<Resultaat 530 van 2585

>

p1

Eerweerde Heer en Vriend.

Zoudt gy niet willen zoo goed zyn de noodige toelatinge te verzoeken voor my en aan wien 't behoort, om te mogen als getuige voor den Kortrykschen rechtbank verschynen en des gevraagd zynde mynen eed doen. 't Is op den 8 April te doen en ik hope dat gy my in tyden zult willen laten weten.

Daar is questie van zekeren Clevers, dien ik nooit gehoord of gezien en hebbe, die te Wevelghem waar ik nooit geweest en hebbe, in mynen name werkvolk te werk gesteld geeten en gedronken heeft verzekerende dat ik op gestelde dag en date met Mynheer den Deken ging achter komen om alles te betalen.

Als het steenen regent ze vallen altyd op mynen kop.

Nollet heeft my zyn notice sur le particularisme etc. gezonden.[1]

Ik meende dat het geheelp2wat anders ging zyn van sterkte 't Is een vervolg op Bergés Cretins[2] op Bergés Mlle van Biervliet[3] op den baleine de l'Apocalypse en de afaire van de leuvensche Professors tegen Van Beneden fils[4] en endelyk van de academische voorstellen om al de kerk schilderyen in een Museum te hangen, waarop Coomans in La Paix uitkomt met zynen voorstel of het niet geradig en zou zyn de Academie zelve in een Museum van oudheden te steken, en te supprimeeren

Ik heb brieven van Bogaers Conscience Alberdingk Bormans. Leopold heeft een boek uitgegeven waarin van onze verzen gelofd worden.[5] Ik heb brieven van Decort, in den Almanak van Thym staat veel[6] etc etc maar ik peinze dat er geenp3antwoorde noodig en is. Decort zou zeker wel willen dat wy 14 dagen of 3 weken zyne Toekomst vol schryven

't Is beter van al de gedane observatien profyt trekken; de aangegeven fauten wegdoen verbeteren en versterkt voort doen, onzen actif te berde brengen en Nollet brave uitlachen met nog een hoop andere daarby.

Wat een geluk dat hy op geen dingen gekomen is gelyk den Waar 't vliegen wilt van Duimke schoot een pruimke etc.[7] en van Woorden en zyn geen oortjes[8] uit welke spreuke al het staal en de kruime weggecorrigeerd is en zoo veel andere dingen die tegen ons eigen opzet strydig zyn

Woorden
En zyn geen oorden

moet het zyn; dan hebt gy 1° dep4echte oude spreuke van 't volk 2o dan hebt gy 't rym 3° dan hebt gy 3° den paradoxe tusschen zuidersch woorden, en noordersch oorden; die alle twee verba beteekenen en als geen verba aangegeven worden, en eindelyk 4 den waren zin

