<Resultaat 531 van 2608

>

p1+

Heere en Vriend,

De vlage die over 't westvlaamsch hing is opengescheurd. Dr. - horresco referens - Nollet de brauwere van Steelandt - Luckx, heeft zijn clisterium[1] uitgehaald en, - in fransche tale - in de Bulletins de l'acad. roy. des sciences, lettres & beaux-arts - officieel!!- heeft hij 't westvlaamsch op de pinne gebracht.[2] Uwe gedichten,[3] de bos', 't Idioticon, R. d. H., mijn vlaamsche kuste - Weale met Hans Memlinc - 't komt er al in. Wij zijn des separatistes occidentaux - scheurmakers - dwazeriks, des particularistes - des archaïographes (sic.),[4] maar bovenal, lieden die niet anders en schrijven als van God en zijn heiligen in R. d. H., hier en daar, - raca! - met scurrilia[5] doormengeld. O de man die "de glazene ooge" dichtte[6] en die een stuk miek op den pastor die 's kosters g.[7] op den preekstoel toogde![8] t Is altijd de balke en 't strooike.- Nu wij en weten noch van spraakkunst, noch van etymologie, noch van spellen, (al is 't dat wij - zoo hij zegt - om den blinddoek aan te doen de officieele spelling schrijven - peist!) noch van wending, noch van niet met al en weten. De Bo's idioticon is in 3 jaar gemaakt (leest in 13j.), en het beslaat 1500 bl. dus 't en kan niet vele zijn.p2Achter dat hij gezeid heeft dat wij van niet en weten, zegt hij dat wij over alle dingen schrijven: ils exploitent tous les genres: beaux arts, linguistique - sciences, littérature, tous les genres, même le genre ennuyeux[9] (Reinaert s'y connaît!)

Maar 't gene hem meest in den neuze straalt 't is dat wij katholyk zijn. Hij komt gedurig met de abbés voor den dag en maakt alzoo consideratien op de charité, op zijn Dupanloupsche.[10] Ook haalt hij 't gezag bij van den Correspondant[11] en van Pierke De decker.

Kortaf - wij zijn de opvolgers van de Desrochisten[12] van abbé Defoere, Bôn, en Behaeghel. Wij willen de accenten inbringen - peis ik - en de inquisitie zeker erbij.

Zijne Hoogweerdigheid vindt dat het ernstig is. Ikke niet. 'k Hebbe bewezen dat wij recht hadden om ons gedacht te laten hooren over tale. Dat wij gansch den Hollandschen woordenboek aanveerden; dus dat zij ook moeten uit den onzen aannemen 't gene bewezen kan worden. Dat wij hunne klankverbeelding aa, uu, ii, etc. aannemen, maar dat zij ons moeten toelaten onze klanken (scherplange oo en ee &ca)p3te houden. Dat wij wel hunne syntaxis niet en willen uitgeven als ongegrond en kwalijk; dat zij de onze ook niet en mogen verwijzen. - Dat de Hollanders zelve van de zoogezeide eenheid niet en willen, dat Alb. Thijm, Cremer, Hofdijck, Ter gouw en meer en meer andere, elk eene bijzondere spelling volgen; dat de Vries zelve geschreven heeft dat hij niet en wilt opdringen; maar nooit en zou willen eene regelgevende Academie lijk de fransche aanveerden &a &a - Zijne Hoogweerdigheid en heeft niet daarop geantwoord; maar gezeid dat wij moesten antwoorden. 't Zal gebeuren ook.

Frans De Cort heeft mij laten weten[13] dat Dr. Nollet etc. etc. eenen puntigen artikel zal schrijven in de toekomst[14] en dat zijne toekomst "wagewijd" openstaat aan onze antwoorde. 't Is daar dat wij het hun gaan brengen. 't Zal en 't moet krabbelen en bijten.[15]

Zoohaast de aprilvisch[16] van Dr. Nollet etc. etc. zal verschijnen, zend ik u een exemplaar. - Maakt dan de refutatie van 't gene u betreft en schrijf noten voor 't overige. Wij zullen dit al te samen smelten, en geteekend door ulieden debo, meersseman, Callebert, uwen dienaar en hier of daar nog een of twee, aan de Toekomst opzenden. -p4Wij zijn dus verre gekomen en de voorige misslagen zullen uitgevaagd worden. In 't Congres van Brugge[17] wierd er gezwegen, aan de Commissie[18] antwoordde men dat men "met achterdenken lag" en men ging niet - sedert dien had men over ons gezwegen als vermoord. Maar nu - 't moet zijn dat de zake volgens hun ernstig wordt en vreeselijk - komen zij tegen ons op - alea jacta est:[19] t is oorlog en wij zullen strijden of moest het ons vel kosten. Wij gaan uitkomen met onze spelregels, en eischen dat men ons toesta onze woorden, onze klanken, onze wendingen te bezigen.

