[1] Gedicht van Guido Gezelle als reactie op
steunbetuiging van Elisabeth Vanden Broeck na aanval op straat in Kortrijk op 12/0
1880. In de zomer van 1880 werd Gezelle in Kortrijk aangevallen door een groepje dronken mannen. De schermutseling vond plaats op 12/07/1880 in de centraal gelegen Budastraat.
De Standaerd van Vlaenderen (15/07/1880) en
Gazette van Kortrijk (17/07/1880, 18/02/1881) geven ons een idee van wat er toen gebeurde: op maandag 12 juli 1880 wandelde Gezelle in ‘een der volksrykste straten onzer stad’. Ter hoogte van een herberg sprongen ‘een aental gemeene kerels’ naar buiten ‘en vielen op den weerlozen priester, die zy erg mishandelden’. ‘Er dient hier bygevoegd te worden dat de meerderheid der geweldigaerds Walen waren.’ Door de snelle hulp van voorbijgangers en buren konden drie van die ‘woestaerds’ naar het politiebureau gebracht worden. De commentator voegde eraan toe dat de Kortrijkse bevolking bijzonder ontstemd was over de laaghartige behandeling van deze ‘weerdigen geestelyke’, van ‘een der grootste dichters van onze tyd’. De lokale
Gazette van Kortrijk schetste meer in detail wat Gezelle op deze maandagse marktdag overkwam. Vijf ‘leuren’ die in Frankrijk werkten, liepen al de hele dag zat rond en nabij een café in de Budastraat ontmoetten ze Gezelle. ‘Spotsgewijze vroegen zij de benedictie’. Maar omdat de priester niet reageerde, riep één van hen: ‘’k Zal ik hem de benedictie geven.’ Tegelijk gaf hij Gezelle een kaakslag zodat zijn hoed op de grond viel. Ook de andere ‘deugnieten’ gaven hem enkele vuistslagen. Het medeleven van de Kortrijkse bevolking was groot. De journalist wees de (liberale) pers aan voor het verspreiden van laster en kritiek over de kerk en de clerus. De aanslag werd in verband gebracht met de schoolstrijd die sinds 1879 het politiek klimaat beïnvloedde. Potentiële daders werden buiten het deftig katholieke circuit gesitueerd: Walen, arbeiders uit Frankrijk, gemeen volk, straatlopers, zatlappen, geweldenaars, en lasteraars van de kerk. Dezelfde toon van verontwaardiging en meeleven vinden we ook in het briefje van Elisabeth aan Guido Gezelle. Bovendien bezorgde ze Gezelle een nieuwe hoed als compensatie voor ‘l’ignoble soufflet’ waar hij het slachtoffer van werd. Hierop repliceerde Gezelle dit vriendschappelijk-relativerend dankgedichtje. In dit vers heeft de dichter het over een ‘onverdienden vijandsslag’. Een half jaar later, op 18/02/1881, kon de
Gazette van Kortrijk de uitspraak van de rechtbank van Kortrijk publiceren. Een man, genaamd Vansteenkiste, werd beschuldigd van slagen en, net als de twee anderen, ook van opstand tegen de politie. De eerste kreeg een maand gevangenis, de anderen respectievelijk vijftien en acht dagen.