Klappen en is geen betalen
Zeggen en is geen doen

Blyve in afwachtinge van den gevraagden dienst[9] ulieden in Christo

Guido Gezelle5

Noten

[1] Nolets lezing van 2 februari was begin maart gepubliceerd in de handelingen: J. Nolet de Brauwere van Steeland, Notice sur le particularisme linguistique flamand de la Flandre Occidentale. In: Bulletin de l’Académie: 43 (1874) 37, p.206-235.
[2] Bij de bespreking van de nationale statistieken in de Kamer van volksvertegenwoordigers begin 1873 had professor Henri Bergé het Vlaamse landgedeelte ellendig en achterlijk genoemd met woorden als ’crétins’ en ’idiots’.
[3] Mélanie Van Biervliet, directrice van een pensionaat in Tielt, publiceerde in 1863 de brochure ’De l'éducation dans les pensionnats de demoiselles‘, waarin ze het ideaal van de onderdanige, huiselijke vrouw schetste. In 1864 hekelde de liberale professor Henri Bergé dit conservatieve vrouwenbeeld en opvoedingsideaal in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Deze kritiek op het katholiek onderwijs leidde tot een fel debat dat opnieuw oplaaide in 1871 tijdens de begrotingsbesprekingen.
[4] Een eerder incident vond plaats in de Academie Royale naar aanleiding van een verslag van professor Van Beneden over een reis door Zuid-Amerika tijdens de zitting van 7 juni 1873. Hierin verwees hij terloops naar de fabel van Jonas in de buik van een walvis. In de polemiek met de katholieke wetenschappers die volgde, stelde de liberale Brusselse krant L’Etoile zich de vraag hoe de wetenschap zich kon ontwikkelen als ideeën opgesloten bleven in de "buik van de walvis van de Apocalyps".
[5] In de bundel Uit Zuid-Nederland: Vlaamsche verzen en versjes (1868) nam samensteller L. Leopold gedichten op van Guido Gezelle, Eugeen Van Oye en Karel De Gheldere.
[6] Alberdingk Thym had in zijn Volks-Almanak voor Nederlandse katholieken vanaf 1859 werk opgenomen van Guido Gezelle, Karel De Gheldere, Eugeen Van Oye, Victoe Huys en anderen. In 1863 nam hij zelfs een reeks ’West-Vlaamsche dichtspranken’ op.
[7] Op 12 oktober 1872 verscheen in de eindrubriek ’Waar ’t vliegen wilt’ van Rond den Heerd het volgende rijmpje: ”Duimken schoot een pruimken; hij was zoo blij, hij schoot er wel drij; hij was zoo verwonderd; hij schoot er wel honderd ; hij was zoo dul, hij deed zijn broekskén vul.” (p.398)
[8] Op 27 juli 1873 verscheen in de eindrubriek ’Waar ’t vliegen wilt’ van Rond den Heerd de speuk ”Klappen en zijn geen oordjes” (p.280).
[9] De vraag uit de eerste alinea om toestemming te krijgen om als getuige op de rechtbank te verschijnen.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de 'Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken' (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift 'Dietsche Warande', waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij niet van België hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap 'Met Tyd en Vlyt'. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad 'De Tijd'. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBogaers, Adrianus
Datums° Gravenhage, 06/01/1775 - ✝ Spa, 11/08/1870
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; rechter; auteur; dichter
VerblijfplaatsNederland
BioAdrianus Bogaers studeerde rechten en werd vicepresident van de Rotterdamse arrondissementsrechtbank, maar moest door toenemende doofheid in 1851 ontslag nemen. Bogaers deed zijn openbare intrede in de letterkunde in 1832, met zijn werk "Volharden". In 1856 gaf hij "Balladen en Romancen" uit en in 1862 kwam een tweede verrijkte uitgave onder de titel "Balladen en andere Dichtstukjes". In 1859 publiceerde hij de bundel "Gedichten". Een belangrijk werk is het door hem samengestelde "Woordenboek op de dichtwerken van W. Bilderdijk". Verder werkte hij eveneens mee aan taaltijdschriften, zoals "De Taalgids" en "Taal- en Letterbode". Bogaers was ook vaak te gast in de Vereniging van Vlaemsche Bibliophilen van Gent.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/04166421
NaamBormans, Jan Hendrik; Broeder Geraert
Datums° Sint-Truiden, 17/11/1801 - ✝ Luik, 04/06/1878
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; filoloog
BioJan-Hendrik Bormans studeerde klassieke talen aan de Universiteit van Luik en begon zijn loopbaan als docent poësis en retorica aan het Seminarie van Luik (1818-1820). Daarna was hij studiemeester aan het koninklijk college in Luik (1820-1825), docent en rector in Sint-Truiden (1825-1834) en rector in Hasselt (1834-1835). Van 1835 tot 1837 doceerde hij Nederlandse en Griekse letteren aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij via Jan Frans Willems en andere flaminganten interesse kreeg in de Middelnederlandse literatuur. In 1837 keerde hij terug naar de Universiteit van Luik, waar hij klassieke talen en vanaf 1851 ook Nederlands doceerde. Hij ging in 1865 met emeritaat. Als pionier in de studie van de Middelnederlandse literatuur gaf Bormans werken uit zoals Leven van Sinte