'k moet uitscheiden. Goe gezondheid - en zend mij allichte den art. op de prente van S. Pieters kerke.[20] Dank voor uwe zende. - Gabrielle[21] verschijnt zaterd. met eene schoone eerste communie prente. - "Katte te choore" stond op 't manuscript - wierd miszet in de drukkerije en Dezuttere vergat te verbeteren.[22]

Mijn groetenissen aan Grootjvr Hiers.

totus tuus in Christo[23]
Ad. Duclos. presbyter

Noten

[1] Een clisterium is een instrument of vloeistof om een lavement of spoeling toe te dienen.
[2] J. Nolet de Brauwere van Steeland, Notice sur le particularisme linguistique flamand de la Flandre Occidentale. In: Bulletins de l'Académie royale de Belgique: 37 (février 1874) 2, p. 206-235. De lezing was eerder uitgesproken, maar verscheen dan pas in gedrukte vorm. Men zag de bui dus al op voorhand hangen, cf. ”de vlage...”.
[3] J. Nolet de Brauwere van Steeland viseert in het bijzonder Gezelles Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862), die negatieve kritiek kregen op het Taal- en letterkundig Congres van 1862.
[4] Het woord ’archaiographes’ zelf komt niet voor bij J. Nolet de Brauwere van Steeland, wel ’archaïo-idiotisme‘, ’archaïologues‘, en andere afleidingen.
[5] Vertaling (Latijn): vulgair, grof, platvloers.
[6] ’Het glazen oog‘, In: J. Nolet de Brauwere van Steeland, Dichtluimen, Vanlinthout en Vandenzande, Rotterdam 1842, p.31-37.
[7] Voluit ’’s kosters gat‘. Adolf Duclos breekt met opzet het woord af.
[8] ’Het evangelie van den dag‘. In: Nolet de Brauwere van Steeland, Dichtluimen, Vanlinthout en Vandenzande, Rotterdam 1842, p.116-119.
[9] Betekenis: satirisch.
[10] Verwijzing naar de verheven moraliserende stijl van de bekende Franse pedagoog Felix Dupanloup. J. Nolet de Brauwere van Steeland verweet de Westvlamingen dat hun hevige afkeer van vreemde invloeden geen blijk gaf van naastenliefde: ”ces épithètes ne sont pas trop catholiques, ni même chrétiennes, car elles manquent de charité” (Notice sur le particularisme linguistique flamand de la Flandre Occidentale. In: Bulletins de l'Académie royale de Belgique: 37 (février 1874) 2, p.228).
[11] J. Nolet de Brauwere van Steeland verwijst naar een artikel over Manzoni in het Parijse dagblad Le Correspondant, Nouvelle série, t . LVIII, 10 janvier. Paris, 1874. (Notice sur le particularisme linguistique flamand de la Flandre Occidentale. In: Bulletins de l'Académie royale de Belgique: 37 (février 1874) 2, p.234).
[12] Verwijzing naar de zogenaamde Spellingoorlog van 1839-1844. De voornamelijk West-Vlaamse taalparticularisten, de 'desrochisten', stelden de spelling van Jan Des Roches als ’nationael Vlaemsch stelsel’ tegenover de nieuwe spelling van de Taalcommissie, die meer eenheid met Noord-Nederland beoogde. Des Roches was de auteur van de Nieuwe Nederduytsche spraekkonst, waarin hij de Brabants-Antwerpse accentspelling toepaste die circa 1750 in Antwerpen in gebruik was.
[14] J. Nolet de Brauwere van Steeland, Westvlaamsch Taalparticularismus. In: De Toekomst: 18 (1 april 1874), p. 165-183.
[15] Op 15 april zou de redactie van Rond den Heerd een reactie publiceren in de vorm van een zelfstandige brochure ’Lettre à M. Nolet de Brauwere van Steeland au sujet de sa note sur le particularisme Linguistique flamand de la Flandre Occidentale’. In het juninummer van ’De Toekomst’ verscheen een antwoord van L.L. De Bo met als titel ’Westvlaamsch’.
[16] Bedoeld wordt het nieuwe artikel in De Toekomst, dat op 1 april 1874 verscheen.
[17] Van 8 tot 10 september 1862 werd te Brugge het 7de Nederlands taal- en letterkundig congres gehouden. Gezelle was er enkel aanwezig op de openingsdag. Zijn taalgebruik werd er afgekeurd in een lezing van Jan Baptist David omwille van het gebruik van dialect in de schrijftaal.
[18] De Belgische spellingcommissie van 1864 stelde een gezamenlijke spelling voor met Nederland, bekend onder de naam Spelling De Vries en te Winkel. Bij KB van 21 november 1864 werd deze eenheidsspelling verplicht voor onderwijs, bestuurlijke communicatie en openbare akten.
[19] Vertaling (Latijn): De teerling is geworpen. Verwijst naar een onomkeerbare beslissing, zoals uitgesproken door Julius Caesar bij het oversteken van de Rubicon
[20] Guido Gezelle zou Adolf Duclos beloofd hebben om een artikel te schrijven voor Rond den Heerd bij een prent van de Sint-Pietersbasiliek te Rome. Het artikel is niet verschenen, volgens Gezelle ging het om een misverstand. Duclos leende hem hiervoor een boek van De Bleser uit.
[21] Dit gedicht, geschreven voor de eerste communie van Gabrielle Verriest, werd gepubliceerd in Rond den Heerd met een communieprentje in bijlage voor de abonnees. (Rond den Heerd: 9 (22 maart 1874) 17, p.140)
