<Resultaat 542 van 2614

>

p1

+

Eerweerde Heer en Vriend,

Gij moet onzen brief[1] ontvangen hebben wegens den landdag der Gilde.[2] k Geloove dat het zal lukken, en verzoeke ulieden te willen aandringen bij Advocaat en bij Dr. Gust. Verriest te willen er naartoe komen, en er spreken.

Wat u aangaat, 't hoofd en de meester van ons allen, wij verlangen u te zien te midden deze vergadering en er uit uwen mond onderwezen te worden. Wildet gij handelen over de wending[3] van 't westvlaamsch dialekt, dan zouden wij met debo's verhandeling over "de vereischte voorwaarden voor een woord om burgerrecht in de geschreven taal te verkrijgen" en Meersseman's "over de spraakkunst van ons dialekt" een volledigen uitleg hebben wegens de bijzonderste punten van ons dialekt.

De vergadering wordt gehouden den 18 Oegst, ten huize van Dr. Van Steenkiste.

Langs alle kanten wordt er van tijd tot tijd uitgestrooid dat gij met ons nietp2en doet; daarom kom ik u vragen toch te willen van tijd tot tijd iets schrijven; al en ware 't maar een artikelke van een colomme of twee, 't zou de eenigste noodige en geldige antwoorde zijn die aan de uitstrooiers van valsche geruchten kan gegeven worden.

De questie van ee en oo in wij schreeven en wij schooven ligt mij opperst. 't Is een van de zware redens die men bijbrengt om ons uit scholen te sluiten &a en te zeggen dat wij geen regels en volgen.[4] Gij zelve in "de Vrijheid" schrijft wij schreven &a. De uitspraak, voor zoovele ik achterhaald hebbe en daarin ervaren ben, en is niet eensluidend in west-vlaanderen zelve. Dan zouden wij niet moeten, lijk Te Winkel zegt, de uitspraak laten varen, en de afleiding volgen. Nu Te Winkel met De Vries en Dr. Brill zeggen en toogen dat de scherplange ee in 3 pers. enk. en 2den pers. meerv. van de gothische aip3afkomen, daar de e (zachtl.) van 1n & 3n. pers meerv. uit de verzachte ai-klank van 't gothisch voortspruit.

Wat zegt gij en wat gedaan?

Ware 't misschien al zoo goed niet gansch de nieuwe spelling te volgen?

Maar alsdan wat gedaan met andere woorden waar wij scherplange ee of oo hebben als te vooren &a. En wat gedaan met de woorden kroone, rooze &a waar de officiëele spelling, steunende op de afleiding van 't latijn corona rosa, de zachtl. o wilt hebben, en ook de h in throon verwijst, omdat zij dit woord, lijk de andere, al den latijnschen ader neemt. Kan men al zoowel niet zeggen dat wij die woorden uit den algemeenen stam hebben, waaruit de grieken hunne θρωνος[5] gevormd hebben, waar de ω naar onze scherplange oo zou wijzen en die de latijnen, in hunne schaarschheid van letters lieten varen, - en - is er daar voordeel aan, of mogenp4wij dit punt ook laten gaan?

Gij moest eens met gelegentheid naar K. Callebert schrijven en hem opmaken om zijn penne weder op te vatten: hij en is aan 't schrijven niet krijgelijk. 't Is nogtans zoo jammer.

Kerv. de Lett. - is mij komen spreken: hij zal ons altijd en overal verdedigen, en is van gedacht dat de taalwending[6] der brusselsche centralisateurs, in politike naar 't Orangisme, en in religie, naar 't Protestantisme geleidt, en er reeds is.

Alb. Thijm schrijft mij dat hij aan Nolet geschreven heeft dat wij in ons recht waren.[7]

Debo is lid genoemd met nog andere belgen en Hollanders van eene commissie tot het uitgeven van een algemeen Idioticon.

In afwachting van uw antwoorde op al die menigvuldige vragen, verzoek ik u te willen de verzekering aanveerden van al mijn beste gevoelens.