Christina, Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant en de Brabantse Yeesten. Hij was lid van de Leidse Maatschappij van Nederlandse Letterkunde en speelde een belangrijke rol als lid en rapporteur van de eerste Spellingscommissie. In 1857 publiceerde hij in de Dietsche Warande een Middelnederlandse vertaling van het Leven van Sint-Lutgart en stelde voor haar uit te roepen tot patroonheilige van de Nederlandse taal- en letterkunde, een idee dat bij Guido Gezelle bijval vond. Vanaf 1858 correspondeerde Guido Gezelle met Bormans over een handschrift van Jan Praet, dat Gezelle via Kanunnik Van Verdeghem van de Brugse zwartzusters in bruikleen had gekregen. Bormans werkte jarenlang aan de editie van dit handschrift en publiceerde het in 1872. Hij droeg ook bij aan Gezelles taalstudie. Zijn waardering voor het werk van Gezelle was een argument in de polemiek rond het taalparticularisme.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT)
BronnenHessmann, Pierre. De briefwisseling Bormans-Gezelle. In: Gezelliana: 1 (1970) 1-2, 28-48; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/bormans-jan-hendrik
NaamConscience, Hendrik
Datums° Antwerpen, 03/12/1812 - ✝ Elsene, 10/09/1883
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
BioHendrik Conscience groeide op in een volkse buurt te Antwerpen. Hij brak als romanschrijver door met de historische roman De Leeuw van Vlaenderen (1838), en werd succesvol met zedenromans, op maat van het groeiende Nederlandstalige lezerspubliek. Die bezorgden hem in binnen- en buitenland grote erkenning. Vanaf 1840 was hij griffier bij de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1856 werd hij arrondissementscommissaris te Kortrijk en in 1869 conservator van het Wiertzmuseum in Brussel. Hij stierf in 1883 kort na de inhuldiging van zijn standbeeld te Antwerpen.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamCoomans, Jean-Baptiste-Nicolas
Datums° Brussel, 06/12/1813 - ✝ Schaarbeek, 27/07/1896
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; dagbladuitgever; auteur; politicus; historicus
BioCoomans werd op 21-jarige leeftijd doctor in de rechten aan de rijksuniversiteit van Gent. Hij studeerde ook aan de Sorbonne in Parijs. In 1834 werd hij hoofdredacteur van de Journal des Flandres (Gent). Hij stichtte op 01/01/1841 samen met Dieudonné Stas de Journal de Bruxelles, in 1845 Le Courrier d'Anvers en in 1861 La Paix. Hij was van 1853 tot 1858 hoofdredacteur van L'Emancipation en van La Gazette de Bruxelles. Hij was korte tijd gemeenteraadslid en schepen in Gent. Hij vertegenwoordigde het arrondissement Turnhout in de Kamer vanaf 1848. Hij was naast journalist ook auteur van meerdere werken waaronder Histoire de la Belgique, Gent, 1836.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Cort, Frans
Datums° Antwerpen, 21/06/1834 - ✝ Elsene, 18/01/1878
GeslachtMannelijk
Beroepdichter; publicist; ambtenaar; bibliothecaris
BioFrans De Cort volgde middelbaar onderwijs aan het atheneum te Antwerpen en werkte een korte tijd op een handelskantoor. Na een loopbaan als journalist ("De Grondwet" 1857-1858, "De Schelde" 1858) werkte hij in 1860 bij een Antwerpse stoomvaartmaatschappij. Hij verhuisde naar Brussel en werd er in 1861 secretaris van de auditeur-generaal bij de militaire rechtbank. In hetzelfde jaar werd hij de hoofdredacteur van "De Toekomst", een tijdschrift voor onder meer opvoeding, onderwijs en taal- en letterkunde, waar hij in die functie bleef werken tot in 1875. Hij was medeoprichter van het "Nederduitsch Maandschrift" (1862-1863), het tijdschrift waarin Heremans in 1862 de poëzie van Gezelle als on-Nederlands en provincialistisch afkraakte. Als overtuigd liberaal flamingant schreef De Cort strijdbare gedichten, liederen en gevoelige genrestukjes. Hij vertaalde de liederen van Robert Burns en de oden van Horatius.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Cort,_Frans
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamVan De Putte, Ferdinand
Datums° Rumbeke, 18/03/1807 - ✝ Kortrijk, 08/02/1882
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; deken; historicus; filoloog
BioFerdinand Van de Putte, zoon van Joannes-Jacobus Van de Putte, handelaar, en Maria-Elisabeth Delebecque, werd bij de opstart van het Duinencollege te Brugge in 1834 studiemeester, later leraar wetenschappen en directeur (vanaf 1838). Van de Putte was medestichter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en bestuurslid tot aan zijn dood. Hij schreef heel wat bijdragen voor de Handelingen. In 1843 werd hij pastoor van Boezinge en in 1858 pastoor-deken van Sint-Bertinus in Poperinge. In 1866 werd hij pastoor-deken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk en in 1872 van de Sint-Martinuskerk in Kortrijk. In 1872 bemiddelde hij om Gezelle over te plaatsen van Brugge naar Kortrijk.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenGeldhof, 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. 1986, p.48, 175, 317-320