[22] Dit is een reactie op de terechtwijzing van Guio Gezelle dat de uitdrukking verkeerd gebruikt werd in de vorm ”katten gaan te koorde” (brief van Gezelle enkele dagen eerder).
[23] Vertaling (Latijn): Geheel de uwe in Christus.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de 'Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken' (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift 'Dietsche Warande', waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij niet van België hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap 'Met Tyd en Vlyt'. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad 'De Tijd'. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Cort, Frans
Datums° Antwerpen, 21/06/1834 - ✝ Elsene, 18/01/1878
GeslachtMannelijk
Beroepdichter; publicist; ambtenaar; bibliothecaris
BioFrans De Cort volgde middelbaar onderwijs aan het atheneum te Antwerpen en werkte een korte tijd op een handelskantoor. Na een loopbaan als journalist ("De Grondwet" 1857-1858, "De Schelde" 1858) werkte hij in 1860 bij een Antwerpse stoomvaartmaatschappij. Hij verhuisde naar Brussel en werd er in 1861 secretaris van de auditeur-generaal bij de militaire rechtbank. In hetzelfde jaar werd hij de hoofdredacteur van "De Toekomst", een tijdschrift voor onder meer opvoeding, onderwijs en taal- en letterkunde, waar hij in die functie bleef werken tot in 1875. Hij was medeoprichter van het "Nederduitsch Maandschrift" (1862-1863), het tijdschrift waarin Heremans in 1862 de poëzie van Gezelle als on-Nederlands en provincialistisch afkraakte. Als overtuigd liberaal flamingant schreef De Cort strijdbare gedichten, liederen en gevoelige genrestukjes. Hij vertaalde de liederen van Robert Burns en de oden van Horatius.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Cort,_Frans
NaamDe Foere, Leo; Léon
Datums° Tielt, 08/02/1787 - ✝ Brugge, 07/02/1851
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; kamerlid; directeur; publicist
BioLeo De Foere studeerde aan het Recolettencollege te Tielt (1802-1805) en aan het grootseminarie te Gent (1805). Hij werd tot priester gewijd op 22 september 1810 te Namen. In 1807 werd hij leraar aan het kleinseminarie te Roeselare en op 20 oktober 1810 onderpastoor van de Sint-Annakerk te Brugge. In 1815 richtte hij de "Spectateur Belge" (tot 1823) op waarin hij politieke bijdragen schreef tegen het regime van Willem I. In 1817 werd hij tot twee jaar gevangenis veroordeeld voor dit persdelict. Ondertussen had hij in 1815 een spellewerkers- of kantschool voor arme meisjes gesticht in het door hem aangekochte Hof van Miraumont en Hof Bladelin in Brugge. Zusters van de door hem opgerichte congregatie Zusters van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart in Brugge stonden in voor het onderwijs. In 1823 werd hij geestelijk directeur van het Engels klooster te Brugge. Zijn politieke carrière startte in 1830 als lid van het Nationaal Congres en hij zetelde tot 1848 in het Belgisch parlement als lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In 1833 werd hij proost van de Aloude Schuttersgilde van Sint-Sebastiaan in de Carmersstraat. Hij overleed in zijn huis in de Carmersstraat 9 f 7 te Brugge.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://nevb.be/wiki/De_Foere,_Leo
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamHiers, Clementia
Datums° Kortrijk, 28/08/1819 - ✝ Kortrijk, 22/12/1899
GeslachtVrouwelijk
Beroepbegijn; overste; auteur
BioClementia Hiers werd geboren te Kortrijk op 28 augustus 1819 als dochter van apotheker Charles Louis Hiers (1796-1875) en Marie Natalie Louise Reijnaert (1783-1854). Ze werd begijn te Kortrijk op 7 juli 1843 en legde op 12 september 1844 de kloostergeloften af en werd op 21 juni 1848 verkozen tot grootjuffrouw (overste) van het begijnhof in Kortrijk, dat onder haar leiding tot bloei kwam. Op haar initiatief werd een vernieuwde regel (1852) en ceremonieel (1853) ingevoerd. In 1853 opende ze ook een privéschool, het Institut Sainte Marie, waar zij samen met Marie Noppe aan 30-40 kinderen lesgaf. Later richtte zij ook een avondschool op. Zij was ook, naast degene die het begijnhof sterk uitbreidde, de initiatiefneemster van de Broederschap van de heiligen Apollonia, Margaretha en Godelieve (1860). Op haar 50-jarig kloosterjubileum (12-09-1893) werd haar een gebedenboek aangeboden, begeleid door een gedicht van Guido Gezelle (‘Och grootiefvrouw’). Zijzelf schreef ook gedichten in het Frans en het Nederlands, o.m. een gelegenheidsgedicht voor Gezelle in 1889 (‘Hoe fier was men in Kortrijkstad’) naar aanleiding van zijn benoeming tot ridder in de Leopoldsorde en de hem toegekende pauselijke onderscheiding ‘Pro Ecclesia et Pontifice’. Clementia Hiers hield ook tussen 1849 en 1871 een dagboek bij dat bewaard wordt in het Rijksarchief te Kortrijk. Zij overleed te Kortrijk op 22 december 1899.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
