Zijt zoo goed tegen Sint Eloysdag[1] zonder uitstel, uwe verhandeling drukveerdig te maken.
Reeds zijn wij begonnen drukken.
N.B. Ware ‘t niet wel indien gij op het einde een woordeke zegdet bijzonderlijk om al uwe oude studenten op te wekken tot het schrijven; vele zijn der die ‘t wel kunnen, en maar zeer weinig die het doen.
2°. Zoudt gij mij het fijne niet kunnen zenden aangaande het verblijf der Gijpten of Bohemiens[2] dat over 2 of 3 jaar in de omstreken van Kortrijk gedaan is geweest De “Journal de Courtray” heeft er van gehandeld – Als gij kunt, zend die p2numeros naar mij, ‘k zal ze in ‘t korte ongeschonden wederbeschikken. Daar is immers iemand die over de Gypten eene Studie doet om in R.d.H. te drukken.
In afwachting dat gij aan mijne vrage zult voldoen, heb ik de eer Ulieden te groeten