<Resultaat 557 van 2578

>

p1

+

Eerweerde Heer en Vriend,

Mijn inzicht is - indien 't mogelijk is - de Emulatie den baard af te doen voor 't gene de gevonden schilderingen[1] betreft, en ze te doen calqueeren voor R. d. H. Toch en zal ik zelve maar kunnen komen den 3 Oegst, met mijnen teekenaar mede, en gij zoudt moeten - inscio decano[2] al de opschriften nauwkeurig opteekenen - en eene nauwkeurige beschrijving maken van gansch het stelsel, zoo onder opzicht van teekening als van kleedie en coleurwending.

Dit werk zoudt gij moeten aanstonds aangaan, opdat R. d. H. het zou kunnen drukken vooraleer de Emulatie erop gepeisd heeft - die heeren peizen lange en weinig gewonelijk maar wij en mogen 't niet betrouwen - 't Ware panne,[3] kon de beschrijving mij toekomen voòr den 2 Oegst. 'k Verwachte dat gij mij zult dit bewijs geven van uwe voortdurende genegentheid wegens uw troetelkind R. d. H. dat toch zijn IXste jaar beleeft - tot spijt van die 't benijdt.

Gij belooft de Kölnische Zeitung en zij en is in 't pakske niet. Zendt ze met de post onder band. 'k Zal den artikel doen vertalen of zelve vertalen.[4]

Van 't uitgeven uwer gedichten zal ik aan de vrienden spreken.[5] k En hebbe nu alsan niet veel tijd; maar tusschen hier en eenige dagen zal het beter gaan.

Paul Alb. Th. heeft ook t' mijnent geweest, en is bij mij wel twee uren gebleven. - Hij en zal hij tegen ons niet schrijven: maar die lieden zijn zeerp2onwetende voor 't gene onzen schrijftrant aangaat. Hij peisde dat wij wilden pastiches maken van de XVe eeuw!! 'k Heb hem geantwoord dat Wij het toch niet helpen kosten, was onze thans levende tale nog juiste aan de tale uit de jaren 12 - 1500 gelijk. Dat het een reden zou zijn voor alle nederduitschers om te schrijven lijk wij doen etc. etc. - Hij vindt dat de Vries en consoorten al zoo wel als wij dialect schrijven - ; maar ons dialekt leeft zei ik -; en hun dialekt - zei hij - is iets dat zij uitvinden, eene conventioneele tale.

Dr. Johan Winkler, van Leeuwaarden, heeft een dialecticon gemaakt in 2 vol. - Hij schrijft er 7 of 8 bladzijden lof zonder weêrga van G. Gezelle - V. Huys - Duclos - Callebert, Flamen enz., die hij noemt. Die, zegt hij - hebben het vast. - en zelve die Vries[6] schrijft schier gelijk wij schrijven. Hij is vijandig tot de dood tegen de geiekte tale die uitgevonden wordt door eenige hollandsche geleerden die halsstarrig hun gedacht willen doen doordringen.

Wij hebben hem geschreven om hem geluk te wenschen. Hij antwoordt, 23 Julij, onder andere als volgt.

"Onder die allen (brieven van gelukwensching, van instemming en hoogschatting) zijn er maar weinigen, die mij zoo bijzonder aangenaam waren als uwen (sic) brief, omdat ik groote voorliefde koester voor de Westvlaamschep3Streekspraak, die, naar mijn inzien, de eerste, de hoogste plaats moet innemen onder alle nederduitsche tongvallen. Want ze is de oorspronkelijkste van woorden, de vloeiendste van zinbouw, de zoetste, de welluidendste van klanken.

Bovendien koester ik de volkomenste instemming met de westvlaamsche letterkundigen, die hun schrijftaal putten uit den eenigen, waren bron, uit de rijke, schoone, altijd levensfrisschen bron der volkssprake; de volkomenste instemming met hen, bij wien het levende woord meer geldt dan de doode letter, en die de eenvoudige, ongekunstelde en niet opgesmukte sprake des volks te schoon, te bevallig, te zoet en te rein vinden om haar als Hollanders en Brabanders doen, in een stijf en knellend keurslijf te wringen en dwingen, of haar op fransche stelthakken moeielijk en kunstmatig te laten voorttrappelen....