AdD5

Noten

[1] De uitnodigingsbrief voor de eerste landdag van de Gilde van Sint-Luitgaarde is gedateerd 13 juni 1874. (A.Viaene, Guido Gezelle en de Gilde van Sint-Luitgaarde. In: Biekorf: 66 (1965), p.374.
[2] Op 18 augustus 1874 werd de algemene vergadering van de gilde gehouden.
[3] Adolf Duclos gebruikt het begrip '(west-vlaamsche) wending’ om te verwijzen naar hoe een talige traditie tot uiting komt in uitdrukkingen, zegswijzen en formuleringen (Frans: ’la tournure de phrase’). Die is voor hem nauw verweven met de manier van denken en identiteit van spreker of schrijver. Guido Gezelle vreest dat Duclos hiermee taalpolitiek bedoelt, in de zin van ’West-Vlaamse beweging‘ (Frans: ’mouvement’).
[4] De Belgische spellingcommissie van 1864 stelde een gezamenlijke spelling voor met Nederland, bekend onder de naam Spelling De Vries en te Winkel. Bij KB van 21 november 1864 werd deze eenheidsspelling verplicht voor onderwijs, bestuurlijke communicatie en openbare akten.
[5] Eigenlijk θρόνος (thronos) = troon.
[6] Hier wordt het begrip ’wending’ gebruikt in de betekenis van ’taalpolitiek’.
[7] Brief J.A. Alberdingk Thijm aan A. Duclos, Amsterdam, 30/05/1874. Alberdingk Thym had op 14 april 1874 geschreven aan Nolet, die het op zijn beurt gebruikte in het julinummer van De Toekomst in zijn antwoord op de reactie van L.L. De Bo. Hiermee wou hij aantonen dat Thym zijn mening deelde. Nadat hij de kritiek kreeg dat hij dit te selectief deed, publiceerde hij de hele brief in het augustusnummer van De Toekomst.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de 'Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken' (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift 'Dietsche Warande', waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij niet van België hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap 'Met Tyd en Vlyt'. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad 'De Tijd'. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamKervyn de Letterhove, Joseph Constantin Marie Bruno
Datums° Brugge (Sint-Michiels), 17/08/1817 - ✝ Brussel, 02/04/1891
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; historicus; auteur
BioJoseph Kervyn de Letterhove was een Belgisch historicus en politicus voor de Katholieke Partij. Hij werd geboren uit het huwelijk van Joseph Guillaume Kervyn en Eugénie de Heere de Beauvoorde, de dochter van de laatste schout van Brugge. Hij huwde met Eugénie de Laage de Bellefaye, met wie hij tien kinderen kreeg. Kervyn studeerde in Parijs en behaalde in 1832 zijn kandidatuur in de Letteren en in 1836 zijn licentie in de rechten. Tijdens zijn studies had hij een sterke voorkeur voor geschiedenisvakken. Na zijn terugkeer in België in 1839 legde hij zich toe op historisch onderzoek en publicaties, waaronder het zesdelige "Histoire de Flandre", waarvoor hij in 1851 de vijfjaarlijkse prijs voor vaderlandse geschiedenis ontving, 42 volumes met oude teksten, waaronder de geschriften van Jean Froissart en Georges Chastellain, en 16 volumes in de serie "Chroniques belges inédites". Kervyn was lid van verschillende genootschappen, waaronder de Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis en voorzitter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Ook in de politiek was Kervyn actief. Zo zetelde hij dertig jaar lang voor de Katholieke Partij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Eeklo. Als woordvoerder van de partij toonde hij zich een vurig verdediger van de Vlaamse taal in rechtszaken. In 1870 werd hij benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken in de regering D’Anethan, die een jaar later voltallig aftrad wegens een financieel schandaal.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamMeersseman, Desiderius-Gratianus
Datums° Geluveld, 27/02/1828 - ✝ Moorsele, 12/01/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur; bestuurder