NaamMeersseman, Desiderius-Gratianus
Datums° Geluveld, 27/02/1828 - ✝ Moorsele, 12/01/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur; bestuurder
BioDesiderius Meersseman was de zoon van Clement Meersseman, bakker, en Regina Liefooghe. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 21/05/1853. Hij was leraar aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (21/05/1853 - 26/03/1875). Vervolgens was hij pastoor in Woumen (26/03/1875) en in Moorsele (20/09/1882). Hij volgde Edward Declercq op als bestuurder bestuurder van het klooster van Les Filles Enfant Jésus in Moorsele. In 1860 hield hij te ’s-Hertogenbosch een lezing op het zesde Taal- en letterkundig Congres: Over eenige voordelen onzer moedertale in de eerste ontwikkeling en hoogere beschaving des geestes (Brugge, 1861). Hij was ook lid van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Hij publiceerde een aantal redevoeringen waaronder twee die hij voor de Gilde van Sinte-Luitgaarde uitgaf in 1874 en 1876. Hij schreef in het tijdschrift Rond den Heerd en Biekorf. Hij publiceerde o.m. over de vervlaamsing van scheikundige termen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd; Biekorf
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale werd in London geboren op 8 maart 1832 als zoon van James Weale en Susan De Vesien. Hij studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar. Hij gaf daarna les aan een Katholieke armenschool voor Ierse kinderen verbonden aan de kerk van St. Johannes de Evangelist in Duncan Terrace. Daar werd hij op heterdaad betrapt door getuigen terwijl hij een jongen met een lineaal mishandelde. De jongen was ondertussen bewusteloos. Weale gaf toe dat hij een opvliegend karakter had. Voor het ernstig afranselen van die zesjarige leerling John Farrell, werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Karen Ellis Rees, William Weale, Brother Francis and the Bad Boy. Op: London Overlooked. True Stories from the Old Smoke: https://london-overlooked.com/weale/
NaamHofdijk, Willem Jacob
Datums° Alkmaar, 27/06/1816 - ✝ Arnhem, 29/08/1888
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; dichter; prozaschrijver; toneelschrijver
VerblijfplaatsNederland
BioHofdijk was aanvankelijk dorpsonderwijzer in Beusichem en kantoorklerk in Alkmaar. Door bemiddeling van Jacob van Lennep en J.A. Alberdingk Thijm kon hij in 1851 leraar worden aan het Amsterdams gymnasium. Hij maakte enige naam als schrijver en werd lid van de Kring van Heiloo. In 1856 verscheen zijn Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Verder schreef hij geschiedenissen van Kennemerland, over de Tachtigjarige oorlog, over het beleg van Alkmaar en allerlei andere historische onderwerpen. Zijn hoofdwerk op dit gebied is ongetwijfeld Ons voorgeslacht in zijn dagelijksch leven geschilderd (6 dln., 1858-1864). Vanwege zijn idealisering van het nationale verleden en zijn pathos wordt Hofdijk in de literatuurgeschiedschrijving wel gezien als één van de weinige echte vertegenwoordigers van de Nederlandse romantiek. Het meest bekend bleven vooral zijn Kennemer balladen (1850-1852), een bundel verhalende gedichten. Hij huwde driemaal: op 06/02/1852 te Alkmaar met Helena Johanna Ukena (Alkmaar 10/10/1822 - Amsterdam 30/05/1853), op 15 April 1857 te 's-Gravenhage met Cornelia Petronella Post (‘s-Gravenhage, 06/06/1831, - Amsterdam 30/12//1867), en op 02/02/1870 te 's- Gravenhage met Wilhelmina Horn (Enkhuizen, 22/11/1822).
Links[wikipedia], [dbnl]
Naamter Gouw, Jan (Johannes); Aurelius
Datums° Amsterdam, 16/12/1814 - ✝ Hilversum, 09/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderwijskundige; historicus; dichter
VerblijfplaatsNederland
BioJan ter Gouw werd na zijn opleiding hoofdonderwijzer aan de Amsterdamse stadstussenschool en van 1851 tot 1863 docent aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarie. Daarna wijdde hij zich vooral aan historisch onderzoek, hoofdzakelijk met betrekking tot zijn geboortestad. Samen met Jacob van Lennep schreef hij De uithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (1867-1869) en publiceerde hij talrijke artikels over spreekwoorden in Noord en Zuid.