NaamLeopold, Lubbertus
Datums° Groningen, 12/09/1839 - ✝ Groningen, 12/05/1916
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; pedagoog
VerblijfplaatsNederland
BioLubbertus Leopold was een Nederlandse pedagoog, schrijver en bloemlezer, geboren op 12 september 1839 in Groningen. Hij doceerde jarenlang aan de Rijkskweekschool te Groningen, waarvan hij uiteindelijk directeur werd. Vanaf 1866 publiceerde Leopold een reeks leesboekjes voor het lager onderwijs. Daarnaast werkte hij samen met collega’s D. de Groot en R.R. Rijkens aan de bloemlezing 'Nederlandsche Letterkunde' met de voornaamste schrijvers uit de vier laatste eeuwen (eerste druk 1867). In 1868 publiceerde hij Uit Zuid-Nederland: Vlaamsche verzen en versjes, waarin hij werken opnam van Guido Gezelle, Eugène Van Oye en Karel De Gheldere. Deze publicatie werd als referentie gebruikt in de waardering van het werk van Gezelle en zijn omgeving. Baanbrekend was de dialectbloemlezing 'Van de Schelde tot de Weichsel' (1876-1881), die hij samen met zijn neef Johan A. Leopold voltooide, een van de eerste pogingen om een brede selectie Nederduitse dialecten vast te leggen en te bewaren. Ook met Gezelle werd contact opgenomen. Hij overleed op 12 mei 1916 in Groningen.
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_jaa003191801_01/_jaa003191801_01_0019.php
NaamVan Beneden, Edouard Joseph Marie; Van Beneden, Edouard Joseph Marie (fils)
Datums° Leuven, 05/03/1846 - ✝ Luik, 28/04/1910
GeslachtMannelijk
Beroepwetenschapper; professor
BioEdouard Joseph Marie Van Beneden was bioloog en hoogleraar zoölogie aan de Universiteit van Luik. Hij werd geboren op 5 maart 1846 te Leuven als zoon van de paleontoloog en zoöloog Pierre Joseph Van Beneden. In tegenstelling tot zijn vader was hij een voorstander van Darwins evolutietheorie en nam hij in zijn jeugd afstand van het katholicisme. Zijn werk was van belang voor de vooruitgang van het genetisch onderzoek. In opdracht van de Belgische regering reisde hij naar Zuid-Amerika (1872-1873), waar hij onder meer de dolfijnensoort Sotalia brasiliensis ontdekte. Een lezing waarin hij het bijbelse verhaal van Jonas in de walvis als een fabel bestempelde, zorgde voor ophef. Hij overleed op 28 april 1910 in Luik.
Links[wikipedia]
NaamVan Biervliet, Melanie
Datums° Izegem, 15/07/1813 - ✝ Tielt, 01/05/1892
GeslachtVrouwelijk
Beroeppedagoge; directrice; auteur
BioMélanie Van Biervliet werd geboren op 15 juli 1813 te Izegem als dochter van brouwer Pierre François van Biervliet en Jeanne Vandewalle. Na de vroege dood van hun ouders en het faillissement van het familiebedrijf, opende ze samen met haar zusters Rosalie en Henriette, op 26 mei 1829 een school met pensionaat, genaamd Sainte Marie, in Tielt. Mélanie speelde een centrale rol in het onderwijs en de oprichting van verschillende scholen, waaronder een normaalschool voor meisjes in 1849. In 1856 werd hun religieuze droom verwezenlijkt met de oprichting van hun congregatie, de Zusters van de Heilige Familie. Mélanie publiceerde daarnaast over onderwijs, religieuze en Bijbelse thema’s. In 1863 publiceerde ze de brochure 'De l'éducation dans les pensionnats de demoiselles', waarin ze het opvoedingsideaal van de huiselijke, onderworpen vrouw schetste, wat kritiek uitlokte in liberale kringen, zoals van professor Henri Bergé in 1864. Mélanie werd in 1881 benoemd tot algemene overste van de congregatie, maar vroeg twee jaar later om ontslag om zich volledig te wijden aan haar schrijverschap. Ze overleed in 1892. Ze was een tante van de Leuvense professor Jozef Van Biervliet.
BronnenTen Mandere: nr. 33 -1972 nr. 2, p.27-42
NaamBergé, Henri Joseph Napoléon
Datums° Brussel, 30/12/1835 - ✝ Schaarbeek, 29/03/1911
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; politicus
BioHenri Bergé was een Belgische scheikundige en fysicus, hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) van 1857 tot 1911. Hij speelde een belangrijke rol in de oprichting van de École Polytechnique van de ULB en bekleedde verschillende academische en administratieve functies, waaronder rector van de ULB en hoofd van het Laboratorium voor scheikunde en bacteriologie van Brussel. Bergé was actief in de politieke en vrijzinnige wereld. Als liberaal volksvertegenwoordiger en gemeenteraadslid van Schaarbeek zette hij zich in voor onderwijs en openbare hygiëne. Hij was ook een invloedrijke vrijmetselaar en bekleedde hoge posities binnen de Brusselse loge 'Les Vrais Amis de l'Union' en het Grootoosten van België. Daarnaast was hij medestichter van verscheidene maatschappelijke en vrijzinnige organisaties.
Links[wikipedia]
NaamClevers
GeslachtMannelijk
BioGuido Gezelle trad op 8 april 1874 op als getuige in een rechtszaak te Kortrijk van een zekere Clevers. Die man die hij niet kende, had voor rekening van Gezelle en deken Van de Putte kosten gemaakt om werklieden te werk te stellen en eten te geven. Verder is over deze persoon niets bekend.