BioDesiderius Meersseman was de zoon van Clement Meersseman, bakker, en Regina Liefooghe. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 21/05/1853. Hij was leraar aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (21/05/1853 - 26/03/1875). Vervolgens was hij pastoor in Woumen (26/03/1875) en in Moorsele (20/09/1882). Hij volgde Edward Declercq op als bestuurder bestuurder van het klooster van Les Filles Enfant Jésus in Moorsele. In 1860 hield hij te ’s-Hertogenbosch een lezing op het zesde Taal- en letterkundig Congres: Over eenige voordelen onzer moedertale in de eerste ontwikkeling en hoogere beschaving des geestes (Brugge, 1861). Hij was ook lid van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Hij publiceerde een aantal redevoeringen waaronder twee die hij voor de Gilde van Sinte-Luitgaarde uitgaf in 1874 en 1876. Hij schreef in het tijdschrift Rond den Heerd en Biekorf. Hij publiceerde o.m. over de vervlaamsing van scheikundige termen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd; Biekorf
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamVan Steenkiste, Eugeen Karel
Datums° Brugge, 27/08/1841 - ✝ Brugge, 17/02/1914
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; arts; gemeenteraadslid
BioEugeen Van Steenkiste was een Brugs geneesheer. Hij deed zijn middelbare studies in Brugge en Kortrijk en studeerde af in 1859. Hij werd student geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven (afgestudeerd in 1866). Na zijn studies deed hij vrijwilligerswerk bij de pauselijke zoeaven, en bouwde hij een medische carrière uit in Brugge. Hij werd geneesheer aan het Sint-Janshospitaal te Brugge (1880) en werd er hoofdarts in 1899. Hij engageerde zich zeer sterk in het katholieke Vlaamsgezinde verenigingsleven. Hij was medestichter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde (1874) en de Brugse Davidsfondsafdeling (1875). Bovendien was hij erg actief in de Vlaamse Broederbond en de Breidelcommissie en betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Biekorf (1889). Hij verwierf faam als voorzitter van de Katholieke Burgersgilde en zette zich in voor de vernederlandsing van het culturele leven. Hij was erg strijdbaar en schuwde ook de meer radicale strekkingen niet. Zo was hij was nauw betrokken bij de studentenstrijd en steunde hij ook een tijd lang de democratisch gezinde katholieken. Vanaf 1878 was hij actief als gemeenteraadslid, waar hij het opnam voor de vernederlandsing van de stedelijke administratie.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medestichter van Biekorf
NaamVerriest, Adolf
Datums° Deerlijk, 15/08/1830 - ✝ Kortrijk, 21/06/1891
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; dichter; componist
BioAdolf Verriest werd geboren te Deerlijk op 15 augustus 1830 als zoon van Petrus-Johannes Verriest (1796-1871), koopman en armenmeester in Deerlijk. Hij was de oudere broer van Hugo Verriest en Gustaaf Verriest. Na de lagere school in Deerlijk liep hij college aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij een studiegenoot was van Guido Gezelle. Hij werd er de eerste voorzitter van de door Gezelle gestichte Lettergilde en zou voor het leven bevriend blijven met hem. Na zijn collegetijd volgde hij studies in de Letteren en de Rechten aan de Leuvense universiteit. In 1858 werd hij advocaat in Kortrijk en manifesteerde er zich als voorvechter van de volkstaal. Hij had er ook politieke ambities en werd er gemeenteraadslid van 1870 tot 1886 en schepen van 1886 tot aan zijn dood op 21 juni 1891. Hij was zeer actief in het Kortrijkse culturele leven in de jaren 1870 en 1880 (o.a. als voorzitter van het Davidsfonds en bestuurslid van de muziekschool). Hij was dichter en publicist (Gedichten en aanspraken. Kortrijk, 1893). Hij componeerde zelf liederen en vroeg Gezelle vaak om vertalingen van liederen. Gezelle schreef voor hem heel wat gelegenheidsgedichten waaronder: Adolf, mijn vriend, mijn advocaat. Gezelle was vriend aan huis en steunde Adolf met zijn politieke activiteiten.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten
NaamVerriest, Gustaaf
Datums° Deerlijk, 19/05/1843 - ✝ St. Cloud, Parijs, 25/06/1918
