<Resultaat 42 van 2308

>

p1
Vriend Guido,

Lees ne keer dit briefke van Neut[1] werk in gevolge van het geen gy daeruit peizen zult. Ik heb vandage geschreven aen onzen vriend dat hy zou wachten het liedje[2]

te geven tot dat gy hem geantwoord hebt. Indien het u mogelyk ware tegen morgen uchtend uwe verandering met den eersten post te zenden, het zou wonder wel zyn. 't eerste gesleep van den yzeren weg gaet ten 6,50 's morgens uit Brugge weg. Fraei, zet u aen 't werk.

De kalver pooten zyn iets dat in 't liedje tegen Mevrouw de Hemptine stond.

Neut leest pater voor sater[3] 't is hem reeds gezeid.

Nu, in d' hope, groet ik u & vader[4] ook, zeg het hem.

Tot ziens!
BVanhove
Presbiter

Noten

[1] Dit briefje van A. Neut aan B. Van Hove van 28/03/1857 staat op zijden 1-3 geschreven.
[2] Dit politieke gedicht van Gezelle Daer rydt al door de stad van Gent is te situeren in de strijd van Het Vlaemsche land tegen Eugeen Vanderhaeghen de drukker-uitgever van de Gazette van Gent. Als drukker had hij zijn familiewapen met kenspreuk “'T Comet al van der Haeghen” gezet op het titelblad van de uitgave van de Gentse Studenten-almanak uitgegeven door het Taalminnend studenten-genootschap onder de kenspreuk : 't Zal wel gaan. Vanderhaeghen had tot tweemaal toe een brief gestuurd naar de opsteller van Het Vlaemsche land. Gezelle moeit zich in de strijd met de publicatie van T ‘Comet al Van der Haghen, aerdig liedeken in Het Vlaemsche land van 23-24 maart 1857 waarin hij Vanderhaeghen op de korrel neemt. Een week later publiceert Gezelle onder het pseudoniem G. Spoker in Het Vlaemsche land een brief tegen Vanderhaeghen met in het post scriptum de belofte: Morgen zal ik nog een liedeken zenden. Dit liedje is Daer rydt al door de stad van Gent waarvan de uiteindelijk aangepaste versie zal verschijnen in Het Vlaemsche land op woensdag 1 april 1857.

Meer hierover zie het artikel van A. Vandeputte, Guido Gezelle op het oorlogspad. In: DWB: (1933) p.407-421.

DAER RYDT AL DOOR DE STAD VAN GENT.

Nieuw aerdig liedeken, op de wijze van « Duivels me' koolbranders. »

1.

Daer rydt al door de stad van Gent

'ne groote groote wagen,

Waer op men al de ware vent

Die comet van der hagen. (bis)

2.

De wagen is met breê beslag

Beslegen op de wielen

en rotst en botst by nacht en dag,

de peerden op de hielen.

3.

De peerden zyn gekruist van ras

Gekruist al op de schouders.

Geraedt eens hoe de name was

van hun gezegende ouders ? ?

4.

Van achter wit en rood van voor,

aenzyds met slyk bespetterd :

zoo rydt en rotst de wagen door

de straten dat het klettert.

5.

Van boven zit een aerdig man,

een voerman, op den wagen ;

die roept al dat hy roepen kan:

Het comet van der hagen !

6.

Hy heeft een hoofd met hoorens aen

gelyk de saters dragen

en stoppels op zyn kinne staen

lyk doorens van der hagen!

7.

Ook blaest hy warm en blaest hy koud,

en draeit naar alle kanten,

zoo lang hy, waer hy veel van houdt,

maer geld ziet en kalanten.

8.

Hy draegt, gelyk ne sint Niklaei,

twee groote groote panders:

al vooren heel vol sukelaei

al achter vol... wat anders!

9.

Hy roept en smyt naer 't volk dat loopt

en grypt al alle kanten:

alhier ! Alhier maer ! koopt wat, koopt !

Van daege half geld, kalanten !

10.

Koopt alderbeste winkelwaer,

geschikt voor alle magen,

en of 't een Tortorelle waer’

't Comt alles van der hagen !

11.

Al wat er aen het verken is

is goed, ja, maer wie weet er,

dat van der hagen niets, gewis,

en komt of 't is nog beter ?