Eene vraag verstout ik mij nog om te doen, en uwe vriendelijke welwillendheid geeft er mij den moed toe. Ik zoude zoo geerne eens kennis maken met "Rond den Heerd", dewijl ik dat tijdschrift nog slechts bij name, en niet van aanzien kenne. Zoo vraag ik u vriendelijk: “och! zend mij eensp4een nummer er van !" -...

Johan Winkler.

Wat zegt gij daarvan? en wat zou er Nolet de brauwer van Stinkeghem van zeggen? en al die andere keurslijfsnoerders die 't vel van de ribben afwringen en 't herte in de borst versmachten?

'k En hebbe maar een N° meer te kort van de Warande, en 't is de 5de aflevering van tome V. Zoekt ze a.u.b. - ik zou zoo geerne de D.W. doen binden.

VDoorne heeft bij mij geweest. Hij gaat de farm of Aptonga vertalen.[7]

Kent gij geen gast te Kortrijk die rond Vlaanderen reist met prijsboeken van de eene pastorie naar de andere? Pastor V. Hullebusch zegt dat er zoo een is te Kortrijk.

-Ik vinde dat ac van Cortrac, Viroviac etc. Keltisch is en water bediedt, kent gij niemand in Schotland om u daarover bescheed te geven? of in de Gallische provincien van England?

Hierbij eene nota van M. Rembry om uitleg over 't woord: evellanden.[8]

Onze vergadering ziet er goed uit te wege.[9] Gij zoudt moeten maken dat Advocaat Verriest toch over geen kerkmusijk en spreekt. Goormachtigh heeft aan

veerd voor de Gilde, met een zoet vlaamsch briefke te schrijven, dat bewijst hoe zeer hij 't vlaamsch kent en schrijven kan. - Hebt gij niet eenige volksliedjes liggen op gekende wijzen, die wij zouden kunnen verkoopen - op vliegbladjes - aan liedjezangers. VDMeulebroucke zal daarover spreken in de vergaderinge.

Ad.Duclos
*p1

't gene ik meest verlange 't is dat gij zoudt doen 't gene hier in het eerste deel van mijnen brief staat wegens de muurschilderingen van Kortrijk.

