<Resultaat 590 van 2616

>

p1+
Heer ende Meester,

'K hebbe gewacht van U te schrijven tot dat ik ‘ne keer het leven der studenten bij de hoogeschool van bij gezien had, en dat leven een weinig gewend was.

Op het laatste van ‘t schooljaar hebt gij ons eenige goede en wijze lessen gegeven voor onzen handel en wandel bij de hoogeschool, en die lessen komen ons stijf wel te passe: Want ‘t gene gij gezeid hebt over de levenswijze van veel studenten, en is maar al te waar. Nogtans ‘t getal van de nieweerds en kraait hier niet boven; de goê en deugdzame studenten hebben hier toch de overhand, en als er ievers een heerefiske wilt van zijn neuze maken, en kwaad zeggen van de professors, zijn der hier jongelingen die durven spreken, en toogen wie zij zijn en wat zij zijn, en die beslagmakerkes met twee, drie woorden den mond stoppen, bij zoverre dat ze voortgaan, en ‘s anderdaags komen hunne p2pinte betalen. Ja, daar zijn nog van die goê, Christene studenten, die niet beschaamd en zijn van binst de weke naar de misse te gaan; daar zijn er, God zij gedankt, nog vele: En die jongelingen zijn meestal Vlamingen, Vlamingen van beide Vlaanderen.

Hertelijken dank, Heer ende Meester, voor uwe schoone lessen en vermaningen; wij zullen voort, ofschoon van U verwijderd, uwen goeden raad volgen in ons leven bij de hoogeschool.

O wij peizen nog zoo dikwijls op Rousselaere en zeggen al dikwijls tegen malkaâr dat wij zouden willen twee, drie uren scheikunde en kruidkunde verwisselen tegen de lessen van fransch, vlaamsch, en van geschiedenisse in de rhetorika van Rousselaere; en wij peizen en zeggen dat bijzonderlijk als wij op die uren ‘s namiddags eene wandelinge doen. Voor wat de koursen aangaat, dat gaat al nog al wel buiten die duivelsche scheikunde; dat is juiste lijk hebreeuws voor ons, en wij hebben daar 4 uren te weke van; ‘t is wel onze buik vol. De drie eerste dagen van de weke hebben wij schole ofte kours van ten 8 uren tot den 1: ‘T is oprecht peerdewerk; de andere dagen is het wat beter.

Tot nu toe, God zij gedankt, zijn wij, studenten van de klasse, nog allemale p3wel vereenigd: wij noenmalen te gâre, gaan te zamen wandelen, en komen 's avonds te gâre tot den 9 uren en 1/2 of ten 10, 't alderlangste. Mocht 'et alzoo voort blijven duren. Op voorstel van Rodenbach vergaren wij alle vrijdagavond op malkaârs kwartier, en dan zingen wij het lied der Vlamingen, den Blauwvoet, den Leeuw, enz. dat het dreunt en schaûwe geeft. Rodolf heeft ‘nen piano op zijn kwartier;[1] wij hebben hem vrijdag laatst weest inhuldigen of beter instellen. Wij gaan ook allen in “Tijd en Vlijt”. Dr Albertinck-Thym heeft vandage[2] gezeid dat onze Rector de vlaamsche zaak stijf genegen is[3] en dat de Koning ook vlaamschgezind wordt: Als hij over 14 dagen tot Löven heeft geweest,[4] heeft hij gezeid dat hij lange voor het vlaamsch niet geweest en had, maar dat hij nu van gevoelen veranderd was: “Vous voyez en moi un converti”. Gij hebt ons beloofd, Heer ende Meester, van in ‘t eerste van ‘t schooljaar in “Tijd en Vlijt” eene voordracht te komen geven[5] Wij hopen dat gij uwe belofte nog niet vergeten hebt, en dat gij er niet aan zult te kort blijven. Wij verlangen al om U eens te zien en U de hand te mogen p4+drukken.

‘K peize, Heer ende Meester, dat gij nog weet dat ik tot Rousselaere twee prijzen gelaten hebbe om te verwisselen, omdat ik ze al had. ‘K hope dat gij mij er daar 2 zult geven die mij stijf nuttig zijn en waar dat ik iets kan uit leeren.

