewaard, met adres en postzegel, afgestempeld
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8840
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17095
Inhoud
IncipitSpaar dan maar uwen tyd; ik zal u een af
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.