Noten

[1] In zijn vorige brief heeft Guido Gezelle Adolf Duclos op de hoogte gebracht dat er middeleeuwse muurschilderingen gevonden waren bij restauratiewerken aan de toren van de Sint-Maartenskerk te Kortrijk.
[2] Vertaling (Latijn): zonder dat de deken het weet. Deken Ferdinand Van de Putte was immers lid van het Genootschap voor Geschiedenis (Emulatie).
[3] Volgens het Westvlaamsch Idioticon zegt men ”Het is panne” van iets dat goed uitvalt of eindigt, een succes.
[4] Samen met zijn vorige brief aan Adolf Duclos van 07/1874 zou Guido Gezelle een nummer van de Kölnische Zeitung met een artikel over Fritz Reuter sturen.
[5] Guido Gezelle had plannen voor een nieuwe uitgave van zijn Verzamelde werken. Die verschenen tussen 1878 en 1880 te Leuven en Roeselare bij uitgevers Fonteyne en De Meester. Aan zijn eerder verschenen bundels werd een vierde deel toegevoegd met ongebundeld werk onder de titel Liederen, Eerdichten et reliqua waarin ook gedichten opgenomen werden die eerder in Rond den Heerd verschenen waren, zoals ’Boerke Naas‘. In 1873-74 speelden ze met het idee om dit als een deel van de Bibliotheke rond den Heerd uit te geven.
[6] Foutief voor ’die Fries‘ (nl. Johan Winkler).
[7] Guido Gezelle had in juli 1873 het Engelse origineel meegekregen om een vertaling te maken, bedoeld als feuilleton in Rond den Heerd. Adolf Duclos zou er tevergeefs maanden om vragen tot Gezelle het boekje en de opdracht terugstuurde zodat Duclos de opdracht kon doorgeven aan iemand anders.
[8] In Rembry’s boek Saint Gilles, sa vie, ses reliques, son culte en Belgique et dans le nord de la France (Gailliard, 1881-1882) vinden we p. 154-156 van deel 2 terug dat het woord voorkomt in een register van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in een passage over offergaven aan Sint-Gillis. 'Evelanden’ worden verklaard als offerkaarsen door vrouwen aangestoken, met name als zuiveringsritueel wanneer ze terug toegang tot de misviering kregen na een bevalling.
[9] De eerste jaarvergadering van de Gilde van Sint-Luitgaarde vond plaats op 18 augustus 1874.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Peter Paul
Datums° Amsterdam, 21/10/1827 - ✝ Kessel-Lo, 01/02/1904
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; auteur; geschiedschrijver; letterkundige
VerblijfplaatsNederland
BioPaul Alberdingk-Thijm was hoogleraar in de Nederlandse en Germaanse Letterkunde aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij was een jongere broer van de Nederlandse letterkundige Jozef Alberdingk-Thijm die o.m. in 1855 het tijdschrift 'Dietsche Warande' had opgericht. Na hogere studies te Utrecht zette hij zijn opleiding in Duitsland (Freiburg) voort. Hij werd eerst leraar te Maastricht, daarna, vanaf 1870, hoogleraar te Leuven. Hij werd meteen tot ondervoorzitter, en na de dood van Pieter Willems in 1898, tot voorzitter gekozen van het Vlaamse studentengenootschap 'Met Tijd en Vlijt' waardoor hij een bijzondere invloed uitoefende op de jonge Albrecht Rodenbach. In 1875 werd hij tevens stichter en eerste voorzitter (1875-1878) van het Davidsfonds. In oktober 1886 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en in december van datzelfde jaar nam hij de 'Dietsche Warande' over van zijn broer. Hij verkocht het tijdschrift in 1899 aan Maria Belpaire die het blad samensmolt met 'Het Belfort'. Als auteur publiceerde P. Alberdingk-Thijm literaire en historische studies die getuigen van een breed humanistische visie.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamFlamen, Gustaaf Hendrik
Datums° Brussel, 24/025/1837 - ✝ Brugge, 26/03/1920
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; directeur; dichter; schrijver
BioGustaaf Flamen, zoon van Charles Flamen, handelaar, en Anne Marcus, studeerde aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (1851-1857). Onder invloed van zijn leerkrachten, zoals L.L. De Bo en Verraes ontwikkelde hij daar al een vorm van flamingantisme. Zijn muziekleraar Hyacinthe Labbe liet hem zijn muzikale talenten ontdekken.Hij speelde o.a. viool. In 1857 startte hij zijn priesteropleiding aan het kleinseminarie te Roeselare. De opleiding duurde vier jaar en hij had er Guido Gezelle als leraar Nederlands. Vervolgens ging hij naar het grootseminarie te Brugge. Hij ontving er op 09/07/1862 zijn priesterwijding. Hij werd leraar aan het college te Kortrijk (20/03/1862) en aan het kleinseminarie te Roeselare (15/09/1867), waar hij samen met zijn collega Hugo Verriest een grote invloed had op Albert - later Albrecht Rodenbach, als wiens "ontdekker" hij beschouwd wordt. Hij was onderpastoor te Ruiselede (06/08/1873) en pastoor te Meetkerke (07/04/1893), waar Gezelle vaak aan huis kwam. Hij nam ontslag te Meetkerke op 08/06/1906 en op 07/12/1906 werd hij directeur van Sint-Trudo te Brugge. Hij schreef redevoeringen in de Handelingen der gilde van St. Luitgaarde te Brugge, artikels in Rond den Heerd en in andere tijdschriften. Hij publiceerde ook ander werk zoals toneelstukken en historische drama's.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGoormachtigh, Louis Marie
Datums° Dottignies, 02/09/1836 - ✝ Heule, 15/03/1887
GeslachtMannelijk