G’ hebt beloofd, Heer ende Meester, dat gij ‘ne keer aan elkeen van ons in ‘t bezonder onze lesse gongt spellen: Welnu ‘k verwachte met ongeduld eenige van die woorden die een geheel jaar lang uit uw edel en dichterlijk herte in het onze gevloeid hebben, die onzen geest laafden, spezen en sterkten, den dorst van onze ziele verzadigden, en die er geheel ons leven lang zullen in geprent staan.

‘K en peisde niet van zooveel te schrijven, maar als men naar eenen meester schrijft, naar eenen boezemvriend zooals hij zijt voor ons, men weet altijd nog iets te zeggen, en men heeft rooie om uit te scheên. Tot ‘nen naasten keer dus, Heer ende Meester.

Voor mijne tehuisrichtinge; ‘K weune met A. De Ruytter in de Visserschstrate. Nr 3.

De vriendelijkste groeten van al de p5Rousselaersche makkers. ‘K zitte nevens A. De Ruytter te schrijven; hij is ook bezig, geloof ik met te schrijven om zijne lesse gespeld te zijn.

Mijne hertelijkste groetenissen, als ‘t U belieft, Mijnheer, aan M. M. Lanssen, Moulaert, Demonie, Dierick, De Lorge, enz. Want alhoewel ik te Löven ben, 'k zijn nog met hert en ziele te Rousselaere.

Van verre groet U Edele vriendelijk en drukt U de hand.
Uw verkleefdste oud-leerling,
R. Adriaens.

Noten

[1] Op zijn kamer, op zijn ‘kot’.
[2] Op de vergadering van 15 oktober 1876 van ‘Met Tijd en Vlijt’ wees Paul Alberdingk Thijm al op de geboekte vooruitgang nl. het feit dat de cursus ‘geschiedenis van de Nederlandse literatuur’ nu vast op het programma werd gezet vanaf het schooljaar 1876-1877. (zie: R. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach: een biografie. Tielt: Lannoo, 2002, p.399).
[3] Rector Alexandre Namèche was helemaal niet gewonnen voor tweetaligheid aan de Leuvense universiteit.
[4] Op 1 oktober 1876 brachten koning Leopold II en koningin Maria-Hendrika een bezoek aan de stad Leuven, dit voor de inhuldiging van het standbeeld van Sylvain Van de Weyer. Het was een dagvullend programma waarbij ze om 15 uur ook de universiteitsbibliotheek bezochten. (Gazette de Louvain, 1 oktober 1876). Informatie over een Vlaamsvoelende uitspraak van de koning gedurende die dag staat niet vermeld in de historische kranten. De Vlaamsche Vlagge, kerstnummer 1876, rapporteert er evenmin over.
[5] Hugo Verriest zal inderdaad naar Leuven komen om er een toespraak te houden in een vergadering van ‘Tijd en Vlijt’. Hij gaf op 3 februari 1877 de voordracht: ‘Leven en Dood, in Letterkunde en Taal’ (zie: R. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach: een biografie. Tielt: Lannoo, 2002, p.200).

