<Resultaat 553 van 2578

>

p1

+

Weerde vriend,

Gij belooft te lezen of te spreken over eenige westvlaamsche desiderata.[1] Daar wij een programma moeten schikken van de vergadering, zou het noodig zijn te weten in welk vak deze aanmerkingen zullen vallen, ten einde ze te stellen op de plaatse waar zij best passen.

Hebt gij nu Eug. van Oye'ns Morgenschemer gansch gelezen? 't Is een ellendig en jammerlijk dingen van al dat katoen! Sommige stukken gaan toch allemenschen! te verre. Ziet eens: slotwoord, bl. 406; naaktheid, bl. 376.; den derden boek, liefdepeerlen, bl. 77, die met een laaiend liefdevier geschreven is, en den jongeling deerlijk veel kwaad moet doen met zijn passien te ontsteken; - in de duinen, bl. 167; aan een lief kind, bl. 180; de geliefde, bl. 184, en p2andere en andere, die wel niet ex professo slecht zijn, maar die allemale den jongelings inbeelding verhitten, en ze opendoen voor gedachten die in tijd genoeg komen, en niet en moeten opgewekt worden.

Spreken wij nu van V. Oyen's gedichten in R. d. H. zullen wij daarmeê de studenten niet ophitsen om dien boek te koopen en te lezen? en zal die lezing hun geen kwaad doen? en zullen wij niet verantwoordelijk zijn van 't kwaad dat zij eruit zullen geleerd hebben of ingegeven zijn? 'k Weet wel, men moet niet dibbachtig zijn en niet al te benauwd; men moet juist alles aan de jonkheid niet verborgen laten, en vele studenten vallen in 't kwaad omdat zij in eens voelen hunne oogen opengaan en begoocheld zijn door den tooverglans van eene nieuwe onbekende wereld, waarvan ze slechts den blijden voor-

smaak kennen door de slechte genegentheden van hun herte, maar den bitteren achtersmaak niet gewezen zijn op voorhand.

Mij dunkt, die questie is gewichtig en dient onderzocht te worden.

Ten anderen, spreken wij in R. d. H. van den Morgenschemer niet, wij schijnen den boek en den schrijver als vreemd aan onze taalgedachten te verwerpen.

Indien gij van gedacht blijft eene recensie te schrijven,[2] en laat dan niet het hoe eerder hoe liever te doen; - maar gij zult goed vinden peis ik - met vele voorzichtigheid te werke te gaan. Hem behouden en de onze in hun verlies niet jagen moet het grondgedacht van den artikel zijn. Dunkt het u niet?

Waar blijft uwe taalquestie over debo's germanismen?[3]

Uwe aanmerkingen op mijn Spaars-p4laken zal ik drukken,[4] maar zij en overtuigen mij niet.

Fernand Cremmery is nu ook in de Gilde: tracht hem op te wekken - zonder het hem te klaar te zeggen - om niet vele verzen te maken. Liever een legendeke in proza van tijd tot tijd.

Men zegt mij dat Soenen, prof te Kortrijk, schrijver is. Ware er geen middel hem in de Gilde te krijgen, en hem aan 't schrijven te zetten?

Vele groetenissen van t'huis.[5]

Toegenegen in Christo.

Ad. Duclos. presbyter

46561:09.07.1874, Brugge, Goedkeuring van Mgr. Antoon-Jan-Philip Wemaer tot publicatie van Het Pelgrimboekske van Sint-Louis

p1
Goed Keuring[6]

Wy keuren zeer geerne goed "Het Pelgrimsboekske van St-Louis, by Deerlyk" Wy wenschen dat dit werkske, door den Eerweerden Heer Gezelle, onderpastor te Kortryk, opgesteld, de godvrugtigheid tot Sint Benedictus in geheel het Bisdom van Brugge verspreide.