Beroepmusicus; leraar; geestelijk directeur
BioLouis Goormachtigh, zoon van Eugène Goormachtigh, gemeentesecretaris, en Natalie Dieryck, was de broer van Edezius Goormachtigh. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare waar hij les kreeg van Johan De Stoop. Hij werd een bezieler van de gregoriaanse muziek. Als seminarist aan het grootseminarie zou hij als eerste de kerkzang met een seminaristenkoor tot uitvoering brengen. In 1860 publiceerde hij: Prinicpes élémentaires du plain-chant, suivis des règles de la psalmodie et des formules du cantus accentus, divisé en trois parties. Hij werd op 25/05/1861 tot priester gewijd te Brugge en In april 1861 werd hij leraar aan het college van Kortrijk. Op 21/06/1878 werd hij geestelijk directeur van de zusters van Liefde te Heule.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamHuys, Victor; Huus; Felix
Datums° Geluwe, 17/06/1829 - ✝ Zillebeke, 09/01/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; onderpastoor; leraar
BioVictor Leo Huys werd op 17 juni 1829 te Geluwe geboren als zoon van Ivo Huys (1792-1875), smid, en Isabella-Clara Ghesquiere (1792-1867). Na zijn middelbare studies aan het college van Menen, studeerde hij samen met Gezelle aan het grootseminarie te Brugge. Ze raakten bevriend en werden op dezelfde dag, 10 juni 1854, tot priester gewijd in de Sint-Salvatorkathedraal. Ook waren ze een tijdlang collega’s aan het Kleinseminarie van Roeselare, waar Victor in september 1853 als leraar gestart was. Dit zou hij nog doen tot 1862. In deze periode ontpopte hij zich ook tot begenadigd schrijver: vanaf 25 april 1857 schreef hij in de Standaerd van Vlaenderen een reeks Bakeland-legenden, die in 1860 ook als boek werden gepubliceerd onder de titel ‘Baekeland, of de Rooversbende van ’t Vrybusch. West-Vlaemsche Legenden’. In 1861 volgde de publicatie van ‘De legenden van Sinte Franciscus van Assizië’, waaraan Gezelle had bijgedragen. In 1862 werd Victor Huys benoemd tot onderpastoor te Wervik, waar hij bleef tot aan zijn overplaatsing naar Zillebeke in 1874. Daar werd hij pastoor en kreeg hij vanaf 1878 hulp van Jozef Gezelle als onderpastoor. Met de steun van baron de Vinck richtte hij in Zillebeke een katholieke school op. Ook publiceerde hij nog ‘Spiegel der Jonkheid’ en een werkje over de heilige Catharina, patroonheilige van zijn parochie. Na er dertig jaar pastoor geweest te zijn, overleed hij op 9 januari 1905.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medeseminarist; collega
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://schrijversgewijs.be/schrijvers/huys-victor-l/; https://nl.geneanet.org/;
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamRembry, Ernest
Datums° Moorsele, 22/01/1835 - ✝ Brugge, 14/05/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; ondersecretaris; secretaris; vicaris-generaal; historicus
BioErnest Rembry, zoon van Jean-Aimé Rembry, geneesheer, en Clementine-Amande Delva, studeerde aan het college te Menen en kerkelijk recht te Leuven waar hij op 11/07/1859 zijn baccalaureaat behaalde. Hij werd op 29/05/1858 tot priester gewijd. Op 09/07/1859 werd hij onderpastoor van Sint-Gillis te Brugge. Hij schreef een geschiedenis van de Sint-Gilliskerk, van haar pastoors en van alle gebeurtenissen en belangrijke personen op deze parochie, door de eeuwen heen. Hij werd op 02/01/1862 ondersecretaris van het bisdom Brugge, op 24/11/1873 erekanunnik en op 29/08/1884 secretaris en officiaal. Op 20/04/1885 werd hij titulair kanunnik en op 31/05/1894 vicaris-generaal. Hoe hoger hij steeg in aanzien en vertrouwen bij de kerkelijke overheid, hoe meer hij ook Gezelle kon helpen. Hij was betrokken bij de stichting van het tijdschrift 'Rond den Heerd' en hij publiceerde ook in het tijdschrift 'Biekorf'. Hij las zijn laatste mis in de Sint-Jacobskerk op 9 mei 1904 om enkele dagen later te sterven.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Caroline Verstraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899, Gent, 1987 (Gentse bijdragen tot de literatuurstudie, nr. 10).
NaamVan De Meulebroucke, Pieter Frederic
Datums° Berchem (Oudenaarde), 09/11/1823 - ✝ Berchem (Oudenaarde), 12/1908
GeslachtMannelijk
Beroepburgemeester; kunstschilder; schrijver; dichter
BioPieter Frederic Van De Meulebroucke werd op 9 november 1823 geboren te Berchem (Kluisbergen) als zoon van Frederic Van De Meulebroucke (1793-1861) en Maria Catharina Dorothea Petit (°1795). Hij was burgemeester van Berchem bij Oudenaarde (nu Kluisbergen) en lid van de gilde van Sinte-Luitgaarde. Hij schreef artikels voor ‘Rond den Heerd’ en vier artikels in ‘Biekorf’. Hij overleed eind 1908.
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenboekje Cordelia; lid van de gilde van Sinte-Luitgaarde
Bronnen https://gw.geneanet.org/wullus?n=vandemeulebroecke&oc=&p=pieter+frederic
NaamVan De Putte, Ferdinand
Datums° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; deken; historicus; filoloog
BioFerdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenGeldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320
NaamVan Doorne, Hendrik Karel Evarist; Poucke; H. Jansseune, H. Godschalck en H.K.E.v.D.v.P.