Register

Correspondenten - personen

NaamAdriaens, René Frans
Datums° Zedelgem, 14/11/1855 - ✝ Zedelgem, 16/09/1900
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioRenatus Franciscus Adriaens was de zoon van Henri Adriaens en Sophie-Rosalie Coene. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare en was er klasgenoot van Rodenbach in de wonderklassen Poësis (1874-75) en Rhetorica (1875-76) bij Hugo Verriest, die hem samen met drie andere klasgenoten, onder wie Rodenbach, portretteerde in zijn "Twintig Vlaamsche Koppen" (1923). Hij was er lid van de lettergilde (Société Littéraire) en werkte er mee, samen met Rodenbach, aan de Nederlandse vertaling van het Griekse treurspel "Prometheus in de boeien" van Aeschylos. Tussen 1876 en 1883 studeerde hij geneeskunde te Leuven. Tijdens zijn studietijd sloot hij zich aan bij de literaire studentenvereniging 'Met Tijd en Vlijt'. Daarnaast speelde hij een actieve rol in de nieuwe Vlaamsgezinde initiatieven die in het academiejaar 1876-1877 door enkele oud-leerlingen uit Roeselare, onder leiding van Rodenbach, werden gelanceerd in de Leuvense studentenwereld. Hij was onder meer medeoprichter en lid van de Sint-Tillogilde, de Spelersgilde en de studentenwerking van het Davidsfonds. Samen met Aloïs Bruwier vormde hij een brug naar de tweede generatie Vlaamsgezinde studenten uit West-Vlaanderen, die rond 1879 in Leuven nieuw leven blies in het studentenflamingantisme na de neergang van de Rodenbachbeweging. Met onder meer Alfons Depla en Hendrik Persyn heroprichtte hij in 1879 een spelersgilde en gaf hij enkele studentenbladen uit, waaronder "Kwaepenninck", "De Tassche" en "Onze Vlaamsche Wekker". In 1883 hielp hij mee aan de oprichting van de Westvlaamsche Gouwgilde. Na studies vestigde hij zich als geneesheer in Zedelgem, waar hij actief bleef binnen de Vlaamse beweging, onder meer als lid van de 'Swighenden Eede' (in 1884) en als redactielid van "De Vlaamsche Vlagge". Hij was abonnee van "Biekorf "en correspondent van Gezelle. Als dokter te Zedelgem was hij betrokken bij het dialectonderzoek Gezelle-Willems.
Relatie tot Gezelleadressenlijst Cordelia Van De Wiele; studentenbeweging
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/adriaens-renaat
NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamAdriaens, René Frans
Datums° Zedelgem, 14/11/1855 - ✝ Zedelgem, 16/09/1900
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioRenatus Franciscus Adriaens was de zoon van Henri Adriaens en Sophie-Rosalie Coene. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare en was er klasgenoot van Rodenbach in de wonderklassen Poësis (1874-75) en Rhetorica (1875-76) bij Hugo Verriest, die hem samen met drie andere klasgenoten, onder wie Rodenbach, portretteerde in zijn "Twintig Vlaamsche Koppen" (1923). Hij was er lid van de lettergilde (Société Littéraire) en werkte er mee, samen met Rodenbach, aan de Nederlandse vertaling van het Griekse treurspel "Prometheus in de boeien" van Aeschylos. Tussen 1876 en 1883 studeerde hij geneeskunde te Leuven. Tijdens zijn studietijd sloot hij zich aan bij de literaire studentenvereniging 'Met Tijd en Vlijt'. Daarnaast speelde hij een actieve rol in de nieuwe Vlaamsgezinde initiatieven die in het academiejaar 1876-1877 door enkele oud-leerlingen uit Roeselare, onder leiding van Rodenbach, werden gelanceerd in de Leuvense studentenwereld. Hij was onder meer medeoprichter en lid van de Sint-Tillogilde, de Spelersgilde en de studentenwerking van het Davidsfonds. Samen met Aloïs Bruwier vormde hij een brug naar de tweede generatie Vlaamsgezinde studenten uit West-Vlaanderen, die rond 1879 in Leuven nieuw leven blies in het studentenflamingantisme na de neergang van de Rodenbachbeweging. Met onder meer Alfons Depla en Hendrik Persyn heroprichtte hij in 1879 een spelersgilde en gaf hij enkele studentenbladen uit, waaronder "Kwaepenninck", "De Tassche" en "Onze Vlaamsche Wekker". In 1883 hielp hij mee aan de oprichting van de Westvlaamsche Gouwgilde. Na studies vestigde hij zich als geneesheer in Zedelgem, waar hij actief bleef binnen de Vlaamse beweging, onder meer als lid van de 'Swighenden Eede' (in 1884) en als redactielid van "De Vlaamsche Vlagge". Hij was abonnee van "Biekorf "en correspondent van Gezelle. Als dokter te Zedelgem was hij betrokken bij het dialectonderzoek Gezelle-Willems.
Relatie tot Gezelleadressenlijst Cordelia Van De Wiele; studentenbeweging
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/adriaens-renaat