Naam - plaats

NaamWevelgem
GemeenteWevelgem

Naam - instituut/vereniging

NaamKoninklijke Academie Brussel
BeschrijvingDe Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique werd officieel ingericht door Willem I op 17 mei 1816, en gereorganiseerd in 1845, maar kende een voorgeschiedenis tot in de Oostenrijkse tijd. In de Gezellestudie is ze vooral bekend omdat Nolet de Brauwere er op 2 februari Gezelle, De Bo en hun kring aangevallen had in zijn ‘Notice sur le particularisme linquistique de la Flandre Occidentale’.
Datering1816

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelVolks-almanak voor Nederlandsche katholieken, ...
AuteurAlberdingk-Thym, Jos. Alb.
Datum1851-1890
PlaatsAmsterdam
UitgeverVan Langenhuysen
TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelLa Paix (periodiek)
AuteurCoomans, Jean-Baptise (red.)
Datum1863-[1896]
PlaatsSchaerbeek
Uitgever[s.n.]
Links[odis]
TitelUit Zuid-Nederland: Vlaamsche verzen en versjes
AuteurLeopold, Lubbertus
Datum1868
PlaatsGroningen
UitgeverJ. B. Wolters

Titelxx/[03/1874], [Kortrijk], Guido Gezelle aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Gezelle Guido aan Duclos Adolf Juliaan, Kortrijk (Kortrijk), xx/[03/1874] . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderGezelle, Guido
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatumxx/[03/1874]
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieDatum gereconstrueerd op basis van de Jubileumuitgave ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inBrieven van, aan en over Gezelle II, p.152-153 (129a)
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 206x131
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, purperen inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papiermerk: Angoulême
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos ; idem rechts [Maart 1874] (inkt, beide hand P.A. ; op zijde 1 rechts in de bovenrand en op zijde 3 in de linkermarge: notities i.v.m. de datum en transcriptie (potlood, onbekende hand)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief8650
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17393
Inhoud
IncipitZoudt gy niet willen zoo goed zyn
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.