12.

In Noorder en in Zuider tael,

in alle winkels t' hoope

en is er niet da 'k altemael

voor geld niet en verkoope.

13.

Zoo roept de sater immer voort

zoo lang de lieden koopen ;

zoo lang hy niet en wordt gestoord

en dat ze al met hem loopen.

14.

Maer klaegt er ievers een student

van 't kraemke van der hagen,

uit vrees dat hy de vente schendt

men zal den hond op jagen !

15.

Den hond, want ja, daer loopt een hond

den koopman af en tegen,

de peesden in den wagen rond,

al doen..... wat honden plegen !

16.

Hy loopt alhier, hy loopt aldaer,

de straetjes op en neder.

Hy zoekt... wie weet al wat en waer ;

komt weg en keert nog weder.

17.

Maer als er een te by durft staen,

of 't minste woordje wagen,

op één van die te winkel grien

en koopen van der hagen,

18.

dan grinst die vuile roode hond

en toogt zijn botte tanden,

en zoekt met spog uit zynen mond

den dader te beschanden.

19.

Hy bast, de rekel bast alom,

om zyne pligt te kwyten.

Doch niemand geeft of zwicht er om :

de rekel zal niet byten.

20.

Tenzy wanneer hy, arme dwaes,

zyn kriegel bloed voelt jukken:

dan byt hy, maer hij byt, helaes !

zyn eigen lyf aan stukken.

G. Spoker, Stud.

F. Baur, Uit Gezelle’s leven en werk, 1930, p.

Het andere stuk, van even groote uitbreiding, gaat als

volgt :

« Aen den opsteller van het Vlaemsche Land.

Op de oevers der Heulebeke.

Mynheer,

In eenen pennestryd dien gy onlangs aengevangen hebt,

bemerkte ik zonderlinge en wel verschillige dingen : het

leven van den H. Antonius de Padua botste tegen het vuil

Noord en Zuid ; de schynheilige Gazette van Gent stond

tegenover het goddeloos Journal de Gand ; de walgelyke

Studenten-Almanak beweerde een paer te maken met de

Maegd van Orléans ; dit alles was achter en vooren bezegeld

met een haeg dragende tot opschrift : 'T comet al Van

der Haghen. Ik heb in 't volgende liedeken op myne wyze

willen beschryven dien winkel waeruit alles komt : staet

het u aen en vreest gy geen derde deurwaerders-exploit,

plaets het in uw blad, en geloof my enz.

G. Spoker, Student.

T' COMET AL VAN DER HAGEN.

F. Baur, Uit Gezelle’s leven en werk. Leuven: Davidsfonds, 1930, p.128-132

[3] Gaat over strofe 6 waar Neut foutief Pater leest:

Hy heeft een hoofd met hoorens aen
gelyk de saters dragen
en stoppels op zyn kinne staen
lyk doorens van der hagen!