Briefontvanger

NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Plaats van verzending

NaamLeuven
GemeenteLeuven

Naam - persoon

NaamAdriaens, René Frans
Datums° Zedelgem, 14/11/1855 - ✝ Zedelgem, 16/09/1900
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioRenatus Franciscus Adriaens was de zoon van Henri Adriaens en Sophie-Rosalie Coene. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare en was er klasgenoot van Rodenbach in de wonderklassen Poësis (1874-75) en Rhetorica (1875-76) bij Hugo Verriest, die hem samen met drie andere klasgenoten, onder wie Rodenbach, portretteerde in zijn "Twintig Vlaamsche Koppen" (1923). Hij was er lid van de lettergilde (Société Littéraire) en werkte er mee, samen met Rodenbach, aan de Nederlandse vertaling van het Griekse treurspel "Prometheus in de boeien" van Aeschylos. Tussen 1876 en 1883 studeerde hij geneeskunde te Leuven. Tijdens zijn studietijd sloot hij zich aan bij de literaire studentenvereniging 'Met Tijd en Vlijt'. Daarnaast speelde hij een actieve rol in de nieuwe Vlaamsgezinde initiatieven die in het academiejaar 1876-1877 door enkele oud-leerlingen uit Roeselare, onder leiding van Rodenbach, werden gelanceerd in de Leuvense studentenwereld. Hij was onder meer medeoprichter en lid van de Sint-Tillogilde, de Spelersgilde en de studentenwerking van het Davidsfonds. Samen met Aloïs Bruwier vormde hij een brug naar de tweede generatie Vlaamsgezinde studenten uit West-Vlaanderen, die rond 1879 in Leuven nieuw leven blies in het studentenflamingantisme na de neergang van de Rodenbachbeweging. Met onder meer Alfons Depla en Hendrik Persyn heroprichtte hij in 1879 een spelersgilde en gaf hij enkele studentenbladen uit, waaronder "Kwaepenninck", "De Tassche" en "Onze Vlaamsche Wekker". In 1883 hielp hij mee aan de oprichting van de Westvlaamsche Gouwgilde. Na studies vestigde hij zich als geneesheer in Zedelgem, waar hij actief bleef binnen de Vlaamse beweging, onder meer als lid van de 'Swighenden Eede' (in 1884) en als redactielid van "De Vlaamsche Vlagge". Hij was abonnee van "Biekorf "en correspondent van Gezelle. Als dokter te Zedelgem was hij betrokken bij het dialectonderzoek Gezelle-Willems.
Relatie tot Gezelleadressenlijst Cordelia Van De Wiele; studentenbeweging
Bronnen https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/adriaens-renaat
NaamAlberdingk Thijm, Peter Paul
Datums° Amsterdam, 21/10/1827 - ✝ Kessel-Lo, 01/02/1904
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; auteur; geschiedschrijver; letterkundige
VerblijfplaatsNederland
BioPaul Alberdingk-Thijm was hoogleraar in de Nederlandse en Germaanse Letterkunde aan de katholieke universiteit te Leuven. Hij was een jongere broer van de Nederlandse letterkundige Jozef Alberdingk-Thijm die o.m. in 1855 het tijdschrift 'Dietsche Warande' had opgericht. Na hogere studies te Utrecht zette hij zijn opleiding in Duitsland (Freiburg) voort. Hij werd eerst leraar te Maastricht, daarna, vanaf 1870, hoogleraar te Leuven. Hij werd meteen tot ondervoorzitter, en na de dood van Pieter Willems in 1898, tot voorzitter gekozen van het Vlaamse studentengenootschap 'Met Tijd en Vlijt' waardoor hij een bijzondere invloed uitoefende op de jonge Albrecht Rodenbach. In 1875 werd hij tevens stichter en eerste voorzitter (1875-1878) van het Davidsfonds. In oktober 1886 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en in december van datzelfde jaar nam hij de 'Dietsche Warande' over van zijn broer. Hij verkocht het tijdschrift in 1899 aan Maria Belpaire die het blad samensmolt met 'Het Belfort'. Als auteur publiceerde P. Alberdingk-Thijm literaire en historische studies die getuigen van een breed humanistische visie.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDe Lorge, Jules François; Julius
