Danke u van herten voor het zeer verrassend en teenemaal onverwacht nieuws, dat gij zoo goed zijt mij eerst en voor alle anderen te verkondigen en bekend te maken[1] Ik hebbe daar oprecht een groot genoegen in, dat onze pogingen niet geheel en gansch onbekend en ongeschat gebleven en zijn, bij de Noord Nederlandsche broeders. Die eere ben ik meest aan u verschuldigd, dat gaat vast. Misschien zal de benoeminge, die uw schrijven vermeldt, de zake[2] zelfs hier, eeningszins kunnen bate doen. God gave ‘t, 't verfranscht toch, in zekere oorden, altemaal van langs om meer. Wederom gehoopt dan en ons beste gedaan, anders Gods holpe en goeden zegen! Ik hebbe een terug schrijven[3] ontvangen vanp2uwen vriend den Heer Boekenogen, wegens papilio; het schrijven dat hij u zond beware ik, zullend het aan vrienden laten lezen en hier of daar te nutte brengen. Sedert dat ik u laats schreef vraag ik uwen vriend wat boekenoogen wel mocht te zeggen zijn. Wel, zei hij, Weet ge dat niet? boeken oogen zijn bruine oogen, boeken noot verwige[4] Of daar waarheid bij zit, dat en wete ik niet; hij en twijfelde geenszins. Ik heb voor Biekorf den geboortelepel van Halbertsma vertaald[5] en daarin het woord ynscewielje door ons dagelijks gebruikt woord inschaveelen vervangen. Friezen en Vlamingen moeten eens den ouden vaderstam van dat woord, benevens veel andere, als gemeenen eigendom bezeten hebben. Het zelfste zegge ik van het Friesche wjergea, dat bij ons de weerkas (loopt voor den weerkas, gij weerkasche jongen) geworden p3is. Daar zijn duizend zulke woorden meer; iederen keer dat ik Friesch leze vinde ik er. Daarvan later meer, hope ik.
P.S. zoudt gij willen zoo gedienstig zijn dit mijn naamkaartje, met mijnen dank, te laten geworden: ik en weet zijn huismerk niet.