Datums° Poeke, 16/04/1841 - ✝ Poeke, 14/09/1914
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsEngeland
BioHendrik Van Doorne maakte voor het eerst kennis met Gezelle toen hij in 1854 het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare begon. Gezelle ontfermde zich als surveillant over de dertienjarige die veel heimwee had naar huis en gaf hem de bijnaam 'Poeke', naar zijn thuisdorp. Hij had ook een goede relatie met Van Doornes familie, die hij verschillende keren thuis bezocht. Gezelle is nooit klasleraar geweest van Van Doorne, wel gaf hij hem les in Vlaams en Engels. Toch zijn bijzonder veel gedichten in verband te brengen met die leerling. De meeste werden door Van Doorne verzameld of zijn door Gezelle in zijn album geschreven. Slechts enkele daarvan zijn persoonlijk aan Van Doorne opgedragen, b.v. ‘k Hoore tuitend’ hoornen (augustus 1860). Niet toevallig dateren die gedichten hoofdzakelijk uit de zomer van 1860. Toen Gezelle daarna naar Brugge vertrok, volgde Van Doorne hem naar het Engels College en later het Engels Seminarie te Brugge. In augustus 1865 werd hij priester gewijd en een jaar later vertrok hij naar Engeland. Daar bleef hij ruim 30 jaar werkzaam. Hij was werkzaam te West Cowes, eiland Wight (1866), St. Joseph's, Southampton (1868) en Christ Church, ten westen van Lymington (november 1871), waar hij in contact kwam met de familie Weld. In mei 1873 werd hij directeur van het klooster te Roehampton (Londen) en in juni 1874 onderpastoor te Camber-well (Surrey). Op 01/06/1881 werd hij pastoor te Brixton. In februari 1901 nam hij ontslag en verbleef voor onbepaalde tijd op Lulworth Castle (Dorset) bij de familie Weld. Rond 1902 ging hij terug naar het ouderlijke erf te Poeke, waar hij in 1914 overleed. Vandoorne had een zekere literaire aanleg en Gezelle zag in hem “een nieuwen schoonen dichter”. Hij hielp Verriest bij het voorbereiden van Gedichten, gezangen en gebeden (1862) en zou ook aan Rond den Heerd meewerken. Behalve een roman schreef hij ook een niet afgewerkt Gedenkboek met zijn herinneringen aan Gezelle te Roeselare.
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; gelegenehidsgedichten; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III ; http://www.gezelle.be; Arnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017
NaamVerriest, Adolf
Datums° Deerlijk, 15/08/1830 - ✝ Kortrijk, 21/06/1891
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; dichter; componist
BioAdolf Verriest werd geboren te Deerlijk op 15 augustus 1830 als zoon van Petrus-Johannes Verriest (1796-1871), koopman en armenmeester in Deerlijk. Hij was de oudere broer van Hugo Verriest en Gustaaf Verriest. Na de lagere school in Deerlijk liep hij college aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij een studiegenoot was van Guido Gezelle. Hij werd er de eerste voorzitter van de door Gezelle gestichte Lettergilde en zou voor het leven bevriend blijven met hem. Na zijn collegetijd volgde hij studies in de Letteren en de Rechten aan de Leuvense universiteit. In 1858 werd hij advocaat in Kortrijk en manifesteerde er zich als voorvechter van de volkstaal. Hij had er ook politieke ambities en werd er gemeenteraadslid van 1870 tot 1886 en schepen van 1886 tot aan zijn dood op 21 juni 1891. Hij was zeer actief in het Kortrijkse culturele leven in de jaren 1870 en 1880 (o.a. als voorzitter van het Davidsfonds en bestuurslid van de muziekschool). Hij was dichter en publicist (Gedichten en aanspraken. Kortrijk, 1893). Hij componeerde zelf liederen en vroeg Gezelle vaak om vertalingen van liederen. Gezelle schreef voor hem heel wat gelegenheidsgedichten waaronder: Adolf, mijn vriend, mijn advocaat. Gezelle was vriend aan huis en steunde Adolf met zijn politieke activiteiten.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamVanhullebusch, Charles Constant; Carolus
Datums° Tielt, 21/12/1818 - ✝ Izegem, 30/12/1879
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schrijver
BioCharles Vanhullebusch, geboren op 21 december 1818 in Tielt, was de zoon van dokter Joseph Vanhullebusch en Sophia Vandergucht. Na zijn priesterwijding op 17 december 1842 begon hij zijn carrière als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge en vanaf 1843 aan het college van Tielt, waar hij Leonard De Bo als leerling had. In 1848 werd hij onderpastoor in de Sint-Tillo'skerk te Izegem, gevolgd door functies als onderpastoor in Tielt en pastoor in Oekene en Zwevezele. Na zijn ontslag in januari 1879 bleef hij nog enkele maanden in dienst, waarna hij zich terugtrok naar Izegem. Daar diende hij als priester in het gesticht Sint-Jozef en woonde bij de Zusters van Liefde, waar hij op 30 december 1879 overleed. Vanhullebusch was lid van de Gilde van Sint-Luitgaarde en onderhield contact met Adolf Duclos en Leonard De Bo. In 1866 publiceerde hij een verkorte versie van het Oude Testament als leesboekje voor kinderen en in 1869 een catechismus met uitleg. Beide werken, geschreven in de volkstaal, worden vermeld als bronnen voor het Westvlaamsch Idioticon, waaraan hij ook bijdroeg.
Links[odis]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLeeuwarden

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]
NaamGenootschap voor Geschiedenis te Brugge (Société d'émulation)
BeschrijvingHet genootschap voor geschiedenis werd opgericht in 1839 met het oog op het uitvoeren en valoriseren van historisch onderzoek in de provincie West-Vlaanderen en het oude graafschap Vlaanderen. Hoewel Gezelle niet persoonlijk betrokken was bij het genootschap had hij veel contact met prominente leden als Charles Carton, Joseph-Olivier Andries, Hendrik Rommel.
Datering1839
Links[odis], [wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLiederen, eerdichten et reliqua
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]
TitelVerzamelde werken. Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880

Titel - ander werk

TitelDietsche Warande (periodiek)
AuteurAlberdingk Thijm, Jos.; Alberdingk Thijm, Paul
Datum1855-1874; 1886-1899
PlaatsAmsterdam; Gent
UitgeverVan Langenhuysen, C.L.; Leliaert
TitelAlgemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon
AuteurWinkler, Johan
Datum1874
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelSaint Gilles, Sa vie, ses reliques, son culte en Belgique et dans le Nord de la France. Essai d'hagiographie
AuteurRembry, Ernest
Datum1881-1882
PlaatsBrugge
UitgeverEdward Gailliard
TitelKölnische Zeitung (periodiek)
Datum1798-1945
PlaatsKeulen
UitgeverDuMont-Schauberg
TitelThe Farm of Aptonga: A Story for Children of the Times of S. Cyprian
AuteurNeale, John Mason
Datum1856
PlaatsBurntisland
UitgeverPitsligo Press

Titel25/07/1874, Brugge, Adolf Juliaan Duclos aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Duclos Adolf Juliaan aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 25/07/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDuclos, Adolf Juliaan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum25/07/1874
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inGedichten, gezangen en gebeden en Kleengedichtjes II, p. 16 (vermelding)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x133
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijden 1 en 4 in twee richtingen beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5024
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17227
Inhoud
IncipitMijn inzicht is - indien 't mogelijk is - de
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.