Datums° Avelgem, 11/05/1848 - ✝ Sint-Joris, 14/10/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor
BioJulius De Lorge werd geboren in Avelgem op 11 mei 1848 als zoon van Auguste De Lorge, handelaar, en Virginie Dubucq. Op 12 april 1872 begon hij zijn onderwijscarrière als leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Enkele maanden later, op 21 december 1872, werd hij in Brugge tot priester gewijd. Op 23 juli 1890 werd hij benoemd tot pastoor van Sint-Joris-ten-Distel. Julius De Lorge bleef daar in functie tot aan zijn overlijden op 14 oktober 1925.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamDemonie, Emiel; skald; Wilfried; Logicus; De Monie
Datums° Roeselare, 28/07/1846 - ✝ Brugge, 03/01/1890
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; hoofdredacteur; auteur
BioEmiel Demonie, zoon van Desiderius Demonie, koopman, en Justina Verhaeghe, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare en hij werd er op 1 oktober 1869 zelf ook leraar. Hij was er lid van Gezelles confraternity. Hij was de neef van Polydoor Demonie. Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 7 november 1869. In 1874-1875 was hij poësistitularis van Albrecht Rodenbach in de Groote Stooringe. De studenten van Demonie weigerden tijdens een feest van de superior een Frans lied te zingen. Mede hierdoor werd hij ontslagen. Rodenbach schreef voor hem het gedicht De Meester. In Brugge werd hij onderpastoor van de Sint-Gilliskerk (22/08/1879) en godsdienstleraar aan de rijksnormaalschool voor meisjes (29/12/1884). Hij schreef artikels voor Loquela en was één van de medestichters van het tijdschrift Biekorf. In opvolging van Amaat Vyncke was hij een tijdje hoofdredacteur van De Vlaamsche Vlagge en hij schreef er artikels onder de schuilnamen Skald, Logicus en Wilfried. Hij was ook medewerker van de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen (1875-1876). Gezelle droeg het gedicht Ach, hoe dikmaals was 't mijn lot niet aan hem op. Bij zijn overlijden in 1890 schreef Gezelle het gedicht Wij bouwden op uw leven een getemmer.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie; zanter (WDT); medestichter van Biekorf; medewerker Loquela; correspondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nevb.be/wiki/Demonie,_Emiel
NaamHuyghebaert, Rodolphe Auguste Aimé
Datums° Torhout, 01/08/1855 - ✝ Torhout, 28/01/1884
GeslachtMannelijk
BioRodolphe Auguste Aimé Huyghebaert werd geboren in Torhout op 1 augustus 1855. Hij was de zoon van Amatus Huyghebaert (Middelkerke, 1817 – Torhout, 1890), muziekleraar aan de Torhoutse normaalschool en boekhandelaar, en Pauline Coleta Delplace (Brugge, 1828 – Torhout, 1906). Hij studeerde aan het kleinseminarie van Roeselare, waar hij in het schooljaar 1875-1876 klasgenoot was van René Adriaens in de zogenaamde ‘Wonderklasse’ van de retorica. Hij was een medestander van Albrecht Rodenbach, ook tijdens zijn studietijd in Leuven waar hij rechten studeerde. Rodolphe Huyghebaert overleed in Torhout op 28 januari 1884, op 28-jarige leeftijd.
Relatie tot Gezellecorrespondent; studentenbeweging
BronnenLieve Gevers, Bewogen jeugd.Vlaanderen 1830-1895. Davidsfonds, Leuven, 1987
NaamLanssen, Victor
Datums° Roeselare, 18/03/1844 - ✝ Eernegem, 12/11/1904
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; surveillant; coadjutor; onderpastoor; pastoor
