Dat gaat nu toch te verre, en dat heet de menschen uitlachen, in dien nr van RdH. 28 Augusti laatst, dien ik hier lezende ben.[2] Hoe! zooveel te beter! dat er in Vlaanderen een geschiedenisse van eene onzer steden in 't fransch geschreven wordt? Zooveel te beter? Is dat meenste, of is het spoken? Men zegt al vele om zijn zelven of eenen vriend schoone te maken, maar ware het niet beter de waarheid bekennen gelijk zij is, en 't beklagen, houdt iemand aan ons' vlaamsche tale niet genoeg, dan toegeven en verblinden? En waarom, zoo veel te beter? Ja, der zijn wel redens bij gegeven; maar - al te fijn, al te doorslepen, of zoo de hollanders spreken, al te spitsvondig! Te vele bewijzen en bewijst niet, en te goed zijn deugt ook niet. Omdat, geheel de wereld, staat er, zou te weten komen wat dat Meenen is en wat dat Vlamingen zijn.
Als het maar daar aan en schilt, en dat onze boeken absoluut geheel de wereld deure moeten gelezen worden, he, dat er niemand geen vlaamsch meer en schrijve; al in 't fransch! en dan zal de wereld lezen wat die uitgestorvene Vlamingen - 't er zullen immers geen Vlamingen meer zijn, en zij zouden p2
best van name veranderen - wat die gewezene Vlamingen peizen en gevoelen, schrijven en dichten. Rond den Heerd doet kwalijk in 't fransch niet uit te komen; de geschiedenis Onzer helden behoorde in 't fransch geschreven, en de Meester der Westvlaamsche school,[3] dewijl er zoo een school is, moest zijn leven lang fransch gedicht hebben en ons tale en volk helpen uitsterven. O! dat kan niet zijn, en 't doet mij pijne aan 't herte van het te peizen! Neen! die schoonsprake, dat verontschuldigen is een ontvallen woord, en houdt geen streke. Liever en beter met den dichter:
God gaf elk land de zijne,
en laat ze rijk zijn, laat ze kaal
ze is vlaamsch, en ze is de mijne.
Gij zult mij zeggen: er is een beter reden, en daar zit de kern in. - Inderdaad, en 'k vatte het ook: “Zooveel te beter; immers er zijn vele historien van steden, deze van Kortrijk onder andere, door Frans De Potter, die niemand en leest omdat ze in nederduitsch officieel schier-hollandsch opgesteld zijn.” Dat beteekent, als het ten uitvinden p3
komt : liever fransch dan armzalig vlaamsch.
Die spreuke kan betwist worden; er zijn redens dervooren, er zijn redens, meer misschien, dertegen. Zegt dat tegen eenen versteenden officieelen rabraker die noch hooren noch voelen wilt, 't kan er deure; maar aan menschen van goeden wil, - en 'k hope dat de schrijver der historie van Meenen zoo eene is -, neen, dat is te wreed.
Is de regel en leuze niet “in Vlaanderen vlaamsch?” en hoe meer die regel in 't werk gesteld wordt, hoe beter. Te meer dat het hier een voorbeeld geldt dat van hooge komt;
voorbeelden trekken
slechte voorbeelden ook, en deze meest die geprezen en beboft worden. Of ligt Meenen In Vlaanderen niet, en kent men te Meenen geen vlaamsch meer? Hij die zooveel arbeid uitgezien heeft om zijnen boek, zijn gedenkstuk en 't gedenkstuk zijner vaderstad op te bouwen, zou hij hem geen kleine moeite willen getroosten om zijn eigen taal, 't gedenkstuk zijner vaderen, te bestudeeren en goed te handigen? Hij, die zooveel oud en gezond vlaamsch in de oorkonden gevonden heeft, het begrepen en verstaan heeft, 't gene moeilijk is, die 't zoo weigerlijk bewaard heeft en opgenomen, hij zou geen goed gezond vlaamsch kunnen schrijven hebben! Wat zouden wij wel moeten beginnen peizen van de Westvlaamsche Vlamingen?
Men zegt - en k hebbe het geern te gelooven - dat de geschiedenis-p4
se van Heer doctor Rembry zulk een deugdelijke boek is, iets dat uitneemt, en 'k weet niet, 't is lijk daarom ook nog een weinig dat het wel is dat hij in 't fransch opgesteld is! ‘Hewel, 't is mij dáárom zooveel te spijtiger! Zulke boeken immers, eerst en meest, behooren in Vlaanderen in t vlaamsch geschreven, waar iets van bedied in zit, die meesterlijke werken verdienen genoemd te worden, en die deugd doen, als men ze leest, dat ze in 't vlaamsch geschreven zijn. Of behooren wij dat niet te veranderen dat men zegt “is een werk in 't vlaamsch opgesteld, wie zal het dán koopen?” En hoe dat veranderen, 't en zij met de geleerden te dwingen en de liefhebbers aan te trekken door de schoonheid, geleerdheid en deugdelijkheid onzer schriften? Ah! Als het maar de kale werken meer en zijn die nog in 't vlaamsch mogen uitkomen, dán, dán zal het waar zijn, dat ze niemand en koopt noch en leest, en 't zal wel besteed zijn: Wij zullen er zelve de schuld van dragen, en schande zal ons met recht beladen:
dat zijn eigen zelf ontwordt
dat, verbasterd en gelasterd,
schaamteloos in schande stort!
Neen, neen dus, 't is mis, in Vlaamsch-Vlaanderen een fransche boek! Als of wij ons eigen niet loochenden, onze vaderen miskenden, onze nazaten bestolen met de tale onzen kostelijksten nationalen schat, te misprijzen, en, onder schijn- en bedrogredenen, 't vreemde vooren te kiezen. Vlaamsch - altijd en overal Vlaamsch, en goed Vlaamsch in goede deugdelijke werken! dat is de ware zin.
Ik hope, Mijnheer, dat gij die vele houdt van uwe gedachten vrijlijk uit te spreken, dezen brief niet kwalijk zult nemen, en hem wel willen drukken in uw vrij-vlaamsche blad, en blijve[6]