Mr & Mme A. Hebbelynck.
offrent à Monsieur Gezelle leurs bons souhaits pour l’année 92
Madame Hebbelynck lui rappelle la promesse faite dernièrement et espère que bientôt elle en
Meirelbeke.p2verra la réalisation
< | Resultaat 1568 van 2308 | > |
---|
Mr & Mme A. Hebbelynck.
offrent à Monsieur Gezelle leurs bons souhaits pour l’année 92
Madame Hebbelynck lui rappelle la promesse faite dernièrement et espère que bientôt elle en
Meirelbeke.p2verra la réalisation
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Hebbelynck, Adolphe Edouard Corneille |
---|---|
Datums | ° Merelbeke, 27/04/1850 - ✝ Merelbeke, 11/12/1906 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | notaris; burgemeester |
Bio | Adolphe Edouard Corneille Hebbelynck werd geboren te Merelbeke op 27 april 1850 als zoon van Edouard Hebbelynck en Adelaide Therese Meheus. Hij trouwde met Emilie Colette Marie Van Baeten op 11 oktober 1876. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Adolphe was notaris te Merelbeke en later ook burgemeester. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin schoonfamilie Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Adolphe stierf te Merelbeke op 11 december 1906. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |
Naam | Van Baeten, Emilie Colette Marie |
---|---|
Datums | ° Kortrijk, 28/06/1847 - ✝ Merelbeke, 21/10/1932 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Bio | Emilie Colette Marie Van Baeten werd geboren te Kortrijk op 28 juni 1847 als dochter van wijnkoopman François Louis Joseph Vanbaeten en Adelaide Therese Meheus. François was de schoonbroer van Karel Verriest. Hij was nauw betrokken bij het H. Geest-Weeshuis waar Guido Gezelle van 1872 tot 1878 logeerde en was ook kerkmeester van de O-L-Vrouwparochie. Emilie trouwde op 11 oktober 1876 met Adolphe Hebbelynck. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Emilie overleed in Merelbeke op 21 oktober 1932. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; Overlijdensbrief in de collectie van de Gentse universiteitsbibliotheek; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |
Naam | Hebbelynck, Adolphe Edouard Corneille |
---|---|
Datums | ° Merelbeke, 27/04/1850 - ✝ Merelbeke, 11/12/1906 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | notaris; burgemeester |
Bio | Adolphe Edouard Corneille Hebbelynck werd geboren te Merelbeke op 27 april 1850 als zoon van Edouard Hebbelynck en Adelaide Therese Meheus. Hij trouwde met Emilie Colette Marie Van Baeten op 11 oktober 1876. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Adolphe was notaris te Merelbeke en later ook burgemeester. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin schoonfamilie Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Adolphe stierf te Merelbeke op 11 december 1906. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |
Naam | Van Baeten, Emilie Colette Marie |
---|---|
Datums | ° Kortrijk, 28/06/1847 - ✝ Merelbeke, 21/10/1932 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Bio | Emilie Colette Marie Van Baeten werd geboren te Kortrijk op 28 juni 1847 als dochter van wijnkoopman François Louis Joseph Vanbaeten en Adelaide Therese Meheus. François was de schoonbroer van Karel Verriest. Hij was nauw betrokken bij het H. Geest-Weeshuis waar Guido Gezelle van 1872 tot 1878 logeerde en was ook kerkmeester van de O-L-Vrouwparochie. Emilie trouwde op 11 oktober 1876 met Adolphe Hebbelynck. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Emilie overleed in Merelbeke op 21 oktober 1932. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; Overlijdensbrief in de collectie van de Gentse universiteitsbibliotheek; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Hebbelynck, Adolphe Edouard Corneille |
---|---|
Datums | ° Merelbeke, 27/04/1850 - ✝ Merelbeke, 11/12/1906 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | notaris; burgemeester |
Bio | Adolphe Edouard Corneille Hebbelynck werd geboren te Merelbeke op 27 april 1850 als zoon van Edouard Hebbelynck en Adelaide Therese Meheus. Hij trouwde met Emilie Colette Marie Van Baeten op 11 oktober 1876. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Adolphe was notaris te Merelbeke en later ook burgemeester. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin schoonfamilie Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Adolphe stierf te Merelbeke op 11 december 1906. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |
Naam | Van Baeten, Emilie Colette Marie |
---|---|
Datums | ° Kortrijk, 28/06/1847 - ✝ Merelbeke, 21/10/1932 |
Geslacht | Vrouwelijk |
Bio | Emilie Colette Marie Van Baeten werd geboren te Kortrijk op 28 juni 1847 als dochter van wijnkoopman François Louis Joseph Vanbaeten en Adelaide Therese Meheus. François was de schoonbroer van Karel Verriest. Hij was nauw betrokken bij het H. Geest-Weeshuis waar Guido Gezelle van 1872 tot 1878 logeerde en was ook kerkmeester van de O-L-Vrouwparochie. Emilie trouwde op 11 oktober 1876 met Adolphe Hebbelynck. Ze kregen een zoontje Léon en een dochter Marie. Op 25 september 1880 schreef Guido Gezelle het gelegenheidsgedicht 'De braave Maarten' voor Ursula Simoens, de meid van het gezin Van Baeten-Delorge, omdat ze 25 jaar in dienst was. Dit gedicht werd opgenomen in de bundel "Liederen, Eerdichten en Reliqua". In dat gedicht verwijst Gezelle ook naar Adolphe en Emilie: “Niet waar, Alfons, gij weet daarvan, Van ’t geen die brave maarte al kan? En Emilie, die, uitgetrouwd, Nu zelve al twee drie kinders douwt, Gij weet daarvan, en ’t deert u dat Gij nooit nog zulk een maarte en hadt?” De contacten met het gezin Hebbelynck-Van Baeten waren zeer vriendschappelijk. Zo schreef Gezelle ook het gedicht ‘Scilt ende vrient’ als persoonlijke attentie voor de familie. Het gedicht beschrijft hoe een ik-figuur wegvlucht uit een sneeuwstorm en geborgenheid vindt bij een bevriend gezin. Gezelles handschrift suggereert dat de leuze “scilt ende vrient” op de haard van hun woning stond. Emilie overleed in Merelbeke op 21 oktober 1932. |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedichten |
Bronnen | Rijksregister; Overlijdensbrief in de collectie van de Gentse universiteitsbibliotheek; https://gezelle.be/ontmoet-gezelle/ontmoet-gezelle-werk-1-algemene-intro/ontmoet-gezelle-werk-11-gelegenheidspoezie-landing-2/ontmoet- |