BioVictor Lanssen was oud-leerling van Gezelle aan het kleinseminarie van Roeselare. Gezelle was er zijn biechtvader. Hij nam in januari 1862 deel aan een loterij voor de financiering van de kerk te Highgate (Londen) waarvoor Gezelle bemiddelde. Lanssen werd er op 02/07/1869 zelf surveillant. Zijn priesterwijding volgde op 07/11/1869 te Brugge. Hij droomde er echter van missionaris te worden. Op 10/12/1870 deed hij zijn aanvraag om naar het Amerikaans seminarie te Leuven te gaan. Bisschop Faict weigerde dit echter. Op 01/03/1880 kreeg hij wel de toelating om tijdens de grote vakantie naar het klooster te gaan. In 1881 werd hij omwille van zijn Vlaamsgezinde houding verwijderd uit het kleinseminarie van Roeselare. Hij werd benoemd tot deservitor te Bekegem (24/08/1881), hulppriester (17/11/1881) en vervolgens onderpastoor (11/06/1882) te Oostende. Later werd hij pastoor te Leffinge (09/12/1891) en te Eernegem (06/06/1899).
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellelid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde, correspondent; oud-leerling Gezelle
NaamNameche, Alexandre Joseph
Datums° Perwez, 26/07/1811 - ✝ Heverlee, 30/01/1893
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; professor; rector; historicus
BioAlexandre Joseph Nameche werd op 13 juni 1835 tot priester gewijd te Mechelen. Hij was hoogleraar geschiedenis, vicerector en rector magnificus van de Katholieke Universiteit te Leuven (1872-1881). Hij is vooral bekend door zijn standaardwerk "Cours d'histoire nationale", 30 dln. (1853-1894).
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamRodenbach, Albrecht; Berten; De selscuttere
Datums° Roeselare, 27/10/1856 - ✝ Roeselare, 23/06/1880
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter
BioAlbrecht Rodenbach was een schrijver en dichter die geboren werd in Roeselare op 27 oktober 1856. Hij genoot zijn opleiding aan in het kleinseminarie van Roeselare en was er in 1867 leerling aan de section préparatoire waar hij Gustaaf Flamen als priester-leraar had. Hij was van 1870 tot 1878 leerling van de humaniora, waar hij deel uitmaakte van de ‘wonderklasse’ van Hugo Verriest, oud-leerling van Gezelle. In 1875 ontstond er op school grote ophef toen de leerlingen tijdens een feest ter ere van de superior geen toestemming kregen om Rodenbachs lied ‘Het Lied Der Vlaamsche Zonen’, ook bekend als ‘De Blauwvoet’ voor te dragen. Het verbod leidde tot een studentenprotest tegen het anti-Vlaamse schoolbeleid dat bekendstaat als de ‘Groote Stooringe’. Met zijn gedicht startte hij een studentenbeweging genaamd de Blauwvoeters die gedichten en teksten publiceerden om Vlaamsgezindheid te promoten. Hieruit volgde onder meer het tijdschrift "De Vlaamsche Vlagge". De Blauwvoeterij vloog over naar Leuven toen Rodenbach en zijn klasgenoten er in 1876 gingen studeren. Rodenbach was erg actief in het studentenleven. Zo was hij medestichter van dagblad "Het Pennoen" en de "Vlaamsche Studentenbond". Daarnaast was hij lid van de Sint-Tillogilde en de toneelvereniging de Sint-Jansgilde. Later verminderde zijn engagement echter en spendeerde hij meer aandacht aan zijn literaire werken. Op 23 juni 1880 kwam hij op slechts 23-jarige leeftijd in zijn geboortestad te overlijden aan tuberculose. Na zijn dood groeide Rodenbach uit tot een icoon van de Vlaamse Studentenbeweging en Roeselare. In 1909 werd daar als eerbetoon een standbeeld van hem onthuld.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/rodenbach-albrecht#roeselare-en-de-groote-stooringe
NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamLeopold II van België
Datums° Brussel, 09/04/1835 - ✝ Laken, 17/12/1909
GeslachtMannelijk
Beroepkoning
