Uw brief bracht mij een aangenaam nieuws; dat is te zeggen de hoop op uwe medewerking aan de Warande. Edoch ‘k was gansch treurig verwonderd, dat gij het heele jaar lang ons tijdschrift niet en hebt ontvangen. Ge moet weten dat sedert 1890 onze abdij Vlierbeek het hoofdverzendingshuis der afleveringen is geworden, en dat de heer A. Siffer te Gent opgegeven heeft aan welke adressen hij, van dien tijd af, geene afleveringen meer zendt. Hij en sprak niet van Rond den Heerd; men moest dus peizen dat hij voortging met de zending aan u en aan anderen.
Wij bestemmen u geerne den jaargang, maar zie, nu is n° 5 uitgeput. ‘t Verlangt dus een weinig geduld, tot wij er weder in handen krijgen, bij de afrekening p2Uwe aanbeveling van eerw. Heer Lefere is voldoende, en wij zien met genoegen iets van Zijne edelheid te gemoete.
Uw gedacht is niet slecht – een hoekje rond den heerd voor uwe eigene bijdragen te openen. Er zullen steeds lezers zijn, welke zich aldaar gretig zullen warmen. ‘t Is zeer gewenscht dat wij eenige nieuwe inschrijvers verkrijgen; ons deficit is altoos nog groot... wij zien echter dat die vernielende, buiten de palen getreden beek zich langzamerhand weder binnen zijne oevers gaat bewegen. Daarom wordt het werk voortgezet, en hebben wij zelfs drie fraaie premieplaten uitgeloofd. Zij worden weldra rond gezonden aan de inschrijvers voor 1891
Kan men nu reeds van uwentwege de samenwerking van Dietsche Warande & Rond den Heerd aankondigen? Dan geschiedt dit in de aflev. van Maart, die weldra gaat volgen (Januari is op weg). Ziedaar mijn woordeke, met vriendschappelijke handdruk.