Brugge 9 July 1874
A. Wemaer Vicaris Generaal

Noten

[1] Verwijzing naar de lezing die hij zou geven voor de jaarvergadering van de Gilde van Sint-Luitgaarde op 18 augustus 1874, met als titel ’over eenige Westvlaamsche desiderata‘, zie brief van G. Gezelle aan A. Duclos van 06/07/1874.
[2] Adolf Duclos had Guido Gezelle gevraagd om een recensie te schrijven voor Rond den Heerd van de pas verschenen dichtbundel Morgenschemer van Eugeen Van Oye.
[3] Taalquestie was een rubriek in Rond den Heerd. Guido Gezelle had Adolf Duclos begin juni geschreven dat hij werknotities had over de beschuldiging van J Nolet de Brauwere van Steeland dat de L.L. De Bo en de Westvlamingen germanismen schreven, zoals 'verwandelen', 'schalte' of ''t liegt aan u'. Omdat ze te laat waren om in De Bo’s antwoord opgenomen te worden, zouden ze in Rond den Heerd verschijnen.
[4] Guido Gezelle, Spaarslaken. In: Rond den Heerd: 9 (2 augustus 1874) 36, p.296.
[5] Hij bedoelt de familie Duclos, die Guido Gezelle kende.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamSoenen, Edmond
Datums° Wingene, 19/12/1845 - ✝ Brugge, 27/09/1903
GeslachtMannelijk
Beroepgeestelijk bestuurder; leraar; onderpastoor; honorair kanunnik
BioIn december 1869 werd Edmond Soenen, zoon van Ferdinand Soenen, winkelier, en Seraphina Ockier, naaister, leraar aan het college van Kortrijk. Hij werd tot priester gewijd te Brugge op 17/12/1870. Vervolgens was hij onderpastoor te Izegem (17/09/1879) en geestelijk bestuurder van de zusters van de barmhartigheid Jesu te Brugge (04/12/1885). Hij was er verantwoordelijk voor het Sint-Juliaansgesticht, een instelling voor krankzinnigen. Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht n.a.v. zijn priesterjubileum "Eerweerdigheid des Priesters, steun en staf". Gezelle had hem in Kortrijk goed gekend want beiden maakten deel uit van het bestuur van het Davidsfonds. Hij was ook lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Soenen werkte ook mee aan de Gazette van Kortrijk. In 1892 werd hij honorair kanunnik van Sint-Salvator te Brugge en bijgevoegd secretaris van het bisdom.
Links[odis]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedichten; lid Gilde Sinte-Luitgaarde; correspondent
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamCremmery, Fernand; Louis Ferdinand Marie Joseph; L.C.F.J.; F.C.
Datums° Boezinge, 29/11/1850 - ✝ Merkem, 26/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar; schrijver
BioLouis Ferdinand Marie Joseph Cremmery werd geboren op 28 november 1850 in Boezinge als zoon van Louis Amand Cremmery en Melanie Vandeputte. Hij trouwde op 8 augustus 1874 met Alix Coucke en vestigde zich als handelaar in steenkool en wijn in de Rijselsestraat te Kortrijk. Van 1868-1874 schreef hij verhalen en gedichten voor 'Rond den Heerd'. Hij kwam even ter sprake als lid van de Gilde van Sint-Luitaarde en was medeoprichter van het Davidsfonds te Kortrijk. Hij overleed op 26 augustus 1892 te Merkem.
Relatie tot Gezellemedewerker; correspondent
BronnenRijksarchief

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]
TitelHet Pelgrimsboekske van Sint-Louis bij Deerlijk ; dat is het leven van Sint-Benedictus, patriarch van de Benedictinen, Met gebeden en andere oefeningen van devotie, benevens eenige aanteekeningen over Sint-Louis en de Eerweerde Heeren Proosten en Pastors aldaar. Kortrijk: Felix Vanderghinste, 1874

Titel - ander werk

TitelMorgenschemer Gedichten van Eugeen van Oye: 1856 - 1870
AuteurEugeen Van Oye
Datum1874
PlaatsOostende e.a.
UitgeverF. Claassen

Titel09/07/1874, Brugge, Adolf Juliaan Duclos aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Koen Calis
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Koen Calis, Duclos Adolf Juliaan aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 09/07/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDuclos, Adolf Juliaan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum09/07/1874
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.166-167 (136b); Gedichten, gezangen en gebeden en Kleengedichtjes II, p.147 (citaat)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x136
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op zijde 1 linksboven: wapenschild (rood en blauw): Geloofd zij Jesus-Christus
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5020
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17226
Inhoud
IncipitGij belooft te lezen of te spreken over
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.