BioLeopold Lodewijk Filips Maria Victor, geboren in Brussel op 9 april 1835, was de tweede zoon van Leopold I en Louise Marie van Orléans. Hij volgde zijn vader op in 1865 en bleef koning tot aan zijn dood in 1909 (Laken, 17 december). In 1853 huwde hij met aartshertogin Maria Hendrika van Oostenrijk. Zij kregen vier kinderen: drie meisjes en een zoon. Na diens dood verzuurde het huwelijk. Leopold kreeg nog op late leeftijd twee buitenechtelijke zonen. Leopold wordt de Koning-Bouwheer genoemd wegens de vele bouwwerken en parken die hij, deels met winsten uit Congo, heeft opgericht, vooral in Brussel, Oostende en Antwerpen. In 1884-1885, tijdens de Conferentie van Berlijn, werd Congo-Vrijstaat, waarvoor hij zich bijzonder interesseerde, aan hem gegeven als zijn persoonlijk bezit. Na een minder fraaie koloniale periode van uitbuiting en mishandelingen werd hij in 1908 gedwongen het gebied af te staan aan België (Belgisch Congo). Het jaar daarop overleed hij te Laken.
Links[wikipedia]
NaamDe Ruytter, Auguste Joseph
Datums° Leffinge, 28/12/1855 - ✝ Brugge, 21/08/1932
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioAuguste Joseph De Ruytter werd geboren in Leffinge op 28 december 1855. Hij was de zoon van Hubert De Ruytter en Catharina Van Besien. Hij was een klasgenoot van René Adriaens in de derde Latijnse van het kleinseminarie van Roeselare. Hij studeerde geneeskunde in Leuven en woonde er in 1876 in de Vissersstraat, nr. 3. Hij werd geneesheer en trouwde op 10 mei 1883 in Torhout met Marie Caroline Van Langermeersch (Brugge, 11 mei 1849 – Brugge, 25 mei 1935). Auguste De Ruytter overleed in Brugge op 21 augustus 1932.
Relatie tot Gezellestudentenbeweging
BronnenGeneanet; Lieve Gevers, Bewogen Jeugd, Leuven, 1987, p.70
NaamMoulaert, Theophile Louis Bernaert
Datums° Brugge, 23/10/1844 - ✝ Woodfordbridge, 11/01/1916
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor-deken; principaal
VerblijfplaatsEngeland
BioTheophile Moulaert werd geboren op 23 oktober 1844 in Brugge, als zoon van suikerbakker Joannes Moulaert en Marie Van Maele. Na zijn priesterwijding op 19 december 1868 startte hij zijn loopbaan op 25 september 1869 als leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. In 1878 werd hij onderpastoor aan de Sint-Pieters- en Pauwelskerk te Oostende, en vanaf 11 mei 1882 was hij principaal van het college in Moeskroen. Op 17 juli 1895 volgde zijn benoeming tot pastoor-deken van de Sint-Niklaaskerk in Diksmuide. Tijdens het bombardement op Diksmuide en de verwoesting van de kerk in oktober 1914 week hij uit naar Engeland. Hij nam 38 ouderloze kinderen mee in zijn zorg. Theophile Moulaert overleed op 11 januari 1916 in Woodfordbridge.
Links[odis]
NaamDierick, Alberick Adolphe
Datums° Izegem, 09/04/1852 - ✝ Bissegem, 08/12/1918
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; directeur; leraar; onderpastoor; pastoor
BioAlberik Dierick werd geboren in Izegem op 9 april 1852 als zoon van Eduardus Dierick, schoenmaker en winkelier, en Maria Delobelle. Op 23 mei 1876 begon hij als leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. Enkele maanden later, op 23 december 1876, werd hij in Brugge tot priester gewijd door bisschop Faict. Op 30 december 1882 werd hij benoemd tot bestuurder van de katholieke jongensschool van Moeskroen. Daarna volgden benoemingen als onderpastoor: op 13 november 1888 in Lichtervelde aan de Sint-Jacobskerk, en op 3 januari 1895 in Brugge aan dezelfde kerk. Op 26 oktober 1900 werd hij pastoor van de Sint-Pieterskerk in Kaster, en op 25 september 1908 pastoor van de Sint-Omaarskerk in Bissegem. Alberik Dierick overleed op 8 december 1918 in Bissegem, waar hij als pastoor actief was gebleven tot aan zijn dood.
Links[odis]