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioGustaaf Verriest was pas 10 jaar oud toen hij ingeschreven werd in het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare. Hij was dan ook de jongste van Gezelles poësisklas in het schooljaar 1858-1859. De levenslang aangehouden briefwisseling en de talrijke gedichten van Gezelle voor Gustaaf getuigen van een bijzonder nauwe band tussen de jonge, nog wat kinderlijke leerling en zijn leraar. Ook de familie Verriest had een grote genegenheid voor Gezelle, die nog met de oudste zoon Adolf gestudeerd had. Hoe licht is toch die sparke vier (07/08/1858) is geschreven naar aanleiding van een nachtmerrie van Gustaaf, maar tevens opgedragen aan zijn oudere broer Hugo Verriest en Eugeen Van Oye. Waarom en kunnen wij niet (04/01/1859) Brief (12/01/1859), O vriend wat schaadt of baat het ons, (02/02/1859) en Nu of nooit! (02/02/1859) zijn persoonlijk gericht aan Gustaaf Verriest. Gezelle wou hiermee de jongen steunen die een mogelijke priesterroeping ernstig nam en naar aanleiding daarvan worstelde met een sterk besef van zwakte en zondigheid. Uiteindelijk besloot Verriest geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Wenen. Hij was dokter in Wervik van 1869 tot 1873 en trok daarna naar Duitsland om er verder te studeren. Op 21 september 1876 huwde hij te Münster met Louise Niermann, waarmee hij zes kinderen kreeg. Vanaf 1876 werd hij professor aan de K.U. Leuven tot 1911. Na Gezelles dood ging hij op zoek naar een wetenschappelijke verklaring voor het dichterlijke genie van zijn oud-leraar.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBrill, Willem Gerard
Datums° Leide, 10/10/1811 - ✝ Utrecht, 29/01/1896
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; auteur; taalkundige
VerblijfplaatsNederland
BioWillem Gerard Brill was een Nederlandse hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij publiceerde op het gebied van de Nederlandse taalkunde en geschiedenis. Brill promoveerde op 24 juni 1837 te Leiden tot doctor in de letteren. In 1838 werd hij docent Frans, Nederlands, Engels, Duits en Hebreeuws aan het gymnasium te Leiden. Hij werd geïnspireerd door Goethe, over wie en wiens werk hij vanaf 1838 publiceerde. In de jaren 1840-1859 was hij aan het Zutphense Gymnasium werkzaam als leraar in de moderne talen “Hollandsch, Fransch, Engelsch en Duitsch”. Door zijn taalonderwijs ging hij zich ook interesseren voor taal en taalwetenschap. Hij schreef enkele belangrijke naslagwerken i.v.m. spraakkunst. In april 1859 werd hij benoemd tot hoogleraar in de letteren te Utrecht, aanvankelijk in de “bespiegelende wijsbegeerte”, en kort daarna in de vaderlandse geschiedenis inclusief het Nederlands.
Links[wikipedia], [dbnl]
Naamte Winkel, Lamert Allard
Datums° Arnhem, 13/09/1809 - ✝ Leiden, 24/04/1868
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; professor
VerblijfplaatsNederland
BioLamert Allard te Winkel was een invloedrijk Nederlands taalkundige en lexicograaf. Van Arnhem afkomstig, waar hij geboren was op 13 september 1809 begon Te Winkel zijn carrière als leerkracht en privéleraar, maar ontwikkelde zich door zelfstudie tot een expert in taalkunde en klassieke talen. In 1851 werd hij leraar aan het gymnasium te Leiden. Samen met Matthias de Vries was hij de grondlegger van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de naar hen genoemde spelling-De Vries en Te Winkel, die vanaf 1863 ook in Vlaanderen toegepast werd. Daarna wijdde hij zich volledig aan het redactiewerk voor het WNT. Hij overleed op 24 april 1868 te Leiden.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]

Titel - ander werk

TitelWoordenboek der Nederlandsche Taal
AuteurDe Vries, D.; Te Winkel, L.A.
Datum1864-2001
Plaatss-Gravenhage
UitgeverNijhoff
Links[wikipedia]
TitelDe Vrijheid (periodiek)
Datum1863 - 1875 [?]
PlaatsKortrijk
Uitgever[s.n.]

Titel22/06/1874, Brugge, Adolf Juliaan Duclos aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Duclos Adolf Juliaan aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 22/06/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDuclos, Adolf Juliaan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum22/06/1874
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x134
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5012
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17224
Inhoud
IncipitGij moet onzen brief ontvangen hebben
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.