Links[wikipedia], [dbnl]
NaamDe Decker, Pierre Jacques François
Datums° Zele, 25/01/1812 - ✝ Schaarbeek, 04/01/1891
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; advocaat; redacteur; beheerder; gouverneur; auteur
BioPierre De Decker was een zoon van handelaar Englebert De Decker en van Marie De Belie. Hij was de oom van Alfons Janssens en was getrouwd met Jeanne Claes. Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Gent en de Faculteit rechten te Parijs. Hij behaalde zijn doctoraat te Gent in 1834. Hij was werkzaam als advocaat te Gent en richtte in 1837 het tijdschrift Revue de Bruxelles op samen met Adolphe Dechamps. Naast medestichter en directeur was hij bij het tijdschrift ook werkzaam als journalist en redacteur tot 1841. Vanaf 1838 was hij politiek actief als provincieraadslid van de Katholieke Partij te Oost-Vlaanderen en vanaf 19 december 1839 als volksvertegenwoordiger van het arrondissement Dendermonde dit tot 12 juni 1866. Van 30 maart 1855 tot 9 november 1857 was hij hoofd van het kabinet en leider van de laatste Unionistische regering. Van 30 maart 1855 tot 9 november 1857 was hij minister van Binnenlandse Zaken. Verder was hij ook een financier en zetelde in diverse commissies. Hij raakte in diskrediet door financiële speculaties en moest in 1871 aftreden als gouverneur van Limburg. Hij was lid (sinds 1846) en voorzitter (1862-1872) van de Académie royale de Belgique en schreef historische en andere boeken.
Links[odis], [wikipedia]
NaamVerriest, Gabrielle
Datums° 1863
GeslachtVrouwelijk
BioGabrielle Verriest was de enige dochter van Adolf Verriest (1830-1891) en Leonie Boonen (1832-1909). Guido Gezelle was goed bevriend met de familie en vermelde Gabrielle in meerdere gedichten. In 1874 schreef hij een gedicht ter gelegenheid van haar eerste communie. De dichter zou het gedicht ‘o Morgenstond, uw blij gelaat’ hebben geschreven na het spelen van een klavierstukje door Gabriëlle. In 1912 nam Gabrielle Verriest Henriëtte Kuyper mee op reis door Vlaanderen. Naar aanleiding van dit bezoek aan Vlaanderen schreef Henriëtte Kuyper het boek ‘Het Land van Guido Gezelle’.
BronnenF. Germonprez, Kortrijkse figuren.Kortrijk: Komitee voor initiatief van het Kortrijkse, 1980, p.80; R. Vanlandschoot, Hugo Verriest: biografie. Tielt: Lannoo, 2014, p.507
NaamDe Zuttere, Aimé Joseph
Datums° Stalhille, 18/06/1846 - ✝ Antwerpen, 15/11/1934
GeslachtMannelijk
Beroepdrukker; uitgever
BioAimé Joseph De Zuttere werd geboren in Stalhille op 8 juni 1846. Zijn vader, Charles Louis De Zuttere, was gemeenteonderwijzer en hielp mee aan het Westvlaamsch Idioticon van De Bo. Zijn moeder was Sophie Colette Vandenberghe. Het gezin verhuisde op 13 oktober 1869 naar de Pottenmakersstraat 26 in Brugge, samen met zijn broers Alphonse en Charles Louis. Anderhalve maand later overleed zijn vader. Aimé was toen al actief als drukker. In 1871 startte hij een zelfstandige uitgeverij op het thuisadres. Vanaf 3 juni 1871 was hij de uitgever van Rond den Heerd, en later ook van andere publicaties zoals die van de Gilde van Sint Luitgarde, het Archeologisch Genootschap van Brugge en het Davidsfonds. Hij nam ook de uitgave van de Société d'Emulation over als opvolger van Vandecasteele-Werbrouck. Op 3 augustus 1880 trouwde Aimé in Koolkerke met Jeanne Vankersschaever, geboren in Lissewege op 24 april 1852. Zij trok op 19 augustus van dat jaar bij hem in. Het echtpaar verhuisde op 2 juli 1881 naar Rozendal 14/16, waar ze drie kinderen kregen: René, Joseph en Etienne. Onder de naam De Zuttere-Van Kersschaever bleven ze in Brugge actief tot 1886. Op 10 maart 1887 vertrok het gezin naar Lille en later naar Laken, waar in 1890 hun vierde zoon George werd geboren. Vervolgens verhuisden ze naar Antwerpen, waar ze zich definitief vestigden. Aimé overleed daar op 15 november 1934. Aimé had contact met Guido Gezelle over Rond den Heerd, nadat Gezelle het redacteurschap had overgedragen aan Duclos. Via deze samenwerking drukte De Zuttere de tweede editie van Gezelles Kleengedichtjes en afzonderlijke werken zoals Uitstap in de Warande en De Kleene Hertog.
Relatie tot Gezelledrukker
NaamBehaeghel, Pieter; Behaegel, Pieter
Datums° Tielt, 28/08/1783 - ✝ Brugge, 11/12/1857
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; taalkundige
BioPieter Behaeghel was een Vlaamse taalkundige en pedagoog, geboren op 28 augustus 1783 in Tielt. Na zijn studies in theologie en gewijde geschiedenis richtte hij zich op het onderwijs en stichtte scholen in Wakken en Torhout. Hij publiceerde onder meer de "Nederduytsche Spraekkunst" (1817) en werd zo een gezaghebbende publieke stem. Behaeghel koos bewust niet voor een politieke carrière, maar speelde na 1830 een belangrijke rol in de 'spellingoorlog'. Hij discussieerde met figuren als Jan F. Willems en verdedigde het idee dat Nederlands en Vlaams aparte talen waren, elk met een eigen spelling en woordenschat. Hierin speelde mee dat cultuur en katholiek geloof met elkaar verbonden waren. Deze idee lag aan de basis van zijn insteek in het spellingsdebat, de 'Verhandeling over de vlaemsche spelkonst' (1837-1838) en het tijdschrift 'De Waeren Belg' (1840-1842). Ondanks zijn inspanningen won de op eenheid gerichte Commissiespelling het pleit in 1844. In Brussel gaf Behaeghel het 'Tijdschrift der Onderwijzers' uit (1840-1851), het eerste Vlaamse tijdschrift gericht op onderwijsproblematiek. Behaeghel overleed op 11 december 1857 in Brugge. Het West-Vlaamse taalparticularisme werd later vaak gezien als een vervolg op deze 'spellingoorlog', hoewel Guido Gezelle zich hierin misbegrepen voelde.
Links[odis], [wikipedia]
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/behaegel-pieter
NaamBoon, Frans; Bôn, Frans; X.F. Vaderlander
Datums° Dendermonde, 19/10/1791 - ✝ Brussel, 28/08/1852
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; filoloog
BioFrans Boon was een taalpedagoog die tegen de ‘verhollandsing’ van het Nederlands was, zoals de Taalkundige Congressen dat beoogden. In 1840 richtte hij samen met Pieter Behaeghel de Brusselse ‘Maetschappij van Vlaemsche Tael- en Letterkunde Vaderlandsliefde’ op, die ijverde voor de Brabantse spelling en het tijdschrift ‘Waeren Belg’ uitgaf. Aldus was hij verwikkeld in de zogenaamde Spellingoorlog met als tegenstanders Jan Frans Willems en Jan H. Bormans. Het eerste nummer van ‘Waeren Belg’ was tevens hun spellingsmanifest, waarin de taal- en spelregels van de ‘Taelcommissie’ veroordeeld werden en die van Jan des Roches aangeprezen. Het West-Vlaamse taalparticularisme werd later vaak gezien als een vervolg op deze "spellingoorlog", hoewel Guido Gezelle zich hierin misbegrepen voelde.
Links[odis]
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/boon-frans
NaamCremer, Jacob Jan
Datums° Arnhem, 01/09/1827 - ✝ Den Haag, 05/06/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver
VerblijfplaatsNederland
BioJacob Jan Cremer was een Nederlandse schrijver, voordrachtskunstenaar en kunstschilder, bekend om zijn realistische vertellingen. Geboren op 1 september 1827, groeide Cremer op in een welgesteld milieu in Arnhem. Toch ontwikkelde hij een sterke sociale betrokkenheid bij de minderbedeelde klasse. Zijn bekendste werk, Fabriekskinderen (1863), stelde de schrijnende kinderarbeid in de textielindustrie aan de kaak en droeg bij aan de totstandkoming van wetgeving daarover. Cremer overleed op 52-jarige leeftijd in Den Haag. Als schrijver combineerde hij romantische vertelkunst met een moralistische toon. Zijn Betuwsche novellen, vaak geschreven in streektaal, genoten grote populariteit. Hierdoor werd hij ook als referentie gebruikt in de waardering van het werk van Guido Gezelle en zijn omgeving.
Links[wikipedia]
NaamDupanloup, Félix Antoine Philibert
Datums° Saint-Félix, 03/01/1802 - ✝ La Combe-de-Lancey, 11/10/1878
GeslachtMannelijk
Beroeppedagoog; politicus; bisschop
VerblijfplaatsFrankrijk
BioFélix Dupanloup was een Franse rooms-katholieke bisschop van Orléans en een prominente figuur binnen de liberale vleugel van het Franse katholicisme in de 19e eeuw. Na zijn priesterwijding in 1825 verwierf hij faam door zijn succesvolle catechese in de Parijse Madeleinekerk en als directeur van het junior seminarie van Saint-Nicolas-du-Chardonnet (1837–1845). Hij speelde een cruciale rol in de strijd voor onderwijsvrijheid, wat leidde tot de Falloux-wet van 1850. Als bisschop van Orléans, gewijd in 1849, en lid van de Franse Academie sinds 1854, was hij betrokken bij de herstructurering van het liberale katholieke tijdschrift 'Le Correspondant'. Hij was een uitstekend redenaar en schrijver, bekend om zijn verheven moraliserende stijl. Hij verdedigde het pauselijke gezag, maar was ook een criticus van de opportuniteit van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869–1870). Dupanloup schreef diverse werken, waaronder 'De L’education', 'La femme studieuse', 'Le mariage chrétien', en was een gezaghebbende stem op het valk van opvoeding en onderwijspolitiek.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelMysterie, kind, mysterie is ' t
PublicatieGedichten, Gezangen en Gebeden (Verzameld dichtwerk, deel II), p. 143

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelGedichten, gezangen en gebeden. Een schetsboek voor Vlaemsche studenten.
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelGedichten
AuteurDe Bo, L.L.
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverBeyaert-Defoort
TitelReinaert de Vos : een zondagblad voor verstandige lieden (periodiek)
Datum1860-1868
PlaatsAntwerpen
UitgeverVleeschouwer
Links[odis]
TitelLe Correspondant: recueil périodique : réligion, philosophie, politique, histoire, sciences, économie sociale, voyages, littérature, beaux-arts. (periodiek)
Auteurde Carné, Louis; de Cazalès, Edmond; de Meaux, Augustin; Wilson; Edmond; Waille, Victor-Amédée , e.a.
Datum1829-1937
PlaatsParis
UitgeverBureaux du Correspondant
TitelHans Memlinc : zijn leven en zijne schilderwerken
AuteurWeale, James
Datum1871
PlaatsBrugge
UitgeverDezuttere
TitelDe oude kuste van Vlaanderen
AuteurDuclos, Adolf
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverDezuttere
TitelBulletin de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique
Datum1846-2014
PlaatsBrussel
UitgeverAcadémie Royale de Belgique
TitelLettre à M. Nolet de Brauwere van Steeland au sujet de sa note sur le particularisme Linguistique flamand de la Flandre Occidentale
AuteurRedactie Rond den Heerd
Datum1874
PlaatsBrugge
UitgeverAimé Dezuttere