Naam - plaats

NaamLeuven
GemeenteLeuven

Naam - instituut/vereniging

NaamUniversiteit Leuven
BeschrijvingDe Universiteit van Leuven werd gesticht in 1425 en opgeheven in 1797. Na een onderbreking werd ze heringericht vanaf 1834. Gezelle had er talrijke contacten zowel onder de professoren als bij de studenten. In 1887 werd hij Doctor honoris causa van de Leuvense universiteit.
Datering1425
Links[wikipedia]
Naamkleinseminarie Roeselare
BeschrijvingHet klein seminarie werd opgericht onder het Frans bewind en herstartte officieel in 1830 als bisschoppelijk college. In 1846 werden de Latijnse klassen aangevuld met een handelsafdeling Saint-Michel, waaraan ook een lagere basisschool verbonden was. Dit Sint-Michielsinstituut fungeerde als een voorbereiding op de humaniora. Het klein seminarie trok heel wat katholieke leerlingen uit Engeland en Ierland aan. In 1849 werd hiervoor een aparte Engelse afdeling opgericht. Vanaf hetzelfde jaar werd ook een filosofieafdeling ingericht als voorbereiding op de priesteropleiding. Gezelle volgde er secundair onderwijs van 1 oktober 1846 tot 19 augustus 1850. Vanaf 21 maart 1854 tot 21 augustus 1860 kwam hij er terug als leerkracht. Zijn eerste drie bundels waren nauw verbonden met deze periode. Ook nadien hield hij een intens contact met zijn oud-leerlingen.
Datering1830
Links[odis], [wikipedia]
NaamMet Tijd en Vlijt
BeschrijvingHet Leuvense Nederduytsch Tael- en Letterlievend Genootschap Met Tijd en Vlijt is het oudste literair-cultureel studentengenootschap in Vlaanderen, gesticht door Emmanuel van Straelen in 1836. De voorzitter was steeds een hoogleraar. Van bij het begin waren het illustere namen als J.B. David (1838), Pieter Willems (1866) en Paul Alberdingk-Thijm (1898). Actieve leden waren o.m. Eugeen van Oye, Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Het genootschap telde aanvankelijk drie afdelingen, nl. voor letterkunde, voor geschiedenis en voor wetenschappen, vanaf 1866 aangevuld met een ‘redekundige’ afdeling voor het gesproken woord. In de beginjaren steunde het genootschap tal van Vlaamse initiatieven en kwam het op voor het gebruik van het Nederlands in onderwijs, bestuur en gerecht. Door een meningsverschil tussen Willems en Alberdingk-Thijm kwam er rond 1876-77, na de oprichting van het Davidsfonds in 1875 als antwoord op het liberale Willemsfonds, ook verdeeldheid bij de studenten, waarbij Rodenbach en de West-Vlamingen de kant van Thijm kozen, maar de meerderheid van de studenten, onder wie Pol de Mont, de kant van Pieter Willems, die overigens na 1878 Thijm als voorzitter van het Davifdsfonds opvolgde. Na 1900 spitste Met Tijd en Vlijt zich opnieuw toe op wat het oorspronkelijk was: een taal- en letterlievend genootschap, maar geleidelijk aan verloor het zijn aantrekkingskracht bij de brede studentenpopulatie en bleven vooral germanisten over. In 1937 werd het 100-jarig bestaan nog feestelijk gevierd, met o.m. eredoctoraten voor Streuvels, Verschaeve en Van Duinkerken, maar tijdens en onmiddellijk na de tweede wereldoorlog was zijn letterkundige en Vlaamse rol uitgespeeld.
Datering20/10/1836-1945

Titel15/11/1876, Leuven, René Frans Adriaens aan [Hugo Verriest]
EditeurKarel Platteau; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKarel Platteau; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen, Adriaens René Frans aan Verriest Hugo, Leuven (Leuven), 15/11/1876 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderAdriaens, René Frans
Ontvanger[Verriest, Hugo]
Verzendingsdatum15/11/1876
VerzendingsplaatsLeuven (Leuven)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de brieftekst; stuk uit wetenschappelijk archief van Robert Lagrain GGA magazijn 2, map 9.
Fysieke bijzonderheden
Drager papiersoort: 5 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID GezellearchiefAanw. 144
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|25143
Geschiedenis 2014: Schenking erven Robert Lagrain
Inhoud
Incipit'K hebbe gewacht van U te schrijven tot
Samenvatting studentenleven aan de hoge school; Albrecht Rodenbach; Tijd en Vlijt
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.