[4] Vermoedelijk leerde Van Hove Gezelles vader al kennen in het begin van Gezelles leraarschap in Roeselare. Gezelle wilde zich bewijzen door de aanleg van een botanische 'leertuin' voor de filosofen en verder ook door het inrichten van een natuurwetenschappelijk museum (Van der Plas, Mijnheer Gezelle, p.72, 81). Vader Gezelle, zelf goed vertrouwd met de Roeselaarse school waar hij vroeger gewerkt had, stond bij die initiatieven zijn zoon met raad en daad bij. Zo kan er al in de jaren 1854-55 hernieuwd contact geweest zijn van Pieter-Jan met het Roeselaarse corps en meer bepaald met retoricaleraar Van Hove.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVanhove, Bruno
Datums° Izegem, 05/11/1819 - ✝ Tielt, 19/08/1891
GeslachtMannelijk
Beroep(aarts)priester; leraar; inspecteur onderwijs; schooldirecteur; ere-kanunnik en titulair kanunnik; vicaris-generaal
BioBruno Vanhove was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare. Via het grootseminarie van Brugge werd hij op 21/12/1844 tot priester gewijd. Hij was leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1844-1846) en leraar retorica aan het kleinseminarie te Roeselare (1849-1859). In 1850 was hij ook inspecteur van het lager onderwijs in Roeselare en vanaf 1855 in Tielt. In 1859 werd Vanhove superior van het kleinseminarie te Roeselare tot juli 1869. Als superior was Vanhove het niet altijd eens met de pedagogische aanpak, het proselitisme en de Vlaamsgezindheid van zijn leraar Gezelle. Van Hove werd ere-kanunnik (1864), bisschoppelijk inspecteur voor het lager en middelbaar onderwijs (1869) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (1875-1890). Hij was ook aartspriester van het kapittel en de stad Brugge, huisprelaat van de paus en ridder in de Leopoldsorde.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; superior van Gezelle in het kleinseminarie van Roeselare
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamVanhove, Bruno
Datums° Izegem, 05/11/1819 - ✝ Tielt, 19/08/1891
GeslachtMannelijk
Beroep(aarts)priester; leraar; inspecteur onderwijs; schooldirecteur; ere-kanunnik en titulair kanunnik; vicaris-generaal
BioBruno Vanhove was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare. Via het grootseminarie van Brugge werd hij op 21/12/1844 tot priester gewijd. Hij was leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1844-1846) en leraar retorica aan het kleinseminarie te Roeselare (1849-1859). In 1850 was hij ook inspecteur van het lager onderwijs in Roeselare en vanaf 1855 in Tielt. In 1859 werd Vanhove superior van het kleinseminarie te Roeselare tot juli 1869. Als superior was Vanhove het niet altijd eens met de pedagogische aanpak, het proselitisme en de Vlaamsgezindheid van zijn leraar Gezelle. Van Hove werd ere-kanunnik (1864), bisschoppelijk inspecteur voor het lager en middelbaar onderwijs (1869) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (1875-1890). Hij was ook aartspriester van het kapittel en de stad Brugge, huisprelaat van de paus en ridder in de Leopoldsorde.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; superior van Gezelle in het kleinseminarie van Roeselare
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGezelle, Pieter-Jan
Datums° Heule, 29/09/1791 - ✝ Heule, 27/05/1871
GeslachtMannelijk
Beroephovenier
BioDe vader van Guido Gezelle was afkomstig van Heule en werkte aanvankelijk als tuinman in het kleinseminarie te Roeselare. Na de sluiting ervan door het Nederlandse bewind was hij werkzaam in de Bijloke te Gent. Op zevenendertigjarige leeftijd ging hij wonen in de Rolweg te Brugge waar hij hovenier werd van de familie Th. Van de Walle-Van Zuylen. Op 2 juni 1829 trouwde hij met Monica De Vriese. Om bij te verdienen was hij ook tuinman in het Brugse grootseminarie van Brugge, had hij een eigen boomkwekerij en werd hij ook opzichter bij een bebossingexperiment langs de kust. Na de dood van Theodoor Van de Walle in 1848 stelde de barones een andere tuinman aan. Zo verhuisde Pieter-Jan op 24 januari 1849 naar de overkant van de Rolweg. In 1871 verbleef hij met zijn vrouw bij zijn dochter Louise in Heule waar hij in mei overleed
Relatie tot Gezellefamilie: vader van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; http://www.gezelle.be
NaamVanhove, Bruno
Datums° Izegem, 05/11/1819 - ✝ Tielt, 19/08/1891
GeslachtMannelijk
Beroep(aarts)priester; leraar; inspecteur onderwijs; schooldirecteur; ere-kanunnik en titulair kanunnik; vicaris-generaal