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Duclos, Adolf Juliaan

Correspondenten - personen

Duclos, Adolf Juliaan
Gezelle, Guido

Naam - persoon

Alberdingk Thijm, Josephus Albertus
Callebert, Karel Bernard
De Bo, Leonard Lodewijk
De Cort, Frans
De Foere, Leo
De Vries, Matthias
Duclos, Adolf Juliaan
Faict, Joannes Josephus
Hiers, Clementia
Meersseman, Desiderius-Gratianus
Nolet de Brauwere van Steeland, Jan
Weale, William Henry James
Hofdijk, Willem Jacob
ter Gouw, Jan (Johannes)
De Decker, Pierre Jacques François
Verriest, Gabrielle
De Zuttere, Aimé Joseph
Behaeghel, Pieter
Boon, Frans
Cremer, Jacob Jan
Dupanloup, Félix Antoine Philibert

Naam - plaats

Brugge

Plaats van verzending

Brugge

Titel - ander werk

Westvlaamsch idioticon
De Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs)
Gedichten
Reinaert de Vos : een zondagblad voor verstandige lieden
Le Correspondant: recueil périodique : réligion, philosophie, politique, histoire, sciences, économie sociale, voyages, littérature, beaux-arts.
Hans Memlinc : zijn leven en zijne schilderwerken
De oude kuste van Vlaanderen
Bulletin de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique
Lettre à M. Nolet de Brauwere van Steeland au sujet de sa note sur le particularisme Linguistique flamand de la Flandre Occidentale

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Mysterie, kind, mysterie is ' t

Titel - werk van Guido Gezelle

Gedichten, gezangen en gebeden. Een schetsboek voor Vlaemsche studenten.
Rond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.

Titel18/03/1874, Brugge, Adolf Juliaan Duclos aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Duclos Adolf Juliaan aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 18/03/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDuclos, Adolf Juliaan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum18/03/1874
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 209x134
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 bovenaan: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5000
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17395
Inhoud
IncipitDe vlage die over 't wvl. hing is open-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Frans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.