BioBruno Vanhove was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare. Via het grootseminarie van Brugge werd hij op 21/12/1844 tot priester gewijd. Hij was leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1844-1846) en leraar retorica aan het kleinseminarie te Roeselare (1849-1859). In 1850 was hij ook inspecteur van het lager onderwijs in Roeselare en vanaf 1855 in Tielt. In 1859 werd Vanhove superior van het kleinseminarie te Roeselare tot juli 1869. Als superior was Vanhove het niet altijd eens met de pedagogische aanpak, het proselitisme en de Vlaamsgezindheid van zijn leraar Gezelle. Van Hove werd ere-kanunnik (1864), bisschoppelijk inspecteur voor het lager en middelbaar onderwijs (1869) en vicaris-generaal van het bisdom Brugge (1875-1890). Hij was ook aartspriester van het kapittel en de stad Brugge, huisprelaat van de paus en ridder in de Leopoldsorde.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; superior van Gezelle in het kleinseminarie van Roeselare
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamNeut, Amand; Neut, Edouard Amand (sr.); Neuze Neut; Piero Neut
Datums° Moorsele, 08/07/1812 - ✝ Gent, 04/07/1884
GeslachtMannelijk
Beroepkatholiek journalist; redacteur; krantenuitgever; politicus; auteur
BioAmand Neut was een krantenuitgever die startte als journalist in 1829 bij de Gentse krant Catholique des Pays-Bas (vanaf 1831 Journal des Flandres). In 1835 werkte hij voor de Constitutionnel des Flandres. Hij kocht de krant op en hervormde die onder de naam 'L'organe des Flandres' in 1839. Hij werd eveneens eigenaar en hoofdredacteur van Den Vlaming. In 1856 fusioneerde hij de krant met Het Vaderland onder de titel 'Het Vlaamsche Land'. Verder was Neut eigenaar en hoofdredacteur van De Standaard van Vlaenderen. Als krantenman was hij ook betrokken bij Les Nouvelles du Jour, Gazette van Vlaenderen en Braband en Le Conservateur. Verder werd Amand Neut in 1852 eigenaar, hoofdredacteur en uitgever van de Brugse krant La Patrie. Hij stond in nauw contact met de Brugse bisschop Malou. Amand Neut werd ook wel 'Neuze Neut' of 'Piero neut' genoemd. Hij had een zeer grote neus en werd daarmee belachelijk gemaakt in de Gentse liberale pers. Als secretaris werkte hij intens mee aan de organisatie van de anti-liberale katholieke congressen. Vanaf 1869 was hij secretaris van de Fédération des Cercles catholiques met Charles Woeste als voorzitter. Hij schreef boeken tegen de vrijmetselaars. In 1880 werd hij provincieraadslid in Oost-Vlaanderen. Hij was liberaal-katholiek van signatuur. Op persoonlijk vlak huwde hij in 1835 in Gent met Amélie Van Hifte (Gent, 1813-1854). Er waren acht kinderen: Emilie Louise Colette (1837-1918), Gustave (1838-1886), Emma (1840-1929), Edmond Charles (1841-1895), Edouard Amand Justin Marie (1843-1922), Alfred (1845-1921), Jules Gustave Emile Marie (1852-1893) en Théodule (1858-1913).
Links[odis], [wikipedia]
Bronnen https://search.arch.be/nl/zoeken-naar-archiefvormers/zoekresultaat?view=eac&localDescription_term_source=P2751&sort=date&direction=asc&inLanguageCode=FRE&start=58
NaamGonthyn, Pauline Julia Maria
Datums° Gent, 05/06/1825 - ✝ Gent, 06/05/1870
GeslachtVrouwelijk
BioPauline Gonthyn trouwde in Gent op 18/05/1847 met de katoenbaron Joseph de Hemptinne, ultramontaans financier en politicus, oprichter van o.m. Le Bien Public. Samen hadden ze 2 zonen (Paul en Johan-Baptist de Hemptinne)
Bronnen https://www.genealogieonline.nl/west-europese-adel/I24443.php

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelDaer rijdt al door de stad van Gent.
PublicatieNiet gepubliceerd in Verzameld dichtwerk: politiek gedicht

Titel - ander werk

TitelHet Vlaemsche land: staetkundig en finantieel dagblad (periodiek)
Datum1856-1873
PlaatsGent

Titel[30?/03/1857], [Roeselare], Bruno Van Hove aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Hove, Bruno
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[30?/03/1857]
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef; datum gerconstrueerd op basis van brief van A. Neut: brief is van zaterdag 28 maart 1857. Deze brief is vermoedelijk geschreven op maandag 30 maart (maandag brief Van Hove; dinsdag GG verstuurde gedicht , woensdag 01/04 publicatie gedicht); plaats gereconstrueerd op basis van biografische gegevens: Van Hove was leraar aan het kleinseminarie van Roeselare van 1849 tot 1859.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 213x139
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7714
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|17441
Inhoud
IncipitLees ne keer dit briefke van Neut